Vandaag is het al veertig jaar geleden dat Betty Van Steenbroeck het EK 1500m bij de junioren heeft gewonnen. Vier jaar later heb ik haar geïnterviewd voor De Rode Vaan (zie bovenstaande foto). Dat herinner ik me nog heel goed en dat niet alleen omdat fotograaf Jo Clauwaert en ikzelf, alle twee verstokte openbaar vervoergebruikers, twee maal vier uur onderweg waren van en naar het ondergesneeuwde Leopoldsburg waar Betty toen werkzaam was in een wijkschooltje. Het was immers voor het eindejaarsnummer van De Rode Vaan waarin telkens wel een lang interview van mijn hand stond. Dat interview kreeg als boventitel “Betty Van Steenbroeck, de naam van de ROOS” mee, omdat zij daar in Leopoldsburg voor de Schoolsportfederatie van het Rijksonderwijs werkte (hoe die letters samen “ROOS” kunnen vormen, ontgaat me nog altijd). En de echte titel was dan, zoals het hoort, een citaat van haarzelf namelijk “Van topsport word je echt niet lelijker”. Want dààrvoor was zij vooral uitgekozen. Omdat zij een goed presterende atlete was, akkoord, maar vooral toch omdat ze een mooie goed presterende atlete was! De foto’s moesten dit duidelijk maken, maar die zijn dus (behalve deze twee uitzonderingen) in het bezit van Jo Clauwaert…

“Iedereen moet erop staan,” zegt ze. Alsof het een klasfoto is. Daarvóór heeft ze reeds geëist dat haar twee collega’s, Peter Timmers en Juliette De Raeve, met haar op de foto moesten en dat hun namen erbij moesten staan. We beloven het. We zijn bereid àlles te beloven nadat we er een reis van vier uren door de vrieskou hebben opzitten naar het wijkschooltje in Leopoldsburg waar Betty Van Steenbroeck tewerkgesteld is.
“En waar is Martien?” Martien is zich de haren aan het kammen. Wie met Van Steenbroeck op de foto wil moet er immers goed uitzien, dat spreekt voor zich. De fotograaf knipt ze allemaal (dat doet hij wel meer). En dan? En dan is er koffie, maar ook de directeur. Ach, die waren ze nou net vergeten. ’t Kan de beste overkomen. Maar de directeur is ook niet van gisteren. “De Rode Vaan?” zegt hij, “dat is eens wat anders dan die verkiezingsfolder van de CVP, hé Betty?”
Betty Van Steenbroeck doet meteen haar uiterste best om een kleur te krijgen die met de naam van ons blad correspondeert. “Och,” relativeert de directeur zelf, “toen hebben ze haar duidelijk gebruikt.” Tijdens het interview doen we dan ook ons uiterste best om niet in hetzelfde euvel te vervallen. Van Steenbroeck had immers vooraf aangegeven over zowat vanalles te willen praten, behalve over zichzelf. Een moeilijke opgave als u het ons vraagt. We proberen het toch maar…

– O.K., over schoolsport dan. Ben je zelf via de school tot de sport gekomen?

B.V.S.: Jazeker. Eerst deed ik zowat aan alle sporten mee die de school organiseerde tot ik op tienjarige leeftijd bij de atletiekclub van Looise ben aangesloten.

– Waarom is het uiteindelijk atletiek geworden?

B.V.S.: Toen ik heel klein was, nam een kennis van de familie mij mee naar een cross van Looise en ik won die meteen. Dan wil je dat uiteraard blijven verder doen en iedereeen geeft je daarvoor de nodige steun.

– Om dan reeds zo vroeg het topniveau te bereiken (in 1981 op 18-jarige leeftijd Europese kampioene bij de juniores op de 1.500m), heb je daarvoor veel moeten doen en… laten?

B.V.S.: Je moet natuurlijk wel hard trainen, dat staat buiten kijf, maar veel moeten laten…? Het is tenslotte een keuze die je hebt gemaakt. Sommigen denken dat je je daar veel moet voor “opofferen”, dat je moet “profiteren van het leven” als je jong bent, maar voor mij is dat niet zo. Wat is trouwens “profiteren van het leven”? Voor iedereen is dat iets anders. Voor sommigen is dat uitgaan, maar ik leef mij uit in de sport. Voor mij is dat dus géén opoffering. (*)

– Toch, als je de overstap naar de seniores hebt gemaakt, lijk je me even aanpassingsproblemen te hebben gehad, of vergis ik me?

B.V.S.: Min of meer. Dat was namelijk vooral te wijten aan mijn studies. Ik heb immers gestudeerd voor regentes lichamelijke opvoeding en zat daarvoor twee jaar “op kot” in Leuven. Daar komt nog bij dat ik aan mijn beide achillespezen ben geopereerd, waardoor ik toch ook een jaar ben verloren. Daarmee moet je toch allemaal rekening houden. Een atleet mag immers niets mankeren. Een voetballer kan zich nog altijd wegsteken als het minder goed gaat, maar de atletiek is onverbiddelijk, men merkt onmiddellijk aan de resultaten dat het niet goed gaat.

– Die achillespezen, was dat een gevolg van overdreven trainen?

B.V.S.: In feite niet. Het was iets aangeboren. Maar het is natuurlijk wel zo dat ik er meer last van had juist omdat ik veel trainde.

– Als het aangeboren is, kan men dat dan met een operatie verhelpen?

B.V.S.: Ze hebben nu het vliesje rond mijn pezen groter gemaakt, inkepingen gemaakt zodat die pees meer plaats heeft en momenteel werkt dat heel goed.

– Dat heeft dus niets te maken met de gewrichtsproblemen die bijvoorbeeld wielrenners vooral in hun knieën hebben?

B.V.S.: Natuurlijk hebben tal van atleten daar last van door de grote belasting bij het trainen en zo, maar ja, als je aan sport doet, moet je dat risico er maar bijnemen.

– Nu we het toch even over wielrenners hebben: het overgaan van de juniores naar de seniores is dus niet te vergelijken met de aanpassingsproblemen die jonge profwielrenners ondervinden als ze juist van de amateurs zijn overgestapt?

B.V.S.: In het crosscircuit kan dat wel gebeuren, ja, maar op de piste is dat veel minder het geval. Als je daar immers als junior goede tijden loopt, dan mag je al met de ouderen meelopen. Dat maakt dat de overgang veel geleidelijker verloopt en dat de aanpassingsproblemen niet zo groot zijn. Bij cross ligt dat enigszins anders: de afstand vergroot, het parcours wordt zwaarder, enzovoort.

– En wat het “statuut” zelf betreft, jij bent officieel nog altijd amateur, maar je hebt blijkbaar toch wel een aantal faciliteiten, of niet?

B.V.S.: Ik mag van mijn baas ’s voormiddags gaan trainen, dat vind ik heel goed. Ik moet weliswaar mijn veertig uren daarna rondmaken, maar kom, ik ben reeds tevreden. En als ik ergens op verplaatsing moet gaan lopen, dan krijg ik die dag ook vrij.

– Maar het is geen “schijnfunctie”, zoals men literatoren tot bibliothecarissen benoemt of zo?

B.V.S.: Helemaal niet, want voor de rest van de tijd moet er hier goed doorgewerkt worden. Maar daarover wil ik me niet beklagen, want op die manier ben je niet voortdurend met atletiek bezig. Als je daar immers constant door in beslag genomen zou zijn, dan zou dat nadelige gevolgen hebben.

– Om de episode ove je eigen carrière af te ronden: dit seizoen sta je er helemaal. Nationaal ben je zo goed als onklopbaar, hoe schat je jezelf in internationaal?

B.V.S.: Ik heb tot op het moment van dit gesprek aan twee buitenlandse wedstrijden deelgenomen en die heb ik allebei gewonnen, zodus… Mits een goede training en als ik gespaard blijf van kwetsuren en ziektes, denk ik zelfs dat de beste resultaten nog moeten komen en dat zou dan voor volgend jaar moeten zijn.

– Nog niet dit seizoen? Ook niet voor het wereldkampioenschap?

B.V.S.: Of ik daar ga meedoen, dat weet ik nog niet, dat valt altijd zo laat op het seizoen en het zal er dan ook van afhangen of ik de vorm nog heb en de goesting. Als je immers een hele winter actief bent geweest, word je het toch een beetje beu, hoor.

– De huidige wereldkampioene Zola Budd verkiest zelfs op dit moment nog steeds stratenlopen boven cross-country…

B.V.S.: Dat zal wel zijn omdat er daar meer geld te rapen valt. Eigenlijk zou ik het ook liever doen, moet ik eerlijk zeggen, maar dat is natuurlijk slecht voor mijn pezen. Ik denk trouwens dat ik daar normaal beter in moet zijn: een heel vlak parcours, niet zo zwaar als cross…

– Wat is op piste je geliefkoosde afstand?

B.V.S.: Nu meer de 3.000m dan de 1.500m.

– Heb je de indruk dat met het ouder worden langere afstanden je steeds beter gaan liggen?

B.V.S.: Uiteraard. Je boet immers steeds meer aan snelheid in door het aantal kilometers dat je traint.

– Zien we je dan ooit nog eindigen op de marathon?

B.V.S.: Dat geloof ik wel.

– En wanneer is dat, denk je?

B.V.S.: Zeker nà de Olympische Spelen van Seoel. Daarvóór wil ik me toch echt toespitsen op de piste en dan vooral op de 3.000m. Nadien zal ik wel zien. Als ik op de pîste goed blijf meedraaien, blijf ik dat uiteraard doen, maar van zodra er geen verbetering meer inzit, dan schakel ik over naar langere afstanden.

– In marathons is natuurlijk nog méér geld te verdienen dan in stratenlopen. Dat is werkelijk de ommezwaai die het BOIC heeft gemaakt: sponsoring is geen vies woord meer…

B.V.S.: Je moet mee met je tijd, hé. In het buitenland is men er al lang mee bezig, dus waarom hier niet? Je zal moeten toegeven dat het anders soms moeilijk is om de atleten te motiveren. Ze moeten er immers veel voor doen om op een bepaald niveau te geraken en ze worden er in feite niet voor beloond.

– Louis Wauters van de voetbalbond heeft echter wel gewaarschuwd dat op de duur de bonden zelf niets meer in de pap zullen te brokkelen hebben en hij geeft daarbij het toch wel frappante voorbeeld van de tennisbond…

B.V.S.: Soms is dat bij ons ook wel een probleem, maar we zullen nog moeten zien wat het wordt, naargelang de tijd vordert. Voorlopig is het nog moeilijk om daarop te antwoorden. Het is zeker nog niet te vergelijken met het tennis.

– Akkoord, maar er zijn wel andere problemen: de fricties tussen de VAL en de overkoepelende bond, de 1.000 dollar-regel en wat weet ik allemaal…

B.V.S.: De bonden komen inderdaad onderling niet goed overeen en dat is voor de atleten vaak een bron van verwarring.

– Als jij nu in het buitenland gaat lopen, moet er dan een begeleider mee?

B.V.S.: Bij die twee crossen die ik zopas heb genoemd is dat inderdaad het geval geweest, maar ik vind dat ze eigenlijk beter je trainer kunnen meesturen of iemand anders die je goed kent. Op die manier ben je er zeker van dat je er toch iets aan hebt. Zoals het nu gaat, geven ze je vaak een wildvreemde mens mee die zelf amper met het vliegtuig heeft gereisd, zodat je toch alles zelf moet regelen.

– Verder gaande op die marathon, zou ik het ook even over triathlon willen hebben. Ik ga je niet vragen of je dat ook ooit gaat doen, maar het is daarbij opvallend dat naarmate de inspanning zwaarder wordt, de meisjes steeds dichter in de nabijheid van de jongens komen. Zo werd op het Europese kampioenschap triathlon (dat in die tijd nog gemengd werd betwist, RDS) de eerste vrouw reeds zevende. Is dat geen uitdaging: sterker zijn dan de mannen?

B.V.S.: Voor mij helemaal niet. Op training laat ik nu ook al een aantal mannen achter mij, maar voor mij is het voldoende dat ik alle andere meisjes de baas ben.

– Terug naar de schoolsport. Je werkt hier in het kader van het ROOS. Waarvoor staat die afkorting juist?

B.V.S.: Dat is de Schoolsportfederatie van he Rijksonderwijs. Wij organiseren dus allerlei sportactiviteiten en maken daarover om de veertien dagen een krantje met daarin de resultaten en de wedstrijden die gepland zijn.

– Maar buiten de lesuren?

B.V.S.: Ja, dat is gewoonlijk op woensdagnamiddag. Zo hebben we onlangs een paar zwemmeetings georganiseerd en in het begin van het seizoen een paar veldlopen. Daarnaast is er ook handbal, voetbal, allerlei sporten eigenlijk.

– En wat is dan juist jouw functie?

B.V.S.: Helpen organiseren, zien dat alles vlot verloopt, de uitslagen noteren…

– Als atlete kan jij wellicht ook niet aan alle sporten meedoen?

B.V.S.: Dat is ook niet de bedoeling.

– Akkoord, maar “voorbeelden trekken”… Een aantal jongeren zal wellicht graag eens tegen Betty Van Steenbroeck aantreden?

B.V.S.: Misschien wel, maar ze weten dat niet op voorhand, hé.

– Meer specifiek zijn jullie nu de laatste tijd bezig met de Lentespelen. Wat houdt dat juist in?

B.V.S.: Dat is een heel nieuw project, waarbij we eigenlijk de D.D.R. achterna willen. Het is dus de bedoeling om jong talent te ontdekken. Dit jaar laten wij kinderen van het derde en het vijfde studiejaar basistesten afleggen en daarna kunnen ze nog sporttesten afleggen in acht verschillende sporttakken: atletiek, zwemmen, turnen, handbal, volleybal, schermen, judo en tafeltennis. De hele goeie krijgen dan een Lentekaart waarmee ze gratis mogen aansluiten bij clubs, gratis training, gratis verzekering, goede begeleiding, ze worden regelmatig gevolgd, enzovoort.

– Zijn die testen verplicht?

B.V.S.: Helemaal niet, maar we hebben een zeventigtal scholen aangeschreven en de meeste hebben positief gereageerd.

– Dat betekent dus dat die testen tijdens de lesuren zullen plaatshebben en op die manier tóch verplicht zijn. Vandaar misschien de vele kritiek, vooral uit katholieke hoek. Moeten we dat dan beschouwen als een soort voortzetting van de schoolstrijd?

B.V.S.: Ik weet het niet. Zij zijn misschien tegen het systeem van de besten eruit te halen, maar intellectueel moeten ze toch ook getest worden, dus waarom niet lichamelijk?

– Denk je dat het inderdaad mogelijk is om op die manier een nieuwe Betty Van Steenbroeck te ontdekken?

B.V.S.: We zijn reeds naar verscheidene scholen geweest en je kan inderdaad vlug zien wie er aanleg heeft, hoor. En als die dan goed begeleid worden, dan kunnen daar toch een paar toppers uitkomen, denk ik.

– Die basistesten, zijn dat medische testen?

B.V.S.: Neen, dat zijn eerder spieroefeningen: sit-ups, een hand-dribble, shuttle-run, 500m-test, zesminutenloop en staande vertesprong. Heel simpel dus, maar reeds dan kan je er een paar uithalen die een goede fysiek hebben. Goede buikspieren hebben en snel kunnen reageren zijn zaken die nodig zijn om in iets anders te kunnen uitblinken.

– Anderzijds tracht men (bijvoorbeeld in het VSO) tegen de vroegere intellectuele competitie in te gaan, omdat op die manier de kloof tussen de verstandigsten en de anderen vaak nog groter wordt. Is er geen gevaar dat dit nu op lichamelijk vlak zo zal zijn?

B.V.S.: Zo zit de maatschappij nu eenmaal in elkaar. Iedereen krijgt de kans om aan sport te doen, maar degene die uitblinken in iets, waarom zouden die zich dan niet optimaal mogen inzetten voor die sport? Dat wil dan toch niet zeggen dat de anderen geen kans meer krijgen om aan sport te doen? Bovendien is het misschien een kans voor leerlingen die intellectueel minder begaafd zijn om uit te blinken op sportief vlak. Dat is dan toch een goede compensatie voor die kinderen? Dat komt dan toch ook uw persoonlijkheid ten goede?

– Hoe dan ook, al kan ik in bepaalde kritieken wel inkomen, het dient gezegd dat men vanuit katholieke hoek blijkbara niet erg sport-minded is. Zo heeft onderwijsminister Coens ervoor gezorgd dat de verplichte sportdag op een woensdag zal vallen, in de redenering wellicht om zo weinig mogelijk “nuttige” uren te verspelen, maar er niet bij stilstaande dat op een woensdagnamiddag tal van kinderen reeds aan sport doen of andere verplichtingen hebben (muziekschool of toneelschool bijvoorbeeld). En dan heb je ook die invoering van informaticalessen in een aantal pilootscholen, ten koste van de lessen lichamelijke opvoeding. Je collega’s lesgevers hebben daar al scherp tegen geprotesteerd…

B.V.S.: Ik vind het zelf ook heel spijtig. Lichamelijke opvoeding is een vak als een ander. Meer zelfs: het is noodzakelijk om aan sport te doen. Als men als klein kind reeds niet meer aan sport doet, dan zal men dat later nog minder doen.

– Anderzijds zijn er ook mensen die zeggen dat ook naschoolse sport nadelig zou zijn voor de lessen lichamelijke opvoeding. Men zou dan immers een alibi hebben om ze zoniet af te schappen dan toch in te krimpen…

B.V.S.: Maar je kan toch enkel interesse krijgen voor een bepaalde sport door ze eens een paar keer te beoefenen? En hoe kom je er anders mee in contact dan via de school? De school is een stap naar de sportclubs, vind ik. Er zijn natuurlijk ook kinderen die niet graag aan sport doen en die zou men als het ware moeten verplichten met het oog op hun gezondheid.

– Maar samengevat kan men misschien toch wel stellen: sport is gezond, maar topsport is ongezond. Of niet? (**)

B.V.S.: Waarom is topsport ongezond?

– Als ik nu nog maar je achillespezen als voorbeeld zou nemen…

B.V.S.: Maar ’t is nu toch allemaal verholpen en ik heb er iets anders door kunnen bereiken. Nee, ik denk hoegenaamd niet dat topsport ongezond is, voor mijn persoonlijkheid is het zelfs een pluspunt. En daarbij, topsporters weten hoever ze kunnen gaan, ze voelen dat zelf aan. Ze zijn misschien wel meer vatbaar voor kwetsuren, maar dat moet je er maar bijnemen.

– Hoever kan een atleet inderdaad gaan? Dat heb ik speciaal als laatste vraag voorbehouden, want ik weet dat het geëmmer over je schoonheid je stilaan de keel uitkomt, maar je bent je er toch wel van bewust dat zware inspanningen daaraan vreten…?

B.V.S.: Nee, dat denk ik nu juist niét. Daarmee ben ik het volkomen oneens. Als je op een gezonde manier aan topsport doet, dan ga je daar echt niet lelijker van worden, als ik dat zo mag zeggen. Als je je goed voorbereidt, dan kan zelfs een marathon geen kwaad.

Oef, een pak van ons hart! En gelukkig hebben we het al die tijd natuurlijk niet over Betty zelf gehad, of wat dacht je?

Ronny De Schepper

P.S. Enkele jaren later heb ik nog eens telefonisch contact gehad met Betty Van Steenbroeck, toen ik n.a.v. de jeugdboekenweek een aantal B.V.’s (eigenlijk bestond die benaming nog niet, misschien ligt De Rode Vaan wel mede aan de oorsprong ervan, ha!) naar hun leeservaringen vroeg. Dit is wat Betty me toen vertelde: “Ik heb nooit heel veel gelezen, ik was altijd met atletiek bezig, maar als ik er één boek moet uitlichten dan zal het wel ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot zijn. Ik vond dat dit toch voor een groot deel de realiteit weerspiegelde en dat vind ik ook nu nog altijd een noodzaak als ik iets lees. En anderzijds werd ik er natuurlijk sterk door ontroerd, wat ook iets is wat ik nog altijd van mijn huidige lectuur vraag.”

(*) Dit is haast woordelijk hetzelfde antwoord als dat van Ulla Werbrouck, enkele jaren later.

(**) Ondanks het feit dat Betty Van Steenbroeck me hier ongelijk geeft, kan ik me wel beroepen op de mening van niemand minder dan Dr.Jacques Rogge, de voorzitter van het Olympisch Comité. Maar het interview dat ik met hem hierover had, zou pas enkele jaren later plaatshebben.

Referentie
Ronny De Schepper, “Van topsport word je echt niet lelijker”, De Rode Vaan nr.52 van 1985.

00-betty-van-steenbroeck

Een gedachte over “Veertig jaar geleden: Betty Van Steenbroeck wordt Europees kampioene

  1. Ha, hier toch nog iemand die iets schrijft over mooie Betty op het internet !
    Voor mijn part had “de gazelle van Tessenderlo” gerust nog enkele weken mogen verderspelen in “Eeuwige roem”.
    Het was tijdens haar sportcarrière een genot voor het oog haar te zien lopen (ik spreek hier dus over haar loopstijl : sierlijk en lichtvoetig in de cross, geen modderbaggeraarster zoals de generaties die na haar kwamen).
    Spijtig genoeg de carrière (te) vroeg gestopt (door blessures dacht ik).
    Verklaringen achteraf zijn dan : te frêle Freule voor topsport ? te hard getraind op jonge leeftijd ? te vroeg te goed ? (Belgisch kampioene op haar 16de op de 800m bij de senioren, als mijn geheugen me niet in de steek laat).
    Moet mentaal niet gemakkelijk geweest zijn voor haar : zo jong en zovele verwachtingen.
    En na verwachting komt de roep om meer en beter, en als die niet direct komt keert de media-pendulum van richting en gaat met één forse zwaai van euforie naar kritiek.
    Ze heeft nog een comeback geprobeerd half jaren ’90, dacht ik (ik herinner me nog een reportage tijdens Sportweekend), maar ik weet niet of ze effectief nog competitie gedaan heeft).
    Als het een troost mag zijn voor Betty : eeuwige roem wordt niet vergaard in een tv-spelletje : die zit in het geheugen van de mensen !

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.