Vandaag is het 35 jaar geleden dat Yvan Desloover van Waregem met een wilde tackle een einde maakte aan de carrière van de Spaans-Belgische voetballer Juan Lozano, die toen bij Anderlecht speelde. Ik heb het toen nog niets vermoedende slachtoffer destijds nog geïnterviewd voor De Rode Vaan, meer bepaald voor de rubriek “aan het lijntje”…
In 1985 stond Europalia in het teken van Spanje. Op 24 oktober hebben we er met De Rode Vaan een speciaal nummer aan gewijd. Daarin spraken we met Spaanse immigranten. Een goed idee. Maar waarom ook niet eens met een BEROEMDE Spaanse immigrant gesproken ? Juan Lozano dus, stervoetballer eerst bij Beerschot (zijn Belgische thuishaven), daarna bij de Amerikaanse Washington Diplomats, dan terug naar België, bij Anderlecht, daarna naar Spanje (Real Madrid) en op dat ogenblik opnieuw bij Anderlecht. Weer in de clinch met trainer Van Himst hadden we bijna geschreven, want aan Lozano gaat een nogal kwalijke reputatie vooraf. We doen het echter NIET, want ondanks waarschuwingen van collega’s (« Lozano ? Die IS niet te spreken, jongen ! »), belt de superstar ons zélf op, nadat we een bericht hebben achtergelaten in zijn stamkroeg en uitgerekend op het moment dat we zelf in onze stamkroeg zitten. Gelukkig was er nog onze secretaresse die nu al een week lang het linkeroor niet heeft gewassen waartegen ze de hoorn heeft gedrukt waardoor de jonge god tot haar heeft gesproken.
Voor ons echter geen plaats voor romantiek, wij willen meteen weten hoe oud Juan was toen hij naar België is gekomen en of dat problemen met zich meebracht.
Juan Lozano : Ik was tien jaar en in het begin was dat dan natuurlijk niet gemakkelijk, hé, door de taal, maar als kind gaat alles veel vlotter, je beseft alles nog niet goed en op die manier viel het nogal mee. Van zodra ik mijn vriendjes hier een beetje kon verstaan, was er al geen enkel probleem meer.
— Ben je onmiddellijk beginnen voetballen ?
J.L. : Ja, ik had in Spanje natuurlijk reeds met vrienden gevoetbald, maar daar ben ik nooit aangesloten geweest. Maar hier in Antwerpen ben ik bijna onmiddellijk bij Beerschot gegaan.
— En onmiddellijk ook als talent erkend ?
J.L. : Jaja, al na de eerste training.
– Heeft dat ertoe bijgedragen dat je zo gemakkelijk werd aanvaard of gaf dat eerder aanleiding tot jaloezie?
J.L. : Als kind bestaat dat nog niet, hé. Later, zo van bij de UEFA-juniors dan kan dat eventueel beginnen, maar ik persoonlijk heb nooit iets in die zin ondervonden.
— Je bent op zeventien jaar in het eerste elftal terecht gekomen, dat is voor iedere jongeling nogal een belangrijke leeftijd : uitgaan, eerste liefjes… Ging dat allemaal goed ? Was je toen al volledig geïntegreerd ?
J.L. : Geen enkel probleem. Ik was hier naar school geweest, ik sprak dus al vlot Nederlands. Die leeftijd is misschien wel voor iedereen een beetje moeilijk, maar bij mij ging voetbal voor alles. Dát was eigenlijk mijn probleem. Ik ging b.v. niet uit. Men kon mij dan ook niet de toegang weigeren in een dancing of een café of zo. Toen ik dat wél ben beginnen doen, was ik al bekend en mocht ik overal binnen, zelfs in jeansbroek of met sportpantoffels in privé-dancings. Bij mezelf denk ik dan wel eens, dat is verdikke toch wel erg, tenslotte ben ik ook een Spanjaard en omdat ik Lozano heet, mag ik dan binnen, terwijl landgenoten van mij niet binnen mogen, ook al hebben ze misschien twintig duizend frank op zak om op te doen.
— Je laat jezelf nu ontvallen : ik ben een Spanjaard. Bén jij nog wel een Spanjaard of ben je een Belg ?
J.L. : Neenee, ik ben een Spanjaard.
— En die flirt met de Rode Duivels dan ? (*)
J.L. : Ach, op dat moment dacht ik aan mijn voetballoopbaan, hé. Ze hebben het me zelf gevraagd om aan het wereldkampioenschap in Spanje te kunnen deelnemen en elke voetballer speelt toch om steeds hogerop te geraken, nietwaar ? Die ambitie die is er en de wereldbeker is zowat het maximum wat je uit je loopbaan kan halen. Bovendien had ik eerst contact opgenomen met Spanje, maar daar heb ik niks van gehoord. Pas dan heb ik mijn ja-woord gegeven. Maar hoe dan ook, mijn bloed kan niemand veranderen ! Ik had dan misschien wel een Belgisch paspoort gekregen, maar ik was uiteraard Spanjaard gebleven.
— Je vertrekt dan naar Real Madrid en ondanks al je capaciteiten wil het daar niet lukken. Toch aanpassingsproblemen ?
J.L. : ’t Is te zeggen, ik ben een Spanjaard maar dan wel met een Antwerpse mentaliteit. Desondanks heeft dat er maar weinig mee te maken. Het falen ligt vooral aan de kwetsuren die ik heb gehad en het meningsverschil met de trainer. Als ge met uw baas niet goed overeenkomt dan weet gij ook wat er gebeurt, hé ?
— Is uw familie hier ?
J.L. : Alleen mijn broer. Mijn ouders zijn nu reeds een jaar of acht terug naar Spanje en ik ben dat nu stilaan wel gewend geraakt. Ik voel me hier helemaal thuis, echt waar.
Slechts enkele jaren later (in 1987) kwam aan de carrière van Lozano een vroegtijdig einde door een doodschop van Yvan Desloover. Toen Marcin Wasilewski op 30 augustus 2009 op een zelfde manier door Axel Witsel van het veld werd geschopt, heeft Luk De Ranter van de Gazet van Antwerpen de zaak nog even opgerakeld.
– Wat ging er als eerste door je heen toen je Witsel het been van Wasilewski zag breken?
J.L.: De film van 22 jaar geleden werd meteen opgestart. Ik herinnerde me vooral de pijn die ik toen had. Onbeschrijflijk was dat, niet te verdragen. Ik wist dus meteen wat Wasilewski voelde.
– Wilde je Wasilewski gaan bezoeken?
J.L.: Even heb ik eraan gedacht dat te doen. Maar ik ken die jongen niet. Bovendien, wat moest ik hem zeggen? Toch niet dat ik ook als speler van Anderlecht hetzelfde heb meegemakt en dat ik nadien nooit meer op niveau heb gevoetbald?
– Wasilewski heeft Witsel voorlopig nog niet willen zien?
J.L.: Desloover is destijds wel bij mij op bezoek geweest. Ik had er niet echt een boodschap aan. Trouwens, ik verstond geen woord van wat hij zei (lacht). Wat sprak hij? West-Vlaams of zoiets. Ik ben zeker geen haatdragende persoon. Ik relativeer veel, lach alles een beetje weg, maar Desloover, en dan vooral zijn actie, is wel heel bepalend geweest in mijn leven. Ik heb hem nadien nooit meer teruggezien. Ik weet ook niet hoe ik zou reageren als ik hem tegenkwam. Misschien geef ik hem een hand, misschien ook niet. Het zal ervan afhangen hoe ik me die dag voel (lacht).
– Wasilewski wil van Witsel een schadevergoeding.
J.L.: Terecht, dat wilde ik destijds van Desloover ook. Ik hoop alleen dat Anderlecht de speler meer steunt dan mij destijds. Da’s wel een van de grootste ontgoochelingen die ik bij Anderlecht kende.
– Straks zit jij weer op de tribune bij Real (Lozano speelde er tussen 1983 en 1985, red.).
J.L.: Ik probeer per seizoen een keer of zes te gaan kijken. Bij Real is er altijd plaats voor hun vroegere spelers. In Spanje is er heel veel respect voor oud-voetballers. Heel anders dan in België is dat. (…) Weet je wat het probleem is? De voetballers van nu, dat zijn The Beatles van vroeger. Ik bedoel daarmee dat ze haast worden aanbeden. Daardoor verliezen ze zich in eigen lof. (…) Maar ik hoef niet voortdurend uitgenodigd te worden. Zo af en toe volstaat (bulderlach).
Ronny De Schepper
(*) Vandaar dat ik als illustratie voor dat fameuze prentje van Panini heb gekozen dat eigenlijk een beetje voorbarig was: Lozano als Rode Duivel heeft nooit bestaan!
Referenties
Luk De Ranter, “Voetballers nu? Dat is zoals The Beatles vroeger”, Gazet van Antwerpen, 26/9/2009.
Jan Draad, Juan Lozano aan het lijntje, De Rode Vaan, 24 oktober 1985.