Het is vandaag al vijftien jaar geleden dat Hugo Van den Enden is overleden. Hij was hoogleraar moraalwetenschap en bio-ethiek aan de Gentse universiteit en geldt samen met zijn collega professor Etienne Vermeersch als de wegbereider van de abortuswet en de euthanasiewet in België.
Voor mij is dit een aanleiding om mij nog eens te verdiepen in de problematiek van “waardig sterven”. Daarom kan men hieronder terecht voor een interview met twee vertegenwoordigers van deze vzw, die overigens zelf ondertussen reeds gestorven zijn. Het betreft namelijk professor Hugo Van den Enden (1938-2007) en cineast Frans Buyens (1924-2004), met wie ik ging spreken n.a.v. diens film “Zij is minder dood dan de anderen”.
Hugo Van den Enden gaf zich in de RUG-persinformatie op als gesprekspartner over “euthanasie”, Frans zei in het radioprogramma “Het Vermoeden” dat hij dit woord niet wilde gebruiken. Is dit nu gewoon gehakketak over termen of is er dan toch een verschil in benadering?
Frans Buyens: Ik denk niet dat er een verschil is in benadering. Ik vermijd alleen systematisch het woord ‘euthanasie’, alhoewel het net hetzelfde betekent als ‘waardig sterven’. In discussies met mensen die het probleem kennen, speelt dat dus uiteraard geen rol, maar ik vermijd het in het openbaar omdat het gevoelsgeladen is, omdat er van het woord wel eens misbruik wordt gemaakt.
Hugo Van Den Enden: Dat is begrijpelijk. Het verdient misschien aanbeveling om de term euthanasie zo weinig mogelijk te gebruiken en dat om twee redenen. Ten eerste omdat sinds 1941 vooral door de nazi’s die term schandelijk misbruikt is om er een vorm van genocide mee aan te duiden of de systematische moord op mindervalide mensen, wat uiteraard in onze betekenis met euthanasie niets te maken heeft, maar wat gewoon vulgaire politieke moord is op fascistische basis. Ten tweede omdat ook nu euthanasie vaak gebruikt wordt, zelfs in de medische sector, voor die handelingen van medici of paramedici om het leven van een patiënt te verkorten zonder dat die patiënt daar zelf nadrukkelijk lucied mondeling en schriftelijk heeft om verzocht. En omdat er eigenaardig genoeg een neiging bestaat om dat onder bepaalde omstandigheden aanvaardbaar te vinden. Nu, het verkorten van het leven, dus het doden van een mens, die daar niet in een codicil (een levenstestament) nadrukkelijk en volgehouden om verzoekt, is moord en moet altijd moord blijven. Euthanasie wordt dus vaak gebruikt in de betekenis van ‘doden uit erbarmen’, alhoewel wij daar scherp tegen zijn, moeten we toch voorzichtig zijn bij het gebruik van die term. Voor ons betekent euthanasie dan wel uitsluitend de vrijwillige euthanasie, d.w.z. het actief verkorten van het stervensproces van iemand die ongeneeslijk ziek is en die aftakelt op een manier die met zijn eigen gevoel voor waardigheid niet langer overeenkomt en die bij volle verstand en volledig geïnformeerd over zijn toestand, volledig geïnformeerd over de mogelijkheden van behandeling en volgehouden, dat wil zeggen doorheen verschillende gemoedstoestanden, de wil te kennen geeft waardig te sterven. Waar het eigenlijk om gaat zowel bij RWS als bij de Euthanasievereniging in het algemeen (ik ben ook vaak woordvoerder voor de Europese koepel van de Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie), dat is zeker niet de dood. De dood is iets dat ons niet interesseert. De dood is misschien voor religieuze mensen van belang, maar verder is de dood niets. Dat is het niet-zijn. Daar weten we niets van en dat is oninteressant. Het gaat er wel over dat mensen mondig moeten worden en als mondig mens de laatste fase van ons leven, het sterven, ingaan. Maar als we sterven, leven we nog! En we moeten er dan voor zorgen dat we daarvan zelf de regie in handen kunnen nemen. Vroeger zei men wel eens over abortus: “baas in eigen buik” en dat was niet helemaal waar, want het was een ander wezen, maar hier kun je duidelijk stellen dat we “baas in eigen sterven” moeten worden. Ik moet kunnen bepalen hoe, waar, wanneer, in welke omstandigheden ik zou willen sterven indien dat technisch mogelijk is. Dit is een strijd voor burgerrechten of voor mensenrechten eigenlijk. Tegen het gesol met ons door een medische wereld, die dat vaak met de beste bedoelingen doet, want die is er nu eenmaal om te verzorgen en die denkt vaak dat men dat eindeloos moet blijven doen. Maar op die manier word je vaak in een pletmolen van behandelingen betrokken, die je helemaal niet meer wil, die voor jou geen nut meer hebben, die geen kwaliteit meer toevoegen aan je leven. Als ik nu liever thuis met mijn eigen kat en mijn eigen bloempot en mijn eigen gordijnen wil sterven i.p.v. in een witte, abstracte apparatuurkamer, dan is dat erg belangrijk. De laatste dagen van ons leven zijn wellicht de belangrijkste. Je moet het zo zien: je kunt op drie manieren uit het leven stappen. Ofwel door abrupt dood te vallen en dan is er géén probleem. Ofwel door wat ik de moderne vorm van creperen noem. Dat is tergend langzaam, langer dan nodig, liggen sterven op een manier die je zelf afwijst, maar die je aangedaan wordt. Ofwel kan je waardig sterven, zo, op die plaats, op die manier, op dat moment waar ikzelf inspraak in heb. Uiteraard op basis van gesprekken met je partner, met je familie, met je vrienden, kortom met je ‘naasten’, om een christelijke term te gebruiken. Ook praten met het medisch personeel, met het verplegend personeel, voor mijn part met een pastor of moreel consulent, iedereen zoekt dat maar voor zichzelf uit. Maar in het beslissingsproces heb je uiteindelijk zelfbeschikkingsrecht om dat stadhuiswoord nu maar eens te gebruiken. De mondige mens moet opkomen voor de waardigheid van zijn eigen levenseinde. Men vindt het wel perfect normaal dat ikzelf beslis met welke partner ik huw of niet, wanneer ik kinderen verwek en hoeveel, hoe ik die kinderen opvoed enz. Daarbij drukt men steeds op onze eigen verantwoordelijkheid. Daarbij legt men er steeds de nadruk op dat we dat niet aan anderen of aan het toeval mogen overlaten. Maar hetzelfde geldt toch voor ons sterven? Helaas krijgen velen van ons de kans daartoe niet. Ze komen abrupt om of ze sterven op een manier waarbij anderen zich van hen hebben meester gemaakt vooraleer ze zelf een woord konden inbrengen, als ze b.v. licht dementerend zijn. Daarom zeggen wij: doe dat op tijd. Doe dat op een moment waarop je nog kunt nadenken, waarop je nog kunt beslissen. Schrijf je wil op papier. Laat je levenstestament kennen aan een vereniging, aan je huisarts, aan je levenspartner. Zorg dat je iets doet voor een situatie waarin je mentaal zou degraderen.
– Maar ook dan moet de uiteindelijke beslissing door iemand anders worden genomen. Ik ben blij dat je het odium over de term euthanasie hebt weggenomen, maar tegelijk verhinder je daarmee wel dat mensen die verzuimd hebben zo’n wil kenbaar te maken, dat anderen in hun plaats zouden beslissen: nu is het welletjes geweest…
Hugo Van den Enden: Inderdaad, als er geen wil is te kennen gegeven, dan mag het medisch personeel die beslissing nooit nemen. Dat is tragisch, maar we kunnen niet toestaan dat dit wél zou gebeuren. Want als je dat toestaat, dan zit je op een hellend vlak. Het is nooit de dokter, nooit de verpleegster, nooit de non, nooit de schoondochter die te beslissen heeft of jouw leven zoals je daar ligt nog levenswaard is. M.a.w. indien er geen levenstestament is, dan moet de medische en paramedische wereld zich absoluut beperken tot pijnstilling. Maar ik wil hier nog eens heel hard roepen dat het feit dat iemand aan het dementeren of aan het aftakelen is, voor een verpleegster of een arts nooit, maar dan ook nooit, een reden kan zijn om de beslissing te nemen “dat moet hier wat ingekort worden”. Dat is voor ons moord en zelfs moord met verzwarende omstandigheden, omdat het gebeurt op iemand die ontwetend is en die zich niet kan verdedigen. Want als je die beslissing bij de arts zou leggen dan heb je nù een arts die zegt: “Deze patiënt is zwaar aan het dementeren, het is beter die een spuitje te geven.” Maar morgen heb je al een arts die zegt: “Deze patiënt zal later zwaar dementeren, laten we die dus nu maar al een spuitje geven.” En op die manier kom je bij Hitler terecht, bij hele bevolkingscategorieën waarvan men zegt dat het “Lebensunwertes Leben” is, leven dat niet waard is geleefd te worden. Wanneer integendeel iemand zijn wil op waardig sterven wel te kennen heeft gegeven, dan is het bij alle Europese verenigingen gebruikelijk dat men die wil jaarlijks bevestigt of wijzigt. Dat wil m.a.w. zeggen dat de wil die in dat levenstestament te kennen wordt gegeven, nooit ouder kan zijn dan 364 dagen. Hij is dus altijd recent. Wanneer men dan de wil van desbetreffende persoon in de praktijk omzet, dan zijn het niet anderen die beslissen, maar dan zijn het anderen die respect opbrengen voor wat de patiënt, de mens, de burger, zelf heeft beslist.
– En wat met coma-patiënten?
Hugo Van den Enden: Dat is juist de enige uitzondering die je kunt maken, omdat op dat moment de patiënt in alle psychologische betekenissen van het woord reeds dood is. Ik heb het dan wel over onherstelbaar comateuze patiënten zoals het geval Karen Quinlan in de Verenigde Staten of Ineke Stienissen in Nederland, die veertien of vijftien jaar in een psychisch dode toestand aan de apparatuur worden gehouden. Dit is een manifeste absurditeit. Hier gaat het niet om het doden van een patiënt, maar wel om het afkoppelen van een patiënt die enkel nog vegetatief mens is. In de toekomst zal het waarschijnlijk mogelijk zijn om mensen die psychisch dood zijn voor 100.000 jaar aan apparatuur te koppelen. Dat is dus een intrinsieke absurditeit. Maar mensen die nog mentale functies hebben, hoe beperkt ook. Die nog lust en onlust kunnen ervaren, die nog een deuntje horen, die nog op affectie reageren, op een handdruk of een zoen, dat zijn menselijke wezens die je moet respecteren. Niemand heeft het recht die uit te schakelen.
– Wie natuurlijk ook onmogelijk een lidmaatschap van RWS kan aanvragen zijn pasgeborenen. Wat nu als die zeer zwaar gehandicapt zijn en de ouders het eigenlijk niet verantwoord vinden dat kind groot te brengen?
Hugo Van den Enden: Ik zal zeer precies zijn en wel op de volgende manier. Ik weiger in dit interview op die vraag te antwoorden. Waarom? Omdat ik juist wil duidelijk maken dat dit een enorm ingewikkeld vraagstuk is dat ethisch niets te maken heeft met euthanasie. Het is dus een heel ander vraagstuk en daar wil ik dan ook in een ander interview op antwoorden. De vraag: wat mogen wij, gevestigd leven, doen met nieuw aantredend leven dat zwaar defect is, is een ethisch zeer moeilijk vraagstuk dat behandeld moet worden in een artikel naast dat over euthanasie, maar niet in een artikel over euthanasie. Het is een totaal verschillend vraagstuk en het is simpel in te zien waarom. Ik zei het al: bij euthanasie gaat het om burgerrechten, patiëntenrechten, het recht van de mondige mens op zelfbeschikking. Nu, de pasgeborenen die zware mentale of fysische defecten hebben, dat is een probleem dat niet kàn vallen onder het zelfbeschikkingsrecht. Ik wil daar dus best over discussiëren, maar niet in het kader van een gesprek over euthanasie.
– Bedoelt u dat het b.v. wel in een gesprek over abortus zou kunnen?
Hugo Van den Enden: Je zou het samen met het abortusprobleem kunnen behandelen, inderdaad, omdat het over de vraag gaat wat gevestigd leven mag doen met nieuw aantredend leven dat nog niet gepersonaliseerd is. Met nieuw leven in wording dat zou kunnen uitgroeien tot een menselijk persoon, maar het vermoedelijk niet zal doen als het om heel zware defecten gaat. De vraag wat men dus met aantredend leven op weg naar personalisering maar zonder kans tot voldoende volwaardige personalisering mag of moet doen, is een discussie van het grootste gewicht, maar ze heeft niets te maken met een discussie over euthanasie.
Niet erg consequent met zichzelf antwoordde prof.Van den Enden wél op deze vraag in het radioprogramma “Voor de dag” n.a.v. een wetsvoorstel in Nederland (december 1993). Daar hij op de koop toe zei dat kinderen die geboren worden met een ongeneeslijke ziekte, zoals mongooltjes, niet in leven moeten worden gehouden, haalde hij zich bovendien de woede van de Vlaamse minister voor Gezondheidsinstellingen, Wivina Demeester, op de hals. ’s Anderendaags verontschuldigde Van den Enden zich reeds openlijk. Hij zei dat hij even erg van zijn woorden geschrokken was als Wivina en dat het allemaal aan tijdsgebrek was te wijten. Maar goed, we gaan verder…
– In Canada kreeg een totaal verlamd meisje onlangs de toelating om het beademingsapparaat uit te schakelen. Ze had daarvoor reeds tweemaal een zelfmoordpoging ondernomen door te weigeren te eten. Toch protesteerden gehandicaptenverenigingen tegen de beslissing van het opperste gerechtshof en vroegen het meisje het apparaat niet uit te schakelen…
Hugo Van den Enden: Het is niet de eerste keer dat gehandicaptenverenigingen zo reageren. Ik begrijp best, en let op mijn woorden, hun totaal verkeerde en misplaatste reactie. Ik begrijp het omdat die gehandicaptenverenigingen bang zijn dat de idee zelf dat een bepaald menselijk leven mag verkort of uitgeschakeld worden, maar dan wel wanneer iemand daar heel uitdrukkelijk zelf om verzoekt en in Canada is dat dus het geval, dat zij begrijpelijkerwijs bang zijn dat de maatschappij dat onderscheid niet zorgvuldig zal maken tussen vrijwillig en onvrijwillig. Dat er dus steeds vlotter een mentaliteit zou kunnen ontstaan van uitschakelen, verwaarlozen, verzuimen enz., zodat de gehandicaptenzorg in het gedrang zou kunnen komen door een vlotte euthanasiepraktijk. Maar dat dus enkel door het misbegrijpen van wat euthanasie is. In het geval van dat meisje is het zelfs arrogant en dégoutant wat de gehandicaptenorganisaties doen. Het gaat hen immers letterlijk geen kloten aan wanneer een mondige patiënt wenst te sterven. Zij hebben het recht niet zich op te werpen tot woordvoerder van iemand die uit het leven wil stappen. De grap in Canada is eigenlijk dat men aan een rechtbank toelating vraagt, terwijl er helemaal geen toelating dient te worden gevraagd. Iedereen heeft het recht een eind aan zijn leven te stellen. Maar men maakt misbruik van het feit dat het een patiënt is die daar zelf eigenhandig niet meer toe in staat is en vanaf dat moment treedt er een weigering op van de buitenwereld en dan moet die patiënt via de rechtbank zijn recht op sterven proberen af te dwingen. Dat is op zich al schandalig genoeg. Ik wil er attent op maken dat de rechtbank beter die instanties zou veroordelen die strafbare feiten hebben gepleegd door iemand tegen zijn wil kunstmatig te voeden. Wanneer men mij behandelt tegen mijn wil in is dat in België in strijd met artikel 7 van de grondwet. Dat is een schending van de fysieke en psychische integriteit van de burger. En dat is in alle democratische landen zo. Maar men maakt misbruik van het zogenaamde noodargument, nl. wie lijdt of wie gebrekkig of ziek is is in gevaar en wie in gevaar is moet geholpen worden. Maar men vergeet daarbij te voegen dat dit naar de geest enkel maar kan gebeuren wanneer die persoon inderdaad die hulp wil. Het is evident dat ik na een ongeval op de weg lig dood te bloeden dat men dan redelijkerwijs mag aannemen dat dit geen vrije keuze van mij was en dat ik niet wil doodbloeden, zodat dit dient te worden gestopt. Maar van zodra komt vast te staan dat ik uit het leven wil stappen, wie is dan in godsnaam de paus, wie is de dokter, wie is mijn schoonmoeder, ja wie is de rechter om mij dat te verbieden? Zelfdoding is geen misdrijf. Iedereen mag het leven dat voor hem niet meer draaglijk is teruggeven. Sommige mensen verhinderen wij uit het leven te stappen. Namelijk bij gevangenen. Daar neemt men de tuigen weg, waarmee zij in hun cel zouden kunnen zelfmoord plegen. Idem voor psychiatrische patiënten. En tenslotte zijn er mensen die weerloos terminaal in hospitalen liggen. Dat zijn mensen die men letterlijk in de macht heeft. En die macht wordt gebruikt om hen te verhinderen uit het leven te stappen, ook wanneer zij dat lucied willen. Ik noem dat de ergerlijkste verkrachting van het zelfbeschikkingsrecht van een menselijke persoon, want het wordt met geweld gepleegd op mensen die geen enkel verweer hebben. Men denkt daar nooit over na en dat wordt nooit in de discussie betrokken, maar stel je voor dat ik word veroordeeld tot 25 jaar hechtenis. Als ik nu zelf vind dat ik aan uit het leven stappen de voorkeur geef boven 25 jaar in de cel gaan, is dat toch mijn volste recht, nee? Ik leg mezelf dan een zwaardere straf op dan de maatschappij dat deed en ik maak mezelf onschadelijk, ik ben ongevaarlijk voor die maatschappij. Toch tracht men in gevangenissen zelfdoding te verhinderen. Ik zou eens graag een argument willen horen van een minister, een criminoloog, van gelijk welke specialist, die mij van het ethisch goede recht kan overtuigen mensen te verbieden van uit het leven te stappen. Men is gewoon niet eerlijk. Want in de praktijk komt die weerstand gewoon vanuit de klerikale hoek. Want het enige argument dat denkbaar is, is dat er een kaste is, die zegt: dat mag niet van god. Wij weten wat god wil, wij zijn baas en ook als jij niet gelooft, dan zullen wij nog wel in jouw plaats uitmaken wat goed voor je is. Want enkel theocratie (god is baas en wij zijn zijn agenten) ofwel een waanzinnig fascisme of een waanzinnig stalinisme dat de staat tot baas maakt van mijn leven kan zoiets wettigen. In elke geciviliseerde, democratische samenleving staat het de burger vrij uit het leven te stappen. Niemand kan mij verplichten elk soort leven tot elke droesem, tot de bittere bodem te ledigen. Dat is gruwelijk sadisme. Men moet vooral naar de toekomst denken. Als de medische technologie mensen die nog meer ontluisterd zijn, die nog meer lijden, die nog meer gedegradeerd zijn, het sterven zal kunnen verhinderen, is het dan aan de medische kaste om te beslissen wanneer iemand uit het leven mag stappen? Of aan de clerus? In elk geval, als dat ooit het vooruitzicht wordt, dan pleeg ik met bekwame spoed zelfmoord om aan die hel te ontsnappen.
– U legt terecht de schuld bij de godsdienst, maar soms worden geneeskundige zorgen eveneens om religieuze redenen geweigerd en, geef toe, dan zijn wij, humanisten, de eersten om te zeggen: ja maar, die kinderen van Staphorst moeten ingeënt worden tegen polio!
Hugo Van den Enden: Natuurlijk! Dat is een mooi voorbeeld. Als getuigen van Jehovah vinden dat zij om de een of andere reden geen bloedtransfusie willen, dan is dat hùn zaak. Dat behoort tot mijn idee van het zelfbeschikkingsrecht van de mondige mens. Ik vind dat een idiote overtuiging, maar dat is hùn zaak. Maar iets anders is het, wanneer zij dat opleggen met betrekking tot hun kinderen. Daar ben ik het uiterààrd niet mee eens, want dat valt niet onder het zelfbeschikkingsrecht. Dat is in strijd met de plicht van onze gemeenschap om voor elke burger de normale gezondheidszorgen ter beschikking te stellen. En zolang die burger niet volwassen is, zolang hij dus onmondig is, is het onze plicht erover te waken dat hij die zorgen krijgt.
– Maar het stelt wel het probleem van die zo vaak door u aangehaalde “mondigheid”. Wanneer wordt men mondig? Voor mijn part worden sommige mensen nooit mondig…
Hugo Van den Enden: Ik zou daarop ontwijkend kunnen antwoorden, maar ik ga dat niet doen, men moet niet altijd rond de pot draaien. Ik vind dat je gewoonweg parallellismen kunt trekken met andere situaties. En het Nederlandse voorbeeld kan daarbij inspirerend werken. Tot de leeftijd van twaalf jaar zitten we bij ons in een systeem dat men moet aannemen dat de wil van de ouders beslissend is, dat men niet van een mondige zelfbeschikking kan spreken. Tussen twaalf en zestien is het zo dat de beslissing van de ouders prioritair is, tenzij een rechter tot de tegengestelde bevinding komt, dat het in het belang van de jongere is toch de wens van de jongere te volgen. Van zestien tot achttien is de wens van de betrokkene prioritair, maar dan kunnen de ouders nog verhaal halen bij de rechtbank. En vanaf achttien jaar kan dat niet meer en is de wil van de betrokkene de norm. Iedereen begint dan te roepen: en waarom precies die grens? Maar dat is natuurlijk in de wetgeving altijd zo. Denk aan het huwelijk, denk aan het verschil tussen jeugdrechtbank en strafrecht, je moet ergens een lijn trekken. Maar het is wel merkwaardig dat men die moeilijkheid altijd uitspeelt als het gaat over abortus of over euthanasie, maar nooit als het over het huwelijk gaat b.v. Ik vind het barbaars dat een meisje van vijftien mag huwen omdat ze zwanger is en dat dat ventje van zeventien mag huwen omdat hij dat meisje achter de tent van het circus heeft zwanger gemaakt. Toch maakt men daarover nooit moeilijkheden. Men doet dat alleen maar als het gaat over geladen ethische kwesties waarin, laten we het maar zeggen zoals het is, de eeuwige tegenstander in onze contreien de officiële kerk is. Bij ons is dat dus de rooms-katholieke kerk, in andere contreien zullen andere fundamentalismen wel een gelijkaardige rol spelen. We kunnen perfect zien dat het in de ex-protestantse landen een stuk makkelijker gaat om zogenaamd ethische kwesties te regelen dan in de ex-katholieke landen. Ik wil in dat verband nog een boutade weggooien: we leven in een land waar het twintig jaar heeft geduurd om de abortuskogel door de kerk te krijgen (en ik kies mijn woorden zeer goed) en waar het net geteld twintig seconden duurt om de wapenleveringen aan het Midden-Oosten door het parlement te krijgen. Hoeveel zijn er vermoord door het westen in Irak? 150.000 laten we zeggen. Is er daar een probleem over? Geen enkel. Maar als ik morgen als volwassen burger een eind aan mijn leven wil stellen omdat ik ondraaglijk lijd of omdat ik mijn leven helemaal ontluisterd voel, dan staan de media roodgloeiend en dan wordt de heiligheid van het leven en weet ik veel welke principes nog allemaal van stal gehaald. En eigenlijk gaat het dan niet eens over een gebrek aan eerbied voor het leven, maar het gaat juist over eerbied voor het leven, voor de waardigheid van dat leven. Maar dan worden principes van stal gehaald waar men zelfs electoraal uitverkoop mee houdt.
– Juist daarom. Als je zegt: “het is mijn volste recht om uit dit leven te stappen” of “men heeft niet het recht mij in leven te houden”, spreek je dan over moreel recht of wel degelijk ook over juridisch recht? Met andere woorden: welke juridische garanties krijg ik als ik inderdaad lid word van de vereniging RWS ?
Hugo Van den Enden: Het is een moreel recht én een juridisch recht. Enkel in Engeland is het nog zelfs tot in een vrij recent verleden een strafbaar feit geweest zelfmoord te plegen, wat grappigerwijs natuurlijk alleen maar kan worden bestraft als de poging is mislukt. Nee, zelfdoding is geen misdrijf. Het probleem is de hulp erbij door derden. Daar was in Nederland b.v. een gevangenisstraf van twaalf jaar voor voorzien, maar dat is nu politiek en gerechtelijk gewijzigd. Indien de arts euthanasie als euthanasie opgeeft en hij heeft voldaan aan een aantal voorwaarden en een dossier bijhoudt en zich principieel controleerbaar houdt voor het gerecht, wordt hem straffeloosheid gegarandeerd indien het om echte vrijwillige euthanasie gaat. In België zitten we helaas met het probleem dat geen enkele wet over euthanasie en hulp bij euthanasie spreekt. Iemand een dodelijke cocktail of injectie toedienen is een dodelijke handeling uitgevoerd met de bedoeling te doden. Dat betekent dus dat volgens ons strafwetboek, art.393 en 394, er sprake is van moord (**). Men ziet natuurlijk wel in dat het begrip “moord” naar de geest betekent: iemand van het leven beroven tegen diens wil en meestal om er zelf op de een of andere manier beter van te worden. Ofwel moet er dus een wetswijziging komen, waarbij duidelijk wordt gesteld dat de hulp gegeven door de arts op iemands uitdrukkelijk verzoek geen moord is. Ofwel moet men analoog naar de toestand in Nederland niet direct werken via een wetswijziging, omdat dat politiek moeilijk ligt, als je de abortuswetgeving in België hebt meegemaakt, dan weet je dat het zeker weer twintig jaar zou duren vooraleer er een euthanasiewet zou komen. In de praktijk kan men dus ook komen tot een wijziging van de rechtspraak. Neem b.v. de wet op de goede zeden. Als je dertig jaar geleden tegen een muur stond te plassen, dan was dat voldoende om vervolgd te worden wegens aanstoot aan de goede zeden. Welnu, elke zinnige substituut of prokureur voert dit nu niet meer uit, seponeert dat, er is een non-prosecutie, een niet-vervolging (***). Er bestaat wel geen garantie voor, maar het is een gegroeide norm. Wanneer ik iets onvriendelijks zeg of schrijf over Boudewijn wordt dat bij ons niet onmiddellijk als majesteitsschennis vervolgd. Op een analoge manier kan men nu zoals in Nederland tot een vervolgingsstop komen door te zeggen: dat wat formeel wel moord is, zullen we niet als moord vervolgen als aan die en die voorwaarde voldaan is. Dat betekent dat men in de rechtspraak de wet toepast naar de geest en niet meer naar de letter. In de kringen van euthanasieverenigingen is er discussie over welke weg nu dient gevolgd: wetswijziging of wijziging van de rechtspraak. Mijn mening is dat men op de twee moet spelen. Men moet uiteindelijk komen tot een wetswijziging, maar men moet politiek realistisch zijn en weten dat in landen met een christendemocratische dominantie dat zeer moeilijk is en men voorlopig moet werken op het niveau van wijziging van vervolging. We zouden dus eigenlijk een aantal precedenten moeten hebben van artsen die opkomen voor euthanasie, zoals in de tijd met de abortusbeweging. Er is er op het ogenblik één in Waals-Brabant, maar het is een beetje een ongelukkig voorbeeld, omdat de arts, vermoedelijk ter goeder trouw, tenminste die onzorgvuldigheid heeft begaan dat er geen schriftelijk bewijs was van het vrijwillige, volgehouden verzoek van de patiënt. Vandaar dat de vriendin van het zogenaamde slachtoffer klacht heeft ingediend. Het probleem is dat er hier een situatie ontstaat van woord tegen woord, aangezien men verzuimd heeft dat er een codicil aanwezig was. Wat dus nog eens het belang van het neerschrijven van de wil onderstreept.
– Terloops vermeldt u dat men maar van moord kan spreken als er ook een zeker belang is mee gemoeid. Maar maakt dat de zaken nu precies niet erg ingewikkeld? Want zowel in een huwelijksrelatie als in een relatie ouders-kinderen is er wel degelijk een belang in het spel en nochtans zijn het juist die personen die in aanmerking komen om hulp te verlenen als men aan zijn leven een einde wil maken?
Hugo Van den Enden: Eigenlijk niet. Dat wens ik toch nog eens te beklemtonen. De patiënt zelf beslist en normalerwijze is de arts geen erfgenaam, tenzij hij toevallig ook kind of echtgenoot is, maar dan zou hij in dat geval niet gerechtigd zijn de geneeskunde in die zin te beoefenen. Men moet immers juist verhinderen dat familieleden die eventueel een graantje kunnen meepikken een rol zouden te spelen hebben. Dat zijn juist de zwarte moordpraktijken die nu bestaan. En ik kies opzettelijk mijn woorden zo brutaal. Er wordt nu op verzoek van familieleden een eind gemaakt aan levens in hospitalen. “Dokter, moet dat hier nog lang duren?” En bepaalde dokters gaan daarop in, hé. “Ze zijn zacht ontslapen in de heer” heet dat dan achteraf. Neenee, ze zijn vermoord. En daarom zelfs niet eens omdat ze op de erfenis azen, hoor, maar omdat ze emotioneel tegen die toestand van lijden niet meer opkunnen of zo. Natuurlijk mag je er met hen wel over praten, maar als je voelt dat ze wat dat betreft bepaalde taboes hebben, dan ben je juist beter van er niet meer over te praten, zodat zij je beslissing niet meer kunnen tegenwerken. En een arts die vertrouwd is met euthanasie zal heel goed kunnen onderscheiden tussen derden die een bepaalde druk uitoefenen en derden die een constructieve rol spelen. Het gekke is dat de wolven in het bos beginnen te huilen tegen wat wij willen, maar dat over de bestaande praktijk, waarbij zonder gesprek, laat staan zonder toestemming, door artsen beslist wordt levens te verkorten, dat is taboe, daarover zwijgt men, terwijl iedereen weet dat dit op grote schaal bestaat. In het Nederlandse rapport dat als voorstudie op het politieke akkoord werd gemaakt vind je daar zelfs cijfers over. En je haren rijzen ten berge.
– Toch blijf ik erbij dat ingeval ik heb verzuimd zo’n testament te maken, dat ik in zo’n geval dan toch nog liever een spuitje zou krijgen, zelfs al zou het zijn omdat men op mijn erfenis zou azen…
Hugo Van den Enden: Maar het is juist om te verhinderen dat men op die manier met u zou omspringen dat u dat moet op papier schrijven. Je mag je niet laf gedragen, je moet je verantwoordelijkheid opnemen. Jij hebt niet het recht te zeggen: ik wens niets op papier te zetten, maar ik eis wel van jou, dokter, op een bepaald moment te beslissen of ik nog voort moet leven of niet. Je hebt het recht niet dat op een arts af te schuiven. En als je het dus niet doet, tant pis! Jij draagt de gevolgen. Wanneer men je dan niet uit je lijden verlost, dan heb je het aan jezelf te danken. Je moet klare wijn schenken. Je mag niet zeggen: loop naar de bliksem met je vereniging, want ik ben nog niet aan het sterven, ik wil daar dus nog niet aan denken. Terwijl ieder verstandig mens weet dat hij elk ogenblik kan doodgaan, in een ongeluk of weet ik veel. Zorg er dus voor dat je je wil te kennen geeft. Dat is juist waarop de media moeten wijzen. Eigenlijk zou het een soort democratische plicht moeten zijn van iedereen. Zelfs de analogie met de orgaantransplantatie is slecht. In België zegt men nu: ja, tenzij men anders beslist. In andere landen is het: nee, tenzij… Het is alle twee fout. Wat men bij wet moet verplichten is dat iedereen een beschikking moet opmaken vanaf achttien of vanaf zestien b.v. Dàt is democratisch, want men verplicht de mensen enkel tot mondigheid. Het is onzin te zeggen dat iedereen die geen schriftelijk bezwaar tegen orgaandonatie heeft ingediend dat die daarmee akkoord gaat. En het omgekeerde is evenmin waar. Het is gewoon dat de overheid het zich op die manier gemakkelijk maakt.
– Ik heb het er juridisch toch nog altijd een beetje moeilijk mee. Als ik nu in coma lig b.v. en ik heb inderdaad mijn wil schriftelijk kenbaar gemaakt, wie gaat dan uiteindelijk de knoop doorhakken?
Hugo Van den Enden: We zouden tot een wet moeten komen zoals in Duitsland, waarbij iemand gemandateerd wordt als uitvoerder van je wil.
– Maar dat gaat dan toch weer zo’n “belanghebbende” zijn?
Hugo Van den Enden: Nee, dat is iemand die door de betrokkene zelf is aangeduid en als jij je partner of je kinderen voldoende vertrouwt, dan kan je die natuurlijk wel kiezen. Maar bij ons heeft dat dus voorlopig enkel een morele waarde t.a.v. die artsen die op dat levenstestament worden geattendeerd en die bereid zijn binnen de marges van de wet (of misschien zelfs buiten de marges van de wet, dat is een ingewikkelde discussie) te handelen. Een strikt juridische kracht kan dat niet hebben aangezien het nog altijd door art.393 en 394 verboden is.
– Voilà!
Hugo Van den Enden: Niks voilà! Want in de praktijk is het veel simpeler, al maken sommige artsen het soms nodeloos ingewikkeld. Het geven van een dodelijke injectie is dus verboden, maar een dodelijke cocktail laten staan binnen de reikwijdte van de arm van de patiënt, dat is al wat ingewikkelder natuurlijk, want dat is geen dodelijke handeling. Dat is… Ja, wat is dat eigenlijk?
– Nalatigheid?
Hugo Van den Enden: Alleszins begint dan pas de discussie. Het is alleszins duidelijk dat de substituut die een arts die een dodelijke cocktail in de nabijheid van een patiënt heeft laten staan, voor de rechtbank zou sleuren met de beschuldiging van moord, dat die nog moet geboren worden. Want die maakt zich ridicuul, omdat de vrijspraak in zo’n geval evident is. Men zal dus al truuks moeten gebruiken om dat te correctionaliseren. Maar die maken van de rechtstaat al een flop, want men kan dat niet correctionaliseren, want voor mij is dat moord en dus een assisenzaak. En ik daag de parketten in België uit om voor een zorgvuldige euthanasiezaak een moordproces te beginnen. En het is nog simpeler: de medicaties die nodig zijn om een patiënt te helpen zijn dubbelzinnig, omdat het enerzijds pijnstillende medicaties zijn en anderzijds bij een bepaalde dosis lethaal (dodelijk), een patiënt kan ze deels zelf innemen enz. Daar is zoveel discussie rond dat de bewijslast tegen die arts niet eens kan worden geleverd, want die kan enkel worden geleverd door deskundige getuigende andere artsen en waar zijn die te vinden die dat zullen doen? Eigenlijk zouden we met bekwame spoed een paar euthanasieprocessen moeten krijgen, omdat het gerecht ze toch niet wint! Het is eigenlijk precies hetzelfde als wat is gebeurt met de slordige abortusprocessen, waarmee het Belgische gerecht zich onsterfelijk belachelijk heeft gemaakt.
– Ik heb nog één zaak tot op het laatste gehouden omdat ik het zelf ook heel moeilijk vind. We spraken tot nu toe altijd over fysische defecten, zware ziekten, ongelukken en dan is alles nog min of meer duidelijk. Maar vele mensen stellen een eind aan hun leven om psychische redenen. Zelfmoord dus. Zitten we hier op hetzelfde terrein of zegt u nu ook: dit is een ander debat?
Hugo Van den Enden: Gedeeltelijk. De redenen waarom iemand van mening is dat verder leven enkel nog kwelling is, enkel tijd is maar geen kwali-teit, die gaan een ander niet aan, daar oordeelt hijzelf over. Dat ondraaglijke leed kan dus ook psychisch zijn. Hier geldt dus ook dat zelfbeschikkingsrecht. Maar het is redelijk te eisen dat diegene die hulp moet geven bij de dodende daad of ze zelf moet stellen, dat die menselijkerwijs zeker is over de diepte en de echtheid van de beslissing van de patiënt. Nu, wanneer het over een terminale kankerpatiënt gaat, dan is het voor de arts niet moeilijk om daarvan overtuigd te zijn. Bij psychische problemen is dat echter veel moeilijker. Het kan zijn dat het verliezen van een geliefde voor een bepaalde persoon een voldoende definitieve reden is om uit het leven te stappen, maar het is duivels moeilijk om mij daarvan te overtuigen, als ik de hulp moet geven. Het is waarschijnlijk zo dat ik ga denken dat hij in een psychische toestand is die morgen misschien anders is. Het volstaat dat hij verliefd wordt op iemand anders om uit de problemen te zijn. Vooral als het een jong iemand is, kan ik me toch wel inbeelden dat men dan zegt: ik kan je die hulp niet verlenen, want ik kan in geweten niet in jouw zekerheid delen. Doch, dit is in de praktijk het probleem scherper stellen dan het zich voordoet. Want aangezien de patiënt nog valied is, dus lichamelijk in staat tot zelf handelen, dus ook in staat om de vrijwilligheid in zoverre te bewijzen dat hij de daad zelf of de essentie van de daad zelf stelt. Ik zou de hulpverlening dus accepteren tot op het punt van (en ik druk me nu zorgvuldig uit) het niet verhinderen dat ze hun leven beëindigen. Ik vind inderdaad dat men niet de zelfdoding mag verhinderen op grond van het feit dat het leed psychisch is. En, zoals ik al zei, mag men dus zeker niet bij iemand die opgesloten zit, de veters, de broeksriem en wat weet ik al meer, afnemen. Om dus concreet te antwoorden op de niet-gestelde vraag: wat vind je van die instelling die ergens in Amerika bestaat, een instituut waar men zo’n patiënten helpt sterven? Wel, dat vind ik te ver gaan. Dat kun je niet doen. Dat is eigenlijk je deur openzetten voor wie wil sterven en die dan om het leven brengen, zonder dat je hebt nagegaan of dat wel degelijk de enige uitweg was.
Naar de toekomst toe wil ik er nog dit aan toevoegen: laten we hopen dat de vorderingen die men nu eindelijk nastreeft in pijnbestrijding, in pijnstilling, dat die snel genoeg gaan, zodat pijnstillingsmiddelen selectief genoeg worden om bij de meeste patiënten die fysiek ondraaglijk lijden tenminste dat weg te nemen. Dan is alvast één nutteloze bron van euthanasie weggenomen. We staan helaas nog niet ver in de pijnstillingsresearch, want het is nog altijd niet waar dat men op een behoorlijke manier ieders pijn kan stillen. Ik bedoel: dat men ze zo kan stillen dat hij mentaal nog een redelijk mens blijft.
Referentie
Ronny De Schepper, “Dit is eigenlijk een strijd voor mensenrechten!”, De Rode Vaan nr.5 van 31 januari 1992
(*) Sommigen zeggen om mij af te schrikken dat er dan met je lijf gesold wordt. Dat b.v. met mijn geslachtsorgaan de porren angst wordt aangejaagd. En inderdaad, in mijn studententijd bleef ik bevriend met een paar jongens uit het college waarvan er één geneeskunde studeerde en één veeartsenij. En gelukkig niet die uit de geneeskunde maar wel die van de veeartsenij presteerde het om tijdens een gezamenlijke maaltijd een paar kloten (van een bok, geloof ik) op de tafel te gooien. Dat was niet écht lachen. Nadien smeet hij ze door het dakraam naar buiten, waardoor een straathond wellicht het diner van zijn leven geserveerd kreeg. Dus, toegegeven, het is niet echt een leuke gedachte, maar nu ook weer niets om mij van mijn voornemen te doen afzien.
(**) Dat is natuurlijk ondertussen gewijzigd, zie hiervoor de inleiding op het interview met Mario Verstraete, elders op deze blog.
(***) De Hollanders en de Antwerpse kathedraal indachtig, zou ik bijna zeggen: helaas!