Johan de Belie, de relatief jonge (in 1979!) en beloftevolle auteur van de Koningin Elisabethlaan 102 te Sint-Niklaas, kreeg deze week de aanmoedigingsprijs van de provincie Oost-Vlaanderen voor zijn roman “Gwendolyn Alvarez”.
Een roman gebaseerd op het graalmotief dat vaak opduikt in de magisch-realistische literatuur, waarbij Johan de Belie zichzelf resoluut rekent in navolging van zijn geestelijke leidsman, de vorig jaar overleden auteur Johan Daisne.
STEEKKAART
Johan de Belie heet eigenlijk Marc De decker en werd geboren in Sint-Niklaas op 1 december 1948 als zoon van Marcel De decker, goed gekend in toneelmiddens, met name Sint-Genesius, en Maria de Belie (vandaar zijn pseudoniem; Johan is de naam van zijn overleden oudere broer).
Naast het toneel, waarin Johan als het ware geboren en getogen was, genoot de persoonlijke creativiteit van de schrijfact reeds vlug zijn aandacht. Nog op de middelbare school (Latijn-Griekse in het Sint-Jozef-Klein-Seminarie) ontpopt hij zich als acteur, cabaretier, dichter en novelist. Hij richt een eigen tijdschrift op (Nieuw) dat echter hier en daar op problemen stuit. Het volgende jaar kan hij dan weer werk kwijt bij Nigromantie, het tijdschrift onder de leiding van Guido Hullebroeck. Hier maakt hij ook kennis met Ronny De Schepper met wie hij nog aan verscheidene projecten zal werken (Zijn eerste opdracht, Twice upon a time, De Kat), die echter op niets uitdraaien, zodat hij het nu opnieuw alleen probeert, en met succes!
Na het college waagt Johan zijn kans aan verscheidene universiteiten voor verschillende hogere studies (Germaanse, psychologie, RITSC, conservatorium) zonder evenwel examen af te leggen. Dat doet hij wel voor bibliothecaris. Hij slaagt en komt in de Stedelijke Bibliotheek van Sint-Niklaas terecht voor een tijdelijke betrekking die ondertussen is afgelopen, zodat Johan momenteel deel uitmaakt van het helaas grote leger der werklozen in deze economische crisistijd. (*)
STICHTER
Ondertussen haalt Johan verscheidene regeringsmedailles voor acteer- en voordrachtprestaties en is hij ook gehuwd met Greta Van Goethem uit Haasdonk. Samen hebben ze twee kinderen: Jonathan Gwendolyn Scott (twee jaar) en iris (acht maand).
Johan heeft zich op die manier ook het epitheton “stichter” op de hals gehaald. Stichter van een jong gezin, maar ook van de toneelgroepen Het Centrum en het STOKteater. Met dit laatste creëert hij vaak eigen stukken, zoals “Iris”, waarin zijn echtgenote dan dikwijls de hoofdrol vertolkt.
Als cabaretier oogstte Johan veel succes aan de zijde van o.a. Noëlla Keymolen en Kris Coppieters in de groep Napkin. Zijn succesnummers “Meer seks voor de arbeider”, “Wij stonden voor een ingestorte brug” en “De rabarbers die in het voorjaar bloeien” heeft hij ook later nog vaak voor het voetlicht gebracht, , naast “ernstig” poëtisch werk van eigen hand of van Pablo Neruda, Paul van Ostayen of Benny De Grim (b.v. in het Masereelhuis van Sint-Niklaas en in de Gemeentelijke Schouwburg van Temse).
Op de planken schitterde hij als Knol in het stuk van Ephraïm Kishon, maar vooral als Hugo Goedhart, de hoofdfiguur van zijn eigen stuk “Het Gezag“, gecreëerd door Jaak Van der Helst op 6 november 1970 in de Stadsschouwburg van Sint-Niklaas (foto)
Merkwaardig genoeg werd het stuk waarmee Johan in april 1976 de aanmoedigingsprijs van de provincie Oost-Vlaanderen voor toneel (de zogenaamde Pol de Montprijs) verwierf, “Umbilicalis“, nog niet opgevoerd. Hier ligt misschien nog een terrein braak voor ondernemende toneelmensen!
Van zijn novellen onthouden we vooral “Imira Kaman” (dat in 1970 in eigen beheer werd uitgegeven), maar ook “Plan R.L.” en “La Camargue voor Christina”.
Een hartelijk en gemeend proficiat voor deze hard en geïnspireerde werker.
Jan Segers
(*) Tiens, dat is een episode die me in de loop der jaren ontgaan is. Ik heb altijd gedacht dat Marc (of Johan als u dat verkiest) rechtstreeks van de bibliotheek naar de dienst Vreemdelingenzaken werd overgeheveld.