Het zal morgen al 135 jaar geleden zijn dat in de Scala van Milaan de opera “Otello” van Giuseppe Verdi in première ging.

Na de triomfen die de opera « Aïda » overal ter wereld te beurt viel, was de muzikale wereld de mening toegedaan dat het opera-oeuvre van de zestigjarige Giuseppe Verdi nu wel voltrokken was. Gedurende een periode van 16 jaar schreef hij nog enkel een strijkkwartet in e klein (1873), en in 1874 ontstond zijn Requiem ter nagedachtenis van zijn vriend en dichter Alessandro Manzoni. Met deze compositie scheen Verdi voorgoed een punt te hebben gezet achter zijn compositorische carrière. Toen een oude vriendin van hem de vraag stelde of hij de wereld niet nog één meesterwerk kon schenken, luidde zijn antwoord dat zijn rekening vereffend was.
Verdi trok zich terug op zijn landgoed te Sant’Agata: « Ik ben als een boer geboren en dat blijf ik ook, ik heb frisse lucht nodig en de volle vrijheid in alles wat ik doe ». Maar op een avond in juni 1879 toen hij zijn Requiem dirigeerde, ontmoette hij zijn uitgever Ricordi, die hem in contact bracht met de tekstdichter en componist Arrigo Boïto. De eerste plannen werden gesmeed om Shakespeare’s drama Othello tot een opera te vormen, hoewel Verdi zich aanvankelijk sterk verzette. Geleidelijk aan geraakte hij gefascineerd door de karakters van de personages (vooral dat van Jago).
Gedurende zes jaar werkten Boïto en Verdi intensief aan de opera, en op 5 februari 1889 vond de première plaats in de Scala van Milaan o.l.v. de beroemde dirigent Franco Faccio. De grootste muziekcritici uit alle cultuurlanden van de wereld woonden deze wereldcreatie bij, een creatie die voor hen een artistieke sensatie betekende.
Boïto hield zich trouw aan het stramien van het drama van Shakespeare, maar kortte sommige scènes in omwille van het feit dat gezongen tekst meer tijd in beslag neemt dan gesproken woord. Verdi op zijn beurt toonde zich op het hoogtepunt van zijn compositorisch kunnen. Met grote soepelheid werkte hij het drama uit tot een muziekdramatisch meesterwerk. De intensiteit van zijn muziek ondersteunt of versterkt zelfs de psychologische interactie tussen de verschillende personages. Hierbij treedt het orkest als een zeer belangrijk element op de voorgrond. Tegenover zijn vroegere opera’s krijgt het orkest thans een zelfstandige rol toegewezen. Het verliest zijn meestal louter begeleidende functie om, door de ontplooiing van een eigen leven, tot drager van de handeling uit te groeien. Door het dramatisch en psychologisch verloop werd ook het principe van de nummerstructuur verlaten ten gunste van een doorgecomponeerde opera, wat de dramatische opbouw en continuïteit uiteraard sterk ten goede komt. Kortom, op meesterlijke wijze is Verdi erin geslaagd een volmaakte verbinding tot stand te brengen tussen zijn muziek en de geest van het Shakespeare-drama.
Bij nazicht van onze documentatie waren wij verwonderd vast te stellen dat het al achttien jaar geleden was dat wij Otello nog te Antwerpen hoorden. De bezetting is er sindsdien helemaal niet op vooruit gegaan. Nick Dumont is een forse Otello, maar daar houden zijn verdiensten ook mee op. Jan Stroobants was een sympathieke en zachtaardige Jago, juist het tegenovergestelde van hetgeen van deze demonische figuur mag verwacht worden en Erika Pauwels bekoorde ook maar gedeeltelijk als Desdemona. Kleinere rollen werden verdienstelijk gehouden door Julien de Resky, Willy van Hese, Herman Bekaert en Maria Verhaert. Frits Celis dirigeerde met brio. Aan innerlijke spanning en grote adem mankeerde het beslist niet. De enscenering van Eddy Verbruggen kende enkele gelukkige vondsten en ook de decorbouw van Fokke Braaksma was geslaagd.

Willy Maijeur in De Rode Vaan (1980)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.