De Ardense Week krijgt morgen zijn apotheose met “Luik”. De Waalse Pijl doet me toch steeds weer denken aan de Waalse Pool. Daarom nog maar eens een oud verhaaltje uit de onderste la opgediept. Het zal al wel meermaals verschenen zijn op papier of inmiddels on-line. Maar ook in onze dorpsbios werden films eindeloos geprolongeerd. En trouwens sommigen hanteren ook het ridicule adagium : de kracht van de argumentatie schuilt in de herhaling.
Afijn, dan toch maar weer even (ver) terug in de tijd. Lummen in Belgisch Limburg was het die zondagmiddag. Gebruikelijk gedoe: inschrijving. Voor mij staat een Luikenaar – hij praat althans Frans – maar tot mijn verbazing haalt ie een Poolse licentie tevoorschijn. Tweede generatie van de allereerste lichting gastarbeiders. Polen, Joegoslaven en Italianen uit de Belgische en Nederlandse kolenbekkens.
Aan een tafel zitten enkele bedaagde oudere mannen en een klein schriel blond jochie. De licenties worden, tegen het plaatselijke gebruik, ingenomen. “Alla Ericske, legt gij de vergunning van de mannen ‘ns tegoei achtereen”. Een tafereeltje om zo te gebruiken voor die toenmalig bekende pindakaasreclame, met als voice-over: “Twintig jaar later won Eric Vanderaerden Parijs-Roubaix na een bemoedigend woord vàn en mét Rudy Dhaenens in de finale”. Waarover zouden ze trouwens samen gesproken hebben toen ?
Licentie inleveren in België, nog nooit meegemaakt. Even informeren naar het parcours. “Goe baan, gisteravond pas gewalst”. Gewalst? Nou ja, we zullen wel zien. Niks we zullen wel zien. Vanuit het vertrek gaat de beuk erin. Tien kleine rondjes en tien grote moeten we doen. De kleine criterium-rondjes voeren gedeeltelijk over een stol-pad. Stol is de Limburgse benaming voor leem gemengd met nogal grove kiezel. De keien vliegen langs je oren. Hoezo gisteravond pas gewalst?
Iedere toer moet er een trosje coureurs vanaf. De inrichters nemen dan een wijs besluit: in plaats van tien maar zeven plaatselijke ronden. Want ze hadden immers de begeleidende rijkswacht een gans peloton wielrenners voor de grote omlopen beloofd.
Als we de buitengebieden ingaan, zie ik al wat witjes rond de neus. Steunend en puffend (kúúmend zeggen ze terplekke) als een foute telefoonhijger rijdt voor mij een Italiaan. Duidelijk tweede generatie. Mooi wel “alles Campagnolo”. Bij elke tempoversnelling en ieder heuveltje moet ie een tiental meters prijsgeven. Maar telkens weet hij onder het aanroepen van alle Italiaanse heiligen centimeter voor centimeter het verloren terrein terug te winnen. De koers is hard en eigenlijk ben ik alleen in leven gebleven doordat die Rocco Granata telkens de schokken heeft gedempt.
Als je langs de kant een koers volgt, flitst het hele spul in een fractie voorbij. Er is nauwelijks iemand te onderscheiden. Op de fiets werkt dat anders. Je kunt je op een punt richten en in de nadering ga je dat object steeds beter onderscheiden. Dat kan het (verlossende) rondebord, maar net zo goed een supporter of familielid langs de kant zijn. In Lummen reden we op een lange weg steeds langs een etablissement waar – u raadt het al – tegen de deurpost geleund een nogal voluptueuze dame stond.
Hoge hakken, minirok, strak truitje, decolleté met postbus 51, suikerspin. Niet direct mijn smaak, maar alla, ze stond er nu eenmaal en verder was er weinig te zien.
Ronde na ronde fungeerde zij als oriëntatiepunt. Maar door een toenemend grijs waas voor mijn ogen verdwenen langzamerhand toch de zogeheten omgevingsprikkels. Op een zeker moment zie ik de Waalse Pool heel traag naast mij komen schuiven, zijn gezicht is ook al een grote grimas. In het kader van de aloude zegswijze gedeelde smart is halve smart haal ik even diep adem en zeg amechtig: “C’est dur, hein” (“zwaar, hè”; red.). Vooral het afgeknauwde achtervoegsel “hein” moet hem duidelijk maken dat hij een bereisde Roel voor zich heeft . En niet de eerste de beste proleet die zich alleen weet te bedienen van wieler-esperanto in de trant van Willy van der Heijden’s “krampee, krampee, kapoet”.
Het gezicht van de Pool klaart zowaar wat op en de grimas verandert in een soort glimlach. “Ja, mooi meisje…”, hoor ik hem met een zwaar accent raspen. Krijg nou wat! Ik kijk opzij en val zowat van de fiets. Jawel hoor, we komen net voorbij die kroeg van tante Suzy.
Van die dingen, ja!! Van die dingen daar praten ze dus over in de finale!
Theo Buiting