Vandaag is het al 35 jaar geleden dat de Zweedse broertjes Pettersson wereldkampioen werden in het tijdrijden per ploeg vóór Denemarken en Italië. Nederland werd elfde, gelijk met Spanje; België was vijftiende. De vier Zweedse broers zouden hun prestatie in de twee volgende kampioenschappen herhalen. Een uitstekende gelegenheid om het stuk van Jan De Smet over de vier Zweedse broertjes nog eens boven te halen…

Het moet een prachtig zicht geweest zijn. Vier renners op een rij, in volle inspanning, gestroomlijnd over de weg fietsend. Vier renners en ook vier broers. Allen gekleed in de mooie blauwe truien met twee horizontale gele strepen, de trui van Zweden. Gösta, Sture, Erik en Tomas Pettersson met twee t’s en twee s-en. De Zweedse hardrijders uit de jaren 60 en 70.
Een beetje wielerkenner kent de namen nog. Zeker Gösta Pettersson kent men wel. Misschien ook nog wel Tomas, maar Sture en Erik zijn al heel wat minder bekend.
Als in een echte ploegtijdrit hebben ze ook hun profcarrière op elkaar afgestemd. Ze werden alle vier prof in 1970 bij Ferretti. Eind 1971 haakte Erik al af, een jaar later was het de beurt aan Sture, nog eens een jaar later Tomas en Gösta hield het vol tot in 1974.
Maar wat weten we van deze Zweden? Ja, ze kwamen uit Zweden en Gösta was geen onaardig renner en werden ze geen wereldkampioen tijdrijden? Hoe zat het trouwens met de Olympische Spelen? Werden ze ooit Olympisch kampioen?
De wielergeschiedenis van de Pettersson brothers begon in 1961. De oudste van het viertal, Gösta (°23/11/1940 Alingsås, Västra Götaland, Zweden) werd 1e in het Nordisk Mesterskab (Noords Kampioenschap, een kampioenschap tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland), ploegentijdrit op de weg voor amateurs, samen met Sune Hansson, Herbert Dahlbom en Oswald Johansson.
In datzelfde jaar werd hij ook tweede in de 10de rit van de eerste Tour de l’Avenir, toen nog voor amateurs. Hij maakte deel uit van een Scandinavische ploeg met 3 Denen, 3 Zweden, 1 Noor en 1 Deen. In die rit werd hij geklopt door Bruno Fantinato. In de laatste rit werd hij nog eens vierde en in de eindstand werd hij 21ste op 25’55” van Guido De Rosso.
In 1962 was hij tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg en eerste in het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg. In het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg voor amateurs, won hij opnieuw, nu samen met Owe Adamsson, Paul (Palle) Munther en Sune Hansson. Het tijdrijden zat hem duidelijk in het bloed en de genen.
In 1963 kwamen ook Sture (°30/09/1942 Kullings, Östergötland, Zweden) en Erik (°04/04/1944 Kullings, Östergötland, Zweden) er bij. Had Gösta hen overhaald? Sprak hij met zoveel enthousiasme over het tijdrijden? Gezien de Zweedse traditie van stilzwijgende noorderlingen is dit eerder twijfelachtig. Waarschijnlijk zat het hem gewoon, zoals hierboven reeds aangehaald, in de genen. Waren mama en papa Pettersson misschien ook wielerfanaten? Ik heb er niks over terug gevonden, maar het kan natuurlijk.
Gösta won in 1963 twee etappes in rittenwedstrijden, werd opnieuw Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg en ook Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Sture en Erik Pettersson. De eerste kiem van een succesvol viertal werd gelegd.
Voor het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg viel de jonge Erik Pettersson nog te licht uit. Zweden won toch met Gösta, Stig Blom, Bengt Lager en Sture Pettersson. Erik had echter wel het individuele Nordisk Mesterskab gewonnen.
De successen werkten aanstekelijk binnen de familie. Want de vierde Pettersson, Tomas (°15/06/1947 Vårgårda, Västra Götaland, Zweden) begon er ook aan nadat hij het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg voor junioren gewonnen had met Hans Knutsson en Lennart Johansson.
Gösta zelf maakte er een mooi 1964 van. Hij won de Ronde van Tunesië, veroverde brons in het Nationaal Kampioenschap op de weg, goud in het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en goud in het Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Sture en Erik Pettersson.
Erik werd dan nog derde in het individuele Nordisk Mesterskab op de weg.
Gösta steekt zijn neus aan het venster in het internationaal amateurpeloton door brons te veroveren op het Wereldkampioenschap op de weg in Sallanches na Eddy Merckx en Willy Planckaert, ook al een gezant van een roemruchtige wielerfamilie.
Tijdens de Olympische Spelen in Tokyo behaalden de Zweden (Gösta, Sture, Erik en Sven Helge) brons na Nederland (Dolman, Karstens, Pieterse en Zoet) en Italië (Andreoli, Dalla Bona, Guerra en Manza). In de rit in lijn, gewonnen door de Italiaan Zanin, werd Gösta zevende, Erik elfde en Sture 52ste.
De prestaties kenden dus een stijgende curve en de aanwezigheid van Sture en Erik bleek een aanzet te zijn tot het vormen van een geoliede tijdritmachine. Het was nu enkel nog wachten tot Tomas iets ouder en sterker was om de successen te kunnen oogsten.
In 1965 zijn er weinig opmerkelijke resultaten te vinden van Gösta. Was hij gekwetst? Was hij ziek? Moest hij recupereren? Of was er zoiets als een militaire dienst in Zweden? In 1965 zijn enkel de drie anderen terug te vinden in de tijdrituitslagen.
Nochtans reed Gösta samen met Sture mee in de Tour de l’Avenir in een Zweeds-Deense ploeg van 4 Denen en 4 Zweden. Gösta werd zesde in de laatste etappe en eindigde als 16de op 14’46” van Mariano Diaz. Sture werd achtste in de 9de etappe en eindigde als 64ste op 52’49”.
Sture won verder nog het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap Estafette op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap tijdrijden Ploegenklassement op de weg met Jan-Åke Ek en Erik. Hij werd verder ook nog 2de in Nationaal Kampioenschap op de weg.
Tomas, nog altijd junior, won het Nationaal Kampioenschap op de weg en het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg.
Vanaf 1966 kwam Gösta weer volop op het voorplan. Hij won het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik. En het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Dit was de eerste grote zege van het Zweedse broederviertal.
Tomas werd nog 2de en Gösta 3de in het Nordisk Mesterskab op de weg.
In 1967 wordt er volop voorbereid naar het belangrijke Olympische jaar 1968. Gösta wint een etappe en de Zesdaagse rittenkoers van Zweden. Erik wint de eerste en tweede etappe. Gösta wordt tweede in de Ronde van Berlijn en wint de Ronde van Marokko, Erik wordt derde. Qua tijdrijden zijn de broers zo goed als onverslaanbaar. Gösta wordt Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement op de weg met Erik en Tomas, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.
Erik wordt Nationaal Kampioen op de weg en 3de in het Nordisk Mesterskab op de weg.
Op het Wereldkampioenschap winnen de vier broers de 100 km ploegentijdrit voor Denemarken (Blaudzun, Hansen, Mortensen en Pedersen) en Italië (Bosisio, Pigato, Marcelli, Martini). De eerste wereldtitel is binnen. Mama Pettersson mag WK-truien beginnen wassen.
In het belangrijke jaar 1968 lopen de broers waarschijnlijk hun grootste ontgoocheling van hun carrière op.
Nochtans zet het jaar goed in. Gösta wint etappe 1a, 1b (Tomas is tweede) en 8 van de Milk Race en het eindklassement. Sture wordt 2de in rit 9, Tomas 2de in rit 2, 3de in rit 8 en wint de 14de rit. Gösta is tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg, wint het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.
Erik wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Tomas en Jan-Åke Ek. Tomas wint het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en het Nordisk Mesterskab op de weg.
Op de Olympische Spelen echter lopen ze het goud mis. Ze behalen zilver op de Ploegentijdrit, na Nederland (Den Hertog, Pijnen, Zoetemelk, Krekels) en voor Italië (Bramucci, Marcelli, Simonetti, Vianelli). En Gösta wordt derde in de Olympische rit op de weg na Pierfranco Vianelli en Leif Mortensen. Tomas wordt 7de en Erik wordt er 35ste.
De broers nemen echter wraak op de wereldkampioenschappen. Gösta, Erik en Tomas samen met Josef Ripfel worden derde in het Wereldkampioenschap Ploegenachtervolging op de baan na Italië (Chemello, Bosisio, Morbiato, Roncaglia) en Argentinië (Alvarez Seidanes, Alves Gordon, Contreras Vasquez, Merlos Toledo).
Op de weg wordt het viertal voor de tweede keer Wereldkampioen in de 100 km ploegentijdrit. Ze verslaan Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Spahn) en Italië (Marcelli, Bramucci, Pigato, Martini). Niettemin zal het verlies van de gouden Olympische medaille een wrange nasmaak gegeven hebben. Erik wordt dan nog 3de in het Wereldkampioenschap op de weg na Vittorio Marcelli en Luis Carlos Flores.
Vanaf 1969 wordt toch zeker Gösta te sterk voor de amateurscategorie. Hij is dan ook al 29 jaar oud.
Hij wint opnieuw de Zesdaagse rittenkoers van Zweden met ook 1 etappeoverwinning. Hij wordt Nationaal Kampioen op de weg en in het tijdrijden. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden met Tomas en Jan-Åke Ek, het Nationaal Kampioenschap op de weg Ploegentijdrit met Erik en Tomas en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Erik won ook nog het Nordisk Mesterskab op de weg.
Ook in de rittenwedstrijden komt Gösta sterk voor de dag. De Zweedse ploeg start in de Tour de l’Avenir met de vier broers. Gösta wint de proloog en wordt met de Zweedse ploeg 4de in rit 1b zodat hij even de gele trui mag aantrekken. Die verliest hij ’s anderendaags echter alweer aan Duchemin. Gösta wordt nog vijfde in de 5de rit, vierde in de rit 6b, zevende in rit 9 en vijfde in rit 10a. Sture wordt derde in rit 5 en achtste in rit 10a. Erik wordt vijfde in rit 3 en Tomas wint rit 6a.
Gösta wordt derde in het eindklassement op 6’40” van Zoetemelk en hij wordt derde in het bergklassement. Sture wordt 20ste in het eindklassement op 15’26” en vijfde in het puntenklassement. De Pettersson-broers gaan dus met nogal wat prijzengeld naar Zweden terug.
Op het Wereldkampioenschap is het voor de derde maal prijs in de 100 km ploegentijdrit. Ze winnen voor Denemarken (Frey, Hansen, Lund, Mortensen) en Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Fuchs).
Het was voor de Petterssons genoeg geweest bij de amateurs. Wat moest en kon gewonnen worden was gewonnen met uitzondering van een Olympische titel. Het Italiaanse merk Ferretti zag wel iets in hen en nam ze alle 4 in de ploeg op.
Gösta startte direct veelbelovend met overwinningen in rit 4b en het eindklassement van de Ronde van Romandië, voor Davide Boifava en Joop Zoetemelk, en de Coppa Sabatini. Verder een 6de plaats op 9’20” van Eddy Merckx in het eindklassement van de Giro d’Italia, met drie top tien plaatsen, een 3de plaats in het eindklassement van de Tour de France op 15’54” van Eddy Merckx en na Joop Zoetemelk. Hij behaalde verder in de Tour acht top tien uitslagen. Tomas haalde vijf top tien uitslagen en eindigde 36ste op 1u13’28”.
Gösta samen met Tomas won aan het einde van het seizoen de Trofeo Baracchi voor de duo’s Ritter-Mortensen, toch ook geen smurfen, en Vanspringel-Willy In ‘tVen.
Tussen de grote jongens waren de resultaten voor de drie andere broers toch iets minder. Tomas had wel een tweede plaats versierd in rit 20b van de Tour de France, een 8,1 km lange tijdrit, op 12” van Eddy Merckx. Gösta werd 8ste op 18”. Tomas haalde ook nog 2 tweede en 2 derde plaatsen in andere wedstrijden. Sture reed één top tien plaats in de Giro en eindigde als 77ste op 2u10’06”. Op het Wereldkampioenschap werd Sture 30ste, Gösta 31ste, Tomas 42ste en Erik 62ste.
In 1971 reden ze nog alle vier bij Ferretti. Gösta kwam tot volle ontbolstering. Hij won de Giro dell’Appennino en in Vigolo Marchese. Hij werd samen met Tomas tweede in de Trofeo Baracchi na het duo Ocaña-Mortensen. Hij werd eveneens tweede in de Ronde van Sardinië, na Merckx, de Catalaanse Week, na Raymond Poulidor, Paris-Nice, na Merckx en derde in Milaan-Sanremo, na Merckx en Gimondi. Maar zijn hoogtepunt, en ook dat van zijn carrière, vierde hij in de Giro d’Italia. Gösta behaalde zes top tien plaatsen en veroverde de roze trui aan het eind van de 18de rit en behield die tot het einde. Herman Vanspringel werd nog maar eens tweede in een grote rittenwedstrijd en eindigde op 2’04” en Ugo Colombo werd derde op 2’35”. In diezelfde Giro behaalde Erik, terug boven water gekomen, drie top tien plaatsen en Sture, die 51ste werd op 1h45’54”, twee top tien plaatsen.
In de Tour de France behaalde Ferretti een tweede plaats in de proloog. Verder behaalde Gösta vier top tien plaatsen en Tomas twee top tien plaatsen. Beiden bereikten echter Parijs niet.
Tomas behaalde een overwinning in rit 5b van de ronde van Romandië en enkele ereplaatsen in ééndagswedstrijden. Erik had enkel een uitschieter met een tweede plaats in Vigolo Marchese, na Gösta, en een derde plaats in de 10de etappe van de Giro.
Op het Wereldkampioenschap werd Tomas 12de, Erik 28ste, Gösta 23ste en Sture gaf op.
Het seizoen 1972 startte zonder Erik. Nochtans was hij, na een eerste minder jaar, in 1971 weer boven water gekomen en was het eerder Sture die in 1971 ondermaats gebleven was.
De overgebleven broers reden nog altijd voor Ferretti. Gösta haalde nog een 2de plaats in het eindklassement van de Giro di Puglia waar Tomas derde werd. Gösta won de 7de etappe in de Giro voor Eddy Merckx. Hij haalde verder nog 3 top tien plaatsen in die Giro die hij als zesde beëindigde op 13’09” van Eddy Merckx. Tomas werd in diezelfde Giro 41ste op 1u03’06”. Gösta en Tomas werden derde in de Trofeo Baracchi na Merckx-Swerts en Gimondi-Boifava.
Op zich deed Tomas het dat jaar waarschijnlijk zelfs beter dan Gösta. Hij werd derde in de Coppa Agostoni, in Cotignola en in de Giro del Lazio. Hij won tevens de 1ste en 5de etappe van de Tirreno–Adriatico en werd derde in het eindklassement.
De Tour de France werd niet gereden door Ferretti en in het Wereldkampioenschap werd Gösta 36ste en gaven Sture en Tomas op.
Er zat duidelijk verval op de prestaties van de Pettersons. Misschien dat Tomas eigenlijk nog het best stand hield, Gösta teerde duidelijk op zijn prestaties van de eerste twee jaren. Voor Sture was het duidelijk geworden en hij hing de fiets aan de wilgen. De twee overgebleven Petterssons verkasten naar Scic.
Gösta werd aan het begin van het seizoen 3de in het eindklassement van de Tirreno–Adriatico. Hij reed één top tien plaats in de Ronde van Romandië en werd 8ste in het eindklassement. Hij deed voor het eerst mee in de Ronde van Zwitserland, won er de 8ste etappe b en werd 7de in het eindklassement op 7’53” van Fuente. Hij reed er nog een top tien plaats en Tomas gaf er op. Hij werd 3de in het eindklassement van de Giro di Sardegna en eindigde 2de met Boifava in de Trofeo Baracchi na Gimondi-Rodriguez. In de Giro d’Italia reed hij drie top tien plaatsen en werd uiteindelijk 13de op 34’42” van Eddy Merckx. In het Wereldkampioenschap gaven zowel Gösta als Tomas op.
Op het einde van het seizoen had Tomas het ook begrepen. De prestaties van 1972 had hij niet kunnen verder zetten, integendeel zelfs, hij presteerde zo goed als niks.
Gösta bleef alleen over en veranderde nog eens van ploeg. Hij zou zijn laatste jaar rijden bij Magniflex. Gezien zijn leeftijd, 34 jaar, mag gesteld worden dat hij in schoonheid afscheid nam.
Bij zijn tweede deelname in de Ronde van Zwitserland behaalde hij zes top tien klasseringen en werd hij 2de op 58” van Eddy Merckx. In de Giro d’Italia behaalde hij drie top tien noteringen en werd hij uiteindelijk 10de op 17’08” van Eddy Merckx. Op het Wereldkampionschap werd hij nog 17de en in de Trofeo Baracchi behaalde hij met Rodriguez een tweede plaats na Moser-Schuiten.

Na afloop van hun carrière hebben drie van de vier broers gekozen voor een andere familienaam. De familienaam Pettersson (ook soms Petersson) werd te veel verspreid vanuit Zweden over de hele wereld. Daarom konden de dragers van deze familienaam van homoniem veranderen en een andere identiteitskaart vragen in Zweden. Dit gebeurde toen de broers ruzie hadden. Wat de reden van de ruzie was kon ik niet achterhalen.
Erik, Tomas en Sture heetten vanaf dan Fåglum, naar de naam van de club waarbij ze debuteerden. Op het toppunt van hun glorie spraken de Zweden al van de “Fåglum brothers”. Alleen Gösta behield zijn oorspronkelijke achternaam.
Gösta was een regelmatig renner. Hoewel hij zelden een wedstrijd wist te winnen, zat hij altijd mee in de goede ontsnapping. Hij had echter altijd een defensieve houding die niet in de smaak viel van het grote publiek. Hij had een ietwat bescheiden persoonlijkheid, en misschien daardoor is er nooit echt uitgekomen wat hij allemaal in zich had. Tomas had misschien evenveel talent als Gösta. Maar misschien lag hij als de jongste teveel onder de plak van Gösta en de andere broers. Erik was te onregelmatig om echt door te dringen bij de beroepsrenners en Sture was de minste van de vier. Hij verliet het viertal ook als eerste voorgoed want hij overleed op 26 juni 1983 ergens in Noorwegen.
Samen wonnen de Petterssons 13 wedstrijden bij de profs (Gösta negen en Tomas vier). Ze werden 3 keer wereldkampioen bij de amateurs hetgeen dus 12 WK-truien betekent voor één familie.

3 gedachtes over “35 jaar geleden: de Pettersson broertjes worden wereldkampioen tijdrijden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.