Volgens de Encyclopaedia Britannica is het vandaag precies 2065 jaar geleden dat Julius Caesar werd vermoord (foto Leo Mudde via Wikipedia).
In het Atheneum van Dendermonde heb ik nog de bekende redevoeringen van Brutus en Antonius uit Shakespeare’s “Julius Caesar” besproken. Aangezien op dat moment dit stuk niet meer te verkrijgen was in de Klassieke Galerij, gaf vertaler Willy Courteaux me de toestemming de tekst te stencillen (zie hiernaast). Maar eerst een samenvatting van het stuk…
EERSTE BEDRIJF
1) Burgers vieren feest in de straten van Rome wegens Caesars overwinning op de zonen van Pompeius. Flavius en Marullus, twee tribunen die tegen Caesar zijn drijven hen uiteen.
2) Een plechtige stoet met o.a. Caesar, zijn vrouw Calphurnia, Marcus Antonius, Brutus, Cassius, Casca en Cicero is op weg naar de spelen. Een waarzegger waarschuwt Caesar onderweg voor de Iden van maart. Caesar lacht hem echter uit. Brutus blijft dromerig achter en Cassius polst hem omtrent zijn gevoelens jegens Caesar. Brutus is bang dat Caesar zichzelf tot koning wil kronen. Caesar komt slecht gehumeurd terug en waarschuwt Antonius voor Cassius. Casca vertelt hoe Caesar driemaal de kroon weigerde en dan een aanval van de vallende ziekte kreeg. Cassius heeft Brutus nu in z’n macht.
3) Stormachtige nacht. Casca vertelt Cicero angstaanjagende voortekenen. Bijeenkomst van de andere samenzweerders: Cassius, Cinna, Decius Brutus, Trebonius en Metellus Cimber.
TWEEDE BEDRIJF
1) Brutus kan niet slapen en overweegt bij zichzelf of net goed is Caesar uit de weg te ruimen. De samenzweerders komen hem overhalen en hij plaatst zich aan hun hoofd. Cassius’ voorstel om ook Antonius te vermoorden wijst hij af. Zijn vrouw, Portia, wil weten wat er gaat gebeuren, maar Caius Ligarius komt net binnen om zich ook bij de samenzweerders aan te sluiten.
2) Calphurnia heeft een schrikwekkende droom gehad en een slaaf komt zeggen dat de auguren Caesar niet aanraden naar de senaat te gaan. Hij laat zich overhalen. Decius Brutus doet echter een beroep op zijn ijdelheid en zo gaat hij dan toch.
3) Artemidorus leest zijn brief waarin hij Caesar waarschuwt voor de samenzweerders.
4) Portia vermoedt wat er gaat gebeuren en is angstig.
DERDE BEDRIJF
l) De senaat. Onderweg tracht Artemidorus zijn grief af te geven maar Decius verhindert het. Trebonius haalt Antonius uit Caesars nabijheid Metellus Cimber pleit dan voor z’n broer Publius, die door Caesar verbannen is. De andere samenzweerders kiezen zijn partij. Als Caesar blijft weigeren slaat Casca toe en na hem ook de anderen, met Brutus als laatste (*). Daar Brutus het als een rituele moord ziet wassen zij allen hun handen in Caesars bloed (de droom van Calphurnia). Antonius legt zich listig bij hun meesterschap neer, zodat Brutus erin trapt en hem de toelating geeft een lijkrede te houden bij Caesars begrafenis. Ondertussen is ook Octavius aangekomen en samen met Antonius smeedt hij plannen voor een burgeroorlog.
2) Brutus legt aan het volk uit waarom het nodig was Caesar te vermoorden. Als hij weg is weet Antonius met demagogisch gepraat net tij te keren.
3) In zijn vernielzucht vermoordt het volk ook de dichter Cinna, die echter slechts een naamgenoot is van de samenzweerder.
VIERDE BEDRIJF
1) Octavius en Antonius stellen de proscripties op (o.a.Cicero) en smeden ook plannen om Lepidus, de derde man van het triumviraat, uit de weg te ruimen.
2) Sardis. Het kamp der samenzweerders o.l.v. Lucilius. Brutus en Cassius hebben een twist, waarin hun beider natuur naar voren komt. Toch zijn het beiden genereuze tiepen, tegenover het koele opportunisme van Octavius en Antonius, die ook even kibbelen. De reden van Brutus’ prikkelbaarheid is het feit dat Portia zelfmoord heeft gepleegd. De nacht valt en Brutus blijft alleen achter in z’n tent met zijn knaap, Lucius, en twee soldaten, Claudius en Varro. Zij vallen in slaap door het gezang van de knaap. Brutus wil echter eerst nog een beetje in een boek lezen. Dan komt de geest van Caesar in z’n tent en voorspelt hem z’n dood op het slagveld.
VIJFDE BEDRIJF
1) Het slagveld: de vlakten van Philippi. Ontroerend afscheid tussen twee vrienden, Cassius en Brutus, die blijkbaar een voorgevoelen hebben.
2) De slag. Brutus geeft opdracht aan Messala om Octavius’ leger aan te vallen.
3-5) Cassius denkt dat z’n vriend Titinius in handen van de tegenpartij is gevallen en laat zich vermoorden door z’n slaaf Pindarus. Als Titinius terugkeert, pleegt hij op zijn beurt zelfmoord. Nu de nederlaag zeker is, loopt Brutus in op z’n eigen zwaard, vastgehouden door Strato. Wanneer de strijd is afgelopen vertellen zowel Antonius als Octavius veel goeds over hem.
REDE VAN BRUTUS
– Exordium insinuans: indirecte inleiding
Voorzorgen om welwillendheid van toehoorders te krijgen (maar geen “captatio benevolentiae”, geen demagogie, geen vleierij, dit in tegenstelling tot Antonius later).
Een aantal “bevelen”: stil zijn; geloof mij (omwille van mijn eer, cfr.Antonius!); oordeel wijs en in alle oprechtheid.
– Propositio (stelling): ik hield van Caesar en toch vermoordde ik hem (paradox).
– Refutatio: ik hield niet minder van Caesar, maar meer van Rome (tegenstelling + climax).
Dilemma: Caesar levend en jullie slaven of Caesar dood en jullie vrij.
– Confirmatio (betoog)
1) climax (herhaling)
narratio (omstandigheden)
– omdat hij van mij hield, ween ik
– omdat hij gelukkig was, verheug ik mij
– omdat hij moedig was, eer ik hem (grootste deugd in Rome: “virtus” betekende zowel deugd als moed)
MAAR
– omdat hij heerszuchtig was, doodde ik hem
vgl. Griekse tragedie: hybris (hoogmoed)
nog eens herhaald (samengevat)
2) oratorische vragen
wie zo laag dat hij knecht wil zijn?
wie zo grof dat hij geen Romein wil zijn?
wie zo vuig dat hij niet van zijn land houdt? (pro patria mori dulce et decorum est)
implicatie: enkel wie een vijand van zijn eigen volk is, kan de moord op Caesar afkeuren
3) vergelijking: als ik ooit te heerszuchtig word, mag men mij ook doden
4) tegenstelling: de roemrijke daden van Caesar zullen ongecensureerd opgetekend worden, de misdaden waarvoor hij gestraft diende te worden, zullen niet worden opgeschroefd
5) apostrofe
* het lijk van Caesar
* Marcus Antonius (tegenstelling: geen aandeel in de moord, toch voordeel)
* gemenebest = staat die niet door een alleenheerser wordt bestuurd (in Rome triumviraat)
* toehoorders (jullie kunnen ook tot hoge posten opklimmen, jullie zijn niet langer slaven)
– Peroratio (slot)
1) herhaling: men mag mij ook doden als ik word als Caesar
2) bevelen (vgl. inleiding):
* geen triomftocht, laat me alleen
* luister naar Antonius (!)
* eer het lijk van Caesar
REDE VAN ANTONIUS
– Exordium abrupto: begraven… niet prijzen (tegenstelling)
waarom? door rede van Brutus toehoorders vijandig, dus geen tijd te verliezen (ook voorzorg: niet prijzen)
– Propositio
tegenstelling: van de doden niets dan… kwaad!
concessie of schijnbare toegeving: Caesar was heerszuchtig
MAAR
hij heeft er wel zwaar moeten voor boeten
– Narratio: gradatie
ik/Caesar: vriend, rechtvaardig, trouw; Brutus/Caesar: heerszuchtig
(herhaling: en Brutus is een achtenswaardig man)
ik/Caesar: moedig, genereus, gevoelig; Brutus/Caesar: heerszuchtig (herhaling)
ik/Caesar: weigerde de kroon; Brutus/Caesar: idem
3x = klassiek
– Refutatio: ik wil wat Brutus zegde niet weerleggen (maar hij doet het juist wél)
– Terug naar de narratio:
* apostrofe (spreekt publiek aan: waarom wenen jullie niet om Caesar, jullie hielden toch van hem? ik ween wél (en hij doet het ook: demagogie)
* tegenstelling: gisteren machtig, nu brengt niemand hem hulde
– Confirmatio (betoog):
* voorzichtig begin: als ik u tot strijd zou oproepen, zou ik Brutus en c° onrecht aandoen en zij zijn achtbare mannen (herhaling: krijgt hier al ongunstige nuance, want tegenover hen plaatst hij de doden, hemzelf én de toehoorders, dit identificatieproces is een demagogische truuk die ook door idolen wordt toegepast; dictators zijn immers ook “idolen” voor sommigen)
* preteritie: het testament dat ik hier niet lezen wil… maar als ik het zou lezen dan zouden jullie hem roemen (gevolg: nieuwsgierigheid en hebzucht gewekt, twee grote demagogische troeven, vgl. met Hitler: in tijden van crisis wees hij de joden, over het algemeen welstellend, aan als daders; de jaloersheid deed z’n verdere werk)
* herhaling (naar climax toe): je erft zoveel dat je ervoor zou vechten, daarom lees ik het niet want ik zou die “achtenswaardige mannen” krenken (betekent nu – en het volk snapt dat ook – die verraders, die moordenaars)
* staaltjes van demagogie:
– gij dwingt mij het te lezen (hij heeft het zelf uitgelokt)
– kom rond het lijk van Caesar staan
– mag ik? (kruiperig)
– mag ik bij u komen? (“ik ben iemand uit het volk”)
* apostrofe van de mantel (met anecdote: ik herinner mij…), weer:
– identificatie: in Caesar werden ook jij en ik vermoord
– tegenstelling: de verraders juichten, wij wenen
– climax: hier is Caesar zelf!
* schijnbare ontkenningen:
– ik wil u niet ophitsen tot opstand
– ik ben geen redenaar als Brutus (hij bedoelt “Brutus = demagoog” terwijl hij zelf juist erg demagogisch is: ik ben een simpel man die van zijn vriend hield, ik zeg wat op mijn tong ligt, zoals iemand uit het volk)
– ik ben niet wijs
– ik ben niet “achtenswaardig”
MAAR
als ik wél zoals Brutus was, zou ik u nu opzwepen
– Peroratio: het testament (de climax)
Ronny De Schepper
(*) Het fameuze tu quoque fili mi moet men niet al te letterlijk nemen: Brutus was misschien wel zijn “geestelijke” zoon, maar dat hij ook letterlijk zijn zoon zou zijn, is hoogst twijfelachtig. En dan niet omdat Caesar homo zou zijn geweest, zoals ik tot mijn verbazing heb geleerd uit de productie van de film “Cleopatra” uit 1963, want hij had wel degelijk een zoon bij Cleo, Caesarion. (When Walter Wanger’s first choice for director insisted that Julius Caesar was gay, Twentieth Century Fox Chairman Spyros P. Skouras told the producer not to hire him. Skouras reasoned, “To hell with history. I want a triangle with two men and one woman. Having one of the greatest men in history as a homo isn’t box-office.”)