Het is een bekend cliché dat Noord-Nederlanders een eind weg kunnen lullen; en dat ze dat voor hebben op de Vlamingen. Ze praten veel en goed, maar het blijkt lang niet altijd zo interessant om naar te luisteren. Cliché’s zijn er om ontmaskerd te worden; maar dan zit u nu goed fout, want op de volgende regels zal dat allemaal ronduit bevestigd worden. Wat niet betekent dat ik de twee verhalenbundels, « Distanza » van Adèle Bloemendaal (reisverhalen) en « De motorengel » van Herman Pieter de Boer, met tegenzin gelezen heb. Er bestaat gelul en gelul, en het ene blijft daarbij, het andere boeit, is aangenaam, is professioneel gezwam als het ware.
Adèle Bloemendaal, erkende vedette van de Hollandse sien, heeft op mij een onvergetelijke indruk gemaakt dankzij haar afschuwelijke stemgebruik in de serie « De Brekers ». Dat mens kan toch zo abnormaal krijsend door het leven schrijden, daar kan zelfs BRT-radio nieuwslezer Lea Cornelis niet tegenop met haar eentonig irriterend-nasaal geluid. Bloemendaal moest dus niet alleen het geciteerde cliché omver halen, maar ook een serie nachtmerries laten vergeten. Zij is daar bijna in geslaagd met haar reisverhalen, reeds eerder verschenen in « Avenue » en in « De Tijd », en nu gebundeld in « Distanza » (Thomas Rap, Amsterdam, 1985; 80 blz.). Adèle ontpopt zich tot een vlot verteller; zij maakt nooit overdadig gebruik van woordspelingen, dubbelzinnig woordgebruik, maar hanteert de voorhanden zijnde middelen met lichte hand. Humor is alom aanwezig, sarcasme soms, vaak zelfspot, mild ironisch over de medemens en zijn talloze hebbelijkheden. Na een breakdown plant Adèle een soortement wereldreis… en hier houdt het op. De tekst in De Rode Vaan nr.31 van 1986 is met andere woorden onvolledig en op die manier ontbreekt ook de naam van de auteur, waarvoor mijn excuses.