Het is vandaag 45 jaar geleden dat Adolph Zukor, de Amerikaanse filmproducent van Hongaarse afkomst is gestorven. Hij was niet minder dan 103 jaar oud.
Zukor emigreerde in 1889 naar Amerika en ging in 1903 de filmindustrie in. In 1912 kan hij Sarah Bernhardt strikken voor de titelrol in “Queen Elizabeth” (regie Louis Mecanton). Met de opbrengst van deze film kon Zukor de maatschappij Paramount oprichten.
In 1919 sticht Mary Pickford samen met Douglas Fairbanks, Chaplin en Griffith United Artists, nog een jaar later huwt ze met Fairbanks.
In “Eyes of youth” speelt Rudolf Valentino zo levensecht een gigolo, die wordt ingehuurd om een deugdzame vrouw erin te luizen, dat June Mathis, de invloedrijkste vrouw van Hollywood, hem naar voren schuift voor de hoofdrol in “The Four Horsemen of the Apocalyps”. Even lijkt het toch weer mis te gaan, omdat de studio niet op zijn looneisen wil ingaan, maar met “The Sheik” breekt hij dan toch door en wordt er niet meer gezeurd over een nulletje meer of minder. In “The Four Horsemen” krijgt hij als tegenspeelster Alice Terry (1899-1988), die datzelfde jaar (1921) nog met regisseur Rex Ingram (gestorven in 1950, niet te verwarren met de gelijknamige zwarte acteur, die “pas” in 1969 is gestorven) is getrouwd.
In 1923 stichten de vier Warner Brothers (Abe, Jack, Sam & Harry) de gelijknamige firma, datzelfde jaar nog gevolgd door MGM (Goldwyn Pictures, zijnde Samuel Goldwyn samen met Edgar en Arch Selwyn, fusioneert namelijk met Metro Productions), Columbia (Jack en Harry Cohn) en de Disney studio’s.
June Mathis is ook één van de eerste filmscenaristen, die deze naam verdienen. Ze slaagde er o.m. in “Greed” van Eric von Stroheim (1923) van tien en een half uur tot vier en een half uur terug te brengen. In deze film wordt de symboliek overigens met grove borstelstreken aangebracht: een begrafenisstoet die passeert tijdens de trouwplechtigheid, twee gekooide vogels als huwelijksgeschenk, die trouwens meteen door een kat worden opgejaagd. Men zou kunnen denken dat dit een symbool is voor Marcus die zijn lief Trina had afgestaan aan McTeague, zoals het boek trouwens oorspronkelijk heette, en die daar vooral spijt van heeft als Trina het winnende lot in de loterij blijkt te hebben gekregen. De “greed” slaat trouwens vooral op haar, terwijl McTeague zelf een zwakkeling is. Toch wordt later duidelijk dat het meer een voorbode wil zijn van het beroepsverbod dat hem treft als men te weten komt dat hij zijn beroep van een charlatan heeft geleerd. Anderzijds is het wellicht Marcus die dit aan de autoriteiten heeft verklapt, zodat de twee symbolen samenvallen.
In maart 1924 begint Walt Disney zijn reeks langspeeltekenfilms met “Alice in Wonderland” en hetzelfde jaar maken we kennis met Rin Tin Tin, een Duitse herder die als puppy in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog was gevonden door luitenant Lee Duncan. Hij speelt in films als “The man from Hell’s River” en “Find your man”.
Ook in 1926 werden er reeds experimenten met muziek verricht. Zo draaide Warner Brothers voor “Don Juan” met John Barrymore en Mary Astor tegelijk een plaat met filmmuziek volgens het Vitaphone-procédé.
In 1927 is er “The jazz singer” van Alan Crosland. De eerste gesproken film was eigenlijk een “gezongen” film, want tussendoor werd er nog wel met “captions” gewerkt, maar de revolutie zat hem in de bijgeluiden (applaus, een voorbijrijdende trein enz.) en een paar monologen van Jolson, af en toe onderbroken door een tussenwerpsel van zijn “moeder” Eugenie Besserer. Daarom veroorzaakte de film toch een revolutie bij de acteurs, maar ook bij de scenaristen. De oude scenaristen werden afgedankt omdat deze geen dialogen schrijven, zodat men dan maar een beroep deed op toneelschrijvers van Broadway en (merkwaardig genoeg) journalisten. Eén van de eersten was reporter Ben Hecht. Hij stuurde een telegram naar zijn collega Herman Mankiewicz met de woorden: “Kom vlug. P.S. Vertel het niet verder. De competitie bestaat uit idioten.” Mankiewicz kwam en schreef o.a. het scenario voor “Citizen Kane”… Ook beroemde auteurs dienden zich aan: Scott Fitzgerald, John Dos Passos, William Faulkner, Aldous Huxley… Maar deze bleken niet steeds geschikt, want het toneel heeft veel meer woorden nodig dan een film. Het woord staat daar centraal, bij de film is het echter de daad (actie). Bovendien haakten ook de goede auteurs snel af omdat ze zo weinig baas bleven over hun eigen tekst. In de jaren twintig lanceerde Samuel Goldwyn weliswaar “the eminent authors scheme” om een literair cachet aan de film te geven, maar dit mislukte. Zo werd b.v. Maurice Maeterlinck naar Hollywood gehaald, maar zijn scenario voor “Het leven van de bij” werd niet weerhouden. De meest gangbare definitie is immers “het scenario is een dramatisch verhaal, verteld in beelden, die beschreven worden in woorden”. Gevolg: literaire auteurs zijn niet altijd goede scenaristen. Een scenario is immers op de eerste plaats actie en is een slecht vehikel voor symboliek of ideeën. Men moet zelfs alle overbodige elementen elimineren, ook al zijn ze mooi of leuk. Bovendien maakten de gebrekkige montagemogelijkheden voor klank en beeld tegelijk het bijna onmogelijk dat de film z’n beweeglijkheid van vroeger behield. Het werd opnieuw bijna verfilmd toneel, want bovendien kon de camera zich niet bewegen, want dat maakte ook geluid.
Toch vindt men in deze aanvangsfase alles wat geluid maakt veel interessanter dan het beeld. En wat maakt er het mooiste geluid? Muziek natuurlijk. Bovendien kon men daar door gebruik te maken van de playback-techniek, meer wervelende camerabewegingen maken (al bleef de overgang tussen zang en gesproken woord stroef verlopen). Musicals verdringen dan ook de westerns als populairste genre.
Nog in 1927 draait Erich von Stroheim “Wedding march” met zijn vriendin Denise Vernac (1918-1984). De grootste nieuwkomer is echter Greta Garbo in “Torrent”, haar eerste Amerikaanse film. Clark Gable is te zien in “The plastic age” met Clara Bow. Walter Pidgeon debuteert in “The outsiders”.
“The Crowd” van King Vidor met Eleanor Boardman wordt vaak aanzien als de beste stomme film allertijden. King Vidor wilde een “anoniem” acteur voor de hoofdrol en koos dus een figurant, met name James Murray. Het werd een succes, maar Murray kon het niet aan en begon te drinken. Tweemaal bood Vidor hem een comeback aan, maar uiteindelijk stierf Murray toen hij dronken het publiek probeerde te vermaken en in een rivier viel. Een andere “klassieker” was “Napoleon” van Abel Gance.
“The River” van Frank Borzage maakte ophef omdat de houthakker Pender (Charles Farrell) daarin naakt de koude van Alaska trotseert om zijn liefde te bewijzen voor Rosalee (Mary Duncan), die nadat haar man, de trapper Mardson (Alfred Sabato), in de gevangenis werd opgesloten omdat hij haar aanbidder (Ivan Linow) had gedood, alleen achterblijft.
In 1928 draait Raoul Walsh (niet zonder problemen met de censuur) “The red dance”, waarin Dolores del Rio tijdens de Russische revolutie verliefd wordt op de man die ze zou moeten vermoorden (Charles Farrell).
In 1929 is het grote nieuws is dat William Fox bij Western Electric het Movietone-procédé heeft aangekocht, zodat “Fox’ gesproken weekblad” een legende wordt. Tijdens het draaien van “In old Arizona” (de eerste klankfilm van Hollywood die buiten de studio werd opgenomen) verliest regisseur Raoul Walsh een oog.
Nog in 1929 worden de eerste oscars uitgereikt. Zo zou Joseph Farnham de enige oscar krijgen die ooit werd uitgereikt voor “captions” (voor “The Fair Co-Ed”, “Laugh, clown, laugh” en “Telling the world”). Janet Gaynor was de eerste actrice om een oscar te krijgen voor drie films: “Seventh heaven”, “Sunrise” en “Street angel”. Nadien werd ze gelanceerd als opvolgster van Mary Pickford in zoeterige films als “Sunny side up” (1929), “State Fair” (1933). In de overgang naar de sprekende film had ze wel haar partner Charles Farrell verloren. Toch is het bij de actrices op dat moment nog altijd Mary Pickford die de eerste oscar voor een geluidsfilm behaalt, meer bepaald voor “Coquette”. In datzelfde jaar speelt ze met haar man Douglas Fairbanks ook nog de hoofdrol in “The taming of the shrew”. Toch ligt de geluidsfilm haar niet echt en na “Secrets” (1933) houdt ze het voor bekeken. Voortaan wijdt ze zich enkel aan het beheren van haar enorm fortuin. In 1967 kreeg zij nog een oscar voor “bijzondere verdiensten voor de film”.
Joan Crawford, die we reeds kenden uit “Lady of the night” (1925) met Norma Shearer (alhoewel, toen heette Joan Crawford nog Lucille LeSueur…), ging in “Hollywood revue of 1929” de geschiedenis in als de eerste hoorbare tapdanser. In deze film zat ook de eerste versie van “Singing in the rain”. Maar er waren vooral veel films in de zin van “Why be good?”, “Wild party”, “Saturday night kid”, kortom over “Our modern maidens” (Jack Conway), in navolging van het succes van Louise Brooks. Die leefde zelf al in onmin met Hollywood en ging in Europa “Die Büchse der Pandora” en “Das Tagebuch einer Verlorenen” draaien, beide in een regie van Georg Wilhelm Pabst.
In 1931 besloot Darryl Zanuck, directeur van Warner Brothers, om meer realistische films te gaan draaien dan de zoete films van die tijd. Hij huurde een aantal journalisten in (Ben Hecht, Robert Riskin, William Burnett e.a.) om scenario’s te schrijven die grote gelijkenissen vertoonden met de voorpagina’s van de kranten uit die tijd. Ogenblikkelijk verdreef de gangsterfilm de western van de boxoffice.
In 1932 werkt Adolph Zukor Jesse Lasky buiten bij Paramount. In april ontstaat het “screenwriter’s guild” om een tegengewicht te vormen tegen de willekeur van de regisseurs. De eerste voorzitter was John Howard Lawson, toen nog openlijk lid van de Amerikaanse KP. De tegenstelling kon niet groter zijn, want de voorzitter van “the screen directors guild” was de uiterst conservatieve Cecil B.De Mille. Er ontstaat zelfs een soort van Brill Building, waarin aan groepswerk wordt gedaan. O.a. Billy Wilder en John Huston zijn hieruit afkomstig, wat ook een nieuwe trend aangeeft: scenaristen worden regisseurs.
Ronny De Schepper