Vandaag wordt de Amerikaanse thrillerauteur Elizabeth George (foto YouTube) net als de Engelse sopraan Emma Kirkby zeventig jaar…
“Luidruchtig, vochtig en volstrekt onvergeeflijk nieste hij de vrouw in het gezicht.”
Ken je die theorie over hoe een openingszin de toon zet voor het hele boek? In dit geval zelfs voor het hele oeuvre, want we spreken over de openingszin van de allereerste roman van Elizabeth George. Die roman heet in het Engels “A great deliverance”, maar in het Nederlands werd het nogal ongeïnspireerd vertaald als “Totdat de dood ons scheidt” (*). Ik weet niet of deze verandering van titel ook op rekening van vertaalster Coby de Groot mag worden geschreven (ik vermoed van niet, dat zal wel een beslissing van de uitgeverij, Bruna, zijn geweest), maar zij is alleszins wél verantwoordelijk voor dat “nieste” dat uiteraard “niesde” moet zijn, want het werkwoord is “niezen” en niet “niesen”, zoals wij in het dialect zeggen. Toch is het niet daarom dat ik deze eerste zin niet “gepast” vind. Dat heeft meer te maken omdat het op een nevenfiguur slaat (**), die verder niet zo heel veel met het verhaal te maken heeft (en de dame tegenover hem al helemààl niet).
Nee, wat de eerste zin had moeten zijn, staat enkele bladzijden verder (p.22): “Op haar dertigste was Barbara Havers beslist een onaantrekkelijke vrouw, die bovendien nog al het mogelijke leek te doen om dat te benadrukken.” De televisiekijkers herkennen hier onmiddellijk actrice Sharon Small, al vind ikzelf dat ze op een bepaalde manier toch wel een zekere charme heeft. Een toegeving aan de kijkers of haar “goede inborst” die af en toe toch eens haar pantser doorbreekt? Alleszins vormt de zin dan de perfecte overgang naar “Was er iemand bij heel Scotland Yard die ze meer haatte dan Lynley? Hij was een wonderbaarlijke combinatie van alles wat zij verachtte: schoolopleiding in Eton, cum laude voor geschiedenis in Oxford, een kostschoolstem en een stamboom die, verdomme, zijn wortels had ergens net aan deze kant van de slag bij Hastings. Van adel. Goed opgevoed. En zo verdomd charmant, dat ze niet begreep waarom elke misdadiger in de stad zich niet gewoon overgaf om de man een plezier te doen.” (p.24) Kortom, Nathaniel Parker ten voeten uit. En de perfecte openingszin.
Elizabeth George is in feite een opmerkelijke “opvolgster” van P.D.James. Alhoewel Amerikaanse (Californië) zijn haar boeken door en door Brits. Dat komt omdat ze oorspronkelijk een cursus Engelse literatuur gaf, gewijd aan het misdaadverhaal. Aan de hand van “The history of the mystery story” van Dorothy L.Sayers analyseerde ze de gekozen romans, die – op uitzondering van Poe – allemaal Engels waren en na vijf, zes jaar vond ze dat ze het eigenlijk net zo goed zelf zou kunnen proberen. Haar hoofdfiguur is de adellijke inspecteur Thomas Lynley, die echter wordt bijgestaan door sergeant Barbara Havers, een typisch “working class” product met een afkeer van de adel, dit is dus wel een uitzondering op de “regel”.
Ondanks haar Amerikaanse afkomst zijn de boeken van Elizabeth George een voorbeeld van het Britse flegma, zoals dat o.m. in een aflevering van “The Inspector Lynley Mysteries” tot uiting komt. Daar krijgt detective Barbara Havers van haar overste (voor één keer eens niet Lynley, die op dat moment een tijdelijke schorsing heeft opgelopen) op een cruciaal moment de raad: “Don’t do anything heroic, Barbara, think of all the paper work.” Met een knipoog naar Lynley trouwens, die zijn schorsing juist te danken had aan de nogal drastische aanpak van een getuige.
Daarna leek het er even op dat Elizabeth George uitgeschreven was. Haar meest recente misdaadromans werden steeds dikker, ingewikkelder en, spijtig genoeg, minder spannend. Terwijl de eerste boeken die ze in de jaren tachtig en negentig schreef rond haar adellijke speurder Thomas Lynley en zijn norse maar doortastende assistente Barbara Havers tot de hoogtepunten van het genre behoren. Maar zie, begin 2016 verscheen “Dag des Oordeels”, een sterke misdaadroman waarin George uitstekend doet wat ze zo goed kan: de rafelige randen van relaties dissecteren, zoals John Vervoort stelt in het Nieuwsblad van 28 januari 2016.
Ook nu weer wordt haar verhaal gesitueerd op het Engelse platteland waar het zo rustig wonen is, tot de misdaad de kop opsteekt. Deze keer is het de dood van een beroemde feministische schrijfster. Maar voor we daar zijn, goed 170 bladzijden, heeft ze al de complexe relaties ontrafeld binnen de familie Goldacre. De moeder werkte als assistente voor de schrijfster maar is een bemoeial die zelfs het leven van haar twee zoons tot een gruwel maakt. Een van hen pleegde zelfdoding. Tijdens een herdenkingsdienst voor hem gaan de poppen aan het dansen. Wanneer de moord op de schrijfster gebeurt, gaan alle poorten van de hel open. Lynley, Havers en de relatief nieuwe speurder Winston Nkata blijven lang uit beeld, maar ook de perikelen in hun levens worden mooi uitgetekend. De titel van het boek mag dan alweer eens flauw zijn, het verhaal toont dat George de spanning nog in de vingers heeft, aldus John Vervoort.
Referentie
John Vervoort, De rafelige randen van relaties, Het Nieuwsblad, 28 januari 2016
(*) Beide titels slaan op niets eigenlijk. Of beter gezegd: op alles. Bijna àlle thrillers kunnen dergelijke titel meekrijgen.
(**) Uiteindelijk zal het personage toch iets belangrijker blijken te zijn dan enkel maar een nevenfiguur, maar het doet niets af van de theorie die ik hier ontwikkel. Uiteraard op voorwaarde dat u geloof hecht aan die theorie, dat spreekt vanzelf.