Ekaterina Novitzkaja werd op 24/10/1951 geboren in een landelijk dorpje in de nabijheid van Moscou, waar haar ouders geschiedenis doceren aan de Lomonosov-universiteit.
Haar moeder is tevens pianiste en zo kan Ekaterina op zesjarige leeftijd les volgen bij Evgeny Timakine. Twee jaar later geeft ze haar eerste concert. Ze speelt werk van Sjostakovitsj, die zelf in de zaal zit en haar aanmoedigt. Op 14-jarige leeftijd is ze reeds afgestudeerd bij Heinrich Neuhaus, die even later overlijdt, zodat Lev Oborine haar begeleiding overneemt. Hij schrijft haar in voor de Elisabethwedstrijd 1968, wedstrijd die ze meteen ook won als eerste vrouw. Tevens werd ze de jongste winnaar tot nu toe.
Na haar overwinning keert ze toch terug naar Moscou om er aan het conservatorium verder te studeren. Als ze in 1973 afstudeert, wordt ze meteen professor benoemd. Rond die tijd beginnen ook haar moeilijkheden met het regime, waarna ze politiek asiel aanvraagt hier in België. Ze vestigt zich in Mons en wordt redelijk paranoïd (ze ziet achter elke boom een KGB’er staan). Uit frustratie kweekt ze hier dan maar een massa kinderen, want ze komt nog zelden het huis uit, tenzij om in 1991 in een soort van communiekleed een recital geven in het kader van de winterconcerten. Is het wegens het voorafgaande dat ik het niet zo kon appreciëren? We konden het nog eens vaststellen op dinsdag 25 april 1995 in de Rode Pomp, maar ik geloof niet dat ik dit concert heb bijgewoond.
Ronny De Schepper