Het is vandaag zestig jaar geleden dat Bob Dylan vijftig dollar kreeg toegestopt, omdat hij op de titelsong van de elpee “Midnight Special” van Harry Belafonte een stukje mondharmonica speelt. Het was zijn eerste officiële opname…

Toen Amerika in beroering werd gebracht door de rock’n’roll, werd eigenaardig genoeg door rechts de folkmusic ingeroepen als “remedie” tegen deze nieuwe kwaal. Met veel barnumreclame werden mensen als Harry Belafonte, het Kingston Trio en Peter, Paul and Mary de ether ingeslingerd. Het bleek echter een misrekening te zijn. Niet alleen kenden deze mensen slechts heel weinig succes bij de jeugd, bovendien zat een nieuw venijn in hun staart. Eén van de grootste successen van Peter, Paul en Mary was immers “Blowin’ in the wind” van ene zekere Bob Dylan (*).

Dylan zelf maakte reeds een eerste elpee in 1961, maar zou pas doorbreken nadat The Byrds met hun versie van zijn “Mr.Tambourine Man” het aangezicht van de popmuziek hadden veranderd. De tijden waren er immers rijp voor: de oorlog in Viëtnam, de dienstweigeraars, de beweging voor de burgerrechten, de anti-atoommarsen….

1968 VIEL IN 1963

Dat Dylan nog een belangrijker rol heeft vervuld dan iemand als Woody Guthrie lijdt geen twijfel. Hij heeft immers op wereldvlak bereikt wat Woody enkel binnen de eigen grenzen lukte. Toch moeten we ook kunnen toegeven dat Robert Zimmerman (zoals hij echt heet) nooit Bob Dylan zou geworden zijn, indien Guthrie er niet was geweest, noch de zwarte voorbeelden waarop Woody zelf zich reeds had beroepen (**).

En ook op tekstueel gebied (Guthrie bleef steeds zeer eenvoudig en zou de ingewikkelde teksten van de latere Dylan zeker verworpen hebben) moeten we vaststellen dat Dylan eigenlijk toch niet zo origineel was. Zoals we trouwens uit zijn pseudoniem kunnen afleiden was hij beïnvloed door dichters als Dylan Thomas, T.S. Eliot, Allan Ginsberg, Lawrence Ferlinghetti…

Maar zoals gezegd: Dylan heeft internationaal een kettingreactie doen ontstaan die vooral in de jaren zestig aanleiding heeft gegeven tot protestliederen tegen de atoombom, tegen de oorlogsdreiging, tegen de bewapening, tegen het fascisme…

Hilarisch is een persconferentie uit die tijd, waarbij iemand die van zichzelf denkt dat hij een journalist is hem vraagt hoeveel protestzangers er nu precies zijn. Waarop Dylan bloedernstig: “136.” Zo mogelijk nóg ernstiger reactie van de “journalist”: “Bedoel je nu exact 136 of ongeveer 136?” Antwoord van Bob, zonder zelfs maar met de ogen te knipperen: “Tussen de 136 en 142.”

Jaja, lachen is toegelaten, maar toch scoorde Dylan verrassend weinig hits, stond in Amerika nooit nummer één met zijn eigen uitvoeringen en haalde sinds 1979 nooit meer de top‑veertig. En nochtans kent eenieder ‘The times they are a-changin’ en ‘Blowin’ in the Wind’. Was hij dan een albumartiest? Ook dat klopt niet. Hij prijkt pas op 56ste plaats in de lijst van albumverkopen‑bij‑leven.

En toch heeft niemand, tenzij Elvis misschien of de Beatles, de geschiedenis van de popmuziek zo ingrijpend beïnvloed als dat kleine, schriel gebouwde, introverte, nerveuze mannetje met krullenbol en haakneus afkomstig uit de Midwest van de VS. Rond deze geniale maar wat mensenschuwe en introverte Dylan hangt een waas van ondoorgrondelijkheid en geheimzinnigheid wat zijn charisma en de mythevorming alleen maar versterkt heeft.

BOB DYLAN, ADAMO EN DE ANDEREN…

Bob Dylan maakte zijn eerste platen dus rond 1963 en het is wel grappig als we even nagaan hoe bepaalde mensen daar toen op reageerden:

“In 1963 hoorde ik mijn eerste Dylan-plaat. Mijn zusje liet ze me horen. Dylan was samen met Adamo haar grote favoriet, omdat ze alle twee een hese stem hadden, denk ik. Adamo vond ik wel aardig, maar Dylan, nee, dat zag ik niet zitten. Ik vond ‘m gewoon niks. Ik vond überhaupt al niks goed van de popmuziek. Twee jaar later hoorde ik Dylan nog es, en toen vond ik hem ineens fantastisch.” (Boudewijn De Groot)

“In 1963 zal het geweest zijn dat ik voor het eerst een plaat van Bob Dylan in handen kreeg. En wat waren mijn eerste indrukken over Bob? Dat hij een heel eigenaardige stem had. Toen Jan Schoukens Bob hoorde, haalde hij zijn schouders op en zei: ‘Die kan niet zingen’, want voor Schoukens kon toen alleen Sinatra zingen.” (Johan Thielemans die toen voor de BRT werkte)

“Er bestonden geen protestsongs die ik kon zingen tot hij er begon te schrijven. Hij schreef songs die nog niet geschreven waren tot dan toe. Er zijn niet veel goede protestsongs. Ze zijn meestal overdreven.” (Joan Baez)

Vooral de jonge Dylan heeft natuurlijk wel enkele pareltjes van teksten gemaakt, die ongetwijfeld de geschiedenis zullen ingaan. Een paar voorbeelden:

De streep is getrokken, de vloek is gelegd
Op alles wat vals is en krom en onecht
Jullie mooie verleden was bloedig en laks
We zullen die fouten vermijden
En de man bovenaan is de laatste van straks
Want er komen andere tijden
(The Times They Are A-Changing, vertaling Lennaert Nijgh)

Toen de Tweede Wereldoorlog afgelopen was
Vergaven we de Duitsers en werden ermee bevriend
Al doodden ze er zo’n zes miljoen in hun ovens van gas
De Duitsers hebben nu ook God aan hun zij
Heel mijn leven heb ik geleerd de Russen te haten
Als er ooit nog een oorlog komt, moeten wij hen gaan bevechten
En haten en vrezen en vluchten en verbergen
En het allemaal aanvaarden met God aan mijn zij
Maar we hebben nu wapens en chemisch spul
Als we gedwongen zijn het te gebruiken, dan moeten we dat ook doen
Eén druk op de knop en een wereldwijd schot
Stel nooit vragen als God aan je zijde staat
(With God on your side)

Kom, Heren van de Oorlog, jullie die de grote kanonnen bouwen
De vliegtuigen van de dood, al de bommen
Jullie die je verbergen achter muren, achter tafels
Ik wil jullie leren kennen, ik kan doorheen jullie maskers zien
Jullie hebben voor de grootste angst gezorgd die ooit kan uitgeschreeuwd worden
De angst om kinderen op deze wereld te brengen
Wegens de bedreiging tegenover mijn kind, nog ongeboren en zonder naam,
Ben je het bloed niet waard dat door je aders stroomt
(Masters of War)

DE PROTEUSMENS

Bob Dylan werd dus een mythe. Omdat, zo schreef Johan Thielemans in een speciaal Dylan-nummer van Tliedboek: “Dylan deze mythische figuur is waaraan zoveel jonge mensen blijkbaar nood hebben (…) Hij vertegenwoordigt de teruggevonden dichter (…) Hij heeft het woord gevonden dat weer mensen in beweging zet, dat mensen weer doet samenhoren, dat weer gelukkig maakt. En daarom is hij een fenomeen.”

Best mogelijk en hoogstwaarschijnlijk waar wat Thielemans daar zegt, maar een mythe blijft alleen bestaan dan wanneer er voldoende over gemystificieerd wordt. Dylan maakt daar geen uitzondering op. Ik laat u proeven van de volgende staaltjes.

Zo schrijft Prof. Dr. Alex Blockmans in zijn “Inleiding tot de voornaamste moderne literaturen” (1974): “Tot de sfeer van laat-surrealisme behoren ook de dichters van de ‘beat’ generatie uit het Amerika van de laten jaren 1950 (…) Gedeeltelijk aansluitend daarbij, maar zeer sterk sociaal geëngageerd zijn de teksten van een aantal protestzangers, in de eerste plaats Bob Dylan, waarin men duidelijk de verwantschap met het surrealisme kan aantonen.”

En dit is nog klein bier, vergeleken bij Jan Donkers in “Bob Dylan, bij benadering” (1973): “Dylans behandeling van het nowhere-motief lijkt het meest oorspronkelijke element in heel zijn werk. Het nowhere-gebied is bij hem geen leegte, maar een met hoogst denkbare vitaliteit geladen nirwana-achtig gebied tussen daad en gebeuren, waarin onder gunstige omstandigheden het besef van vrijheid zijn volmaaktheid kan vinden. Voor zover ik weet, heeft geen van zijn tijdgenoten het gebied dat ligt achter de vergeefse daad en voor het gratuite gebeuren met meer directheid verbeeld dan hij”.

Deze verheven taal doet me denken aan Martinus Nijhoff, Nederlands dichter, die ooit schreef: “Lees maar, er staat niet wat er staat.” Maar laten we nog een laatste mythefan aan het woord, Miel Swillens: “Dylan constateert de afwezigheid van een absolute zingeving voor het menselijke bestaan. Deze vaststelling is niet het gevolg van een rationele analyse, maar gebeurt aan de hand van concrete, alledaagse belevingswerkelijkheid. Het existentieel beleven van de zinloosheid van het bestaan kan zelfs gepaard gaan met het aanvaarden of vermoeden van een verborgen werkelijkheid.”

Echt interessant wordt Swillens evenwel wanneer hij in Dylan het prototype van de Proteusmens gaat zien.

“De Proteusmens”, zo verklaart hij, “staat sceptisch tegenover elke vorm van maatschappij-ordening. Hij is er zich van bewust dat de mens om te kunnen leven behoefte heeft aan de wanorde van de verscheidenheid. De maatschappij wordt ervaren als een samenzwering tegen het individu. Het individu kan in de maatschappij met haar sterke druk tot conformeren niet volledig zichzelf zijn. De utopie van een volmaakte maatschappij-ordening wordt afgewezen omdat het volledige menszijn wordt beleefd als een orde waarin ruimte is voor de chaos en die plaats laat voor wanhoop, twijfel en gemis. Wie zijn medemens een Aards Paradijs voorspiegelt is een misleide en een misleider.”

Dat is dus Dylan? Een Proteusmens? Voor mij best! Maar dan sluit ik mij meteen aan bij de repliek die Etienne Verhoeyen in Tliedboek schreef op het artikel van Swillens: “Als Dylan beweert dat hij de maatschappij als een samenzwering tegen het individu ervaart kan ik hem niet tegenspreken. Maar hij heeft blijkbaar geen oog voor de contradictie die aan de basis ligt van deze samenleving: het kapitalisme (of althans de liberale ideologie) beweert het individueel initiatief en de individuele vrijheid te bevorderen, maar verstikt ze anderzijds en laat alleen de enige vrijheid toe waar ze op uit is, namelijk de economische.”

“Deze samenzwering van enkelen tegen velen moet verdwijnen. En ze zal niet verdwijnen door de liefde, en ook niet door een of andere metafysische redding. Het gaat er niet om te weten of DE maatschappij een samenzwering is tegen het individu; het gaat er wel om te weten WELKE maatschappij een samenzwering is tegen WELKE individuen. De kapitalistische maatschappij, waarin enkelen samenzweren tegen velen moet worden vervangen door een socialistische waarin deze velen zullen moeten samenzweren tegen dez enkelen (Aragon: “Contre les violents tourne la violence”). En dit is een gerechtvaardigde samenzwering. Maar daar komt Dylan lang niet aan toe: hij ligt met zijn lady in een big brass bed en laat spoon rijmen met moon. Waarmee ik niet wil zeggen dat liefde niet belangrijk is. Maar er de wereld door veranderen, neen”.

Dylan, het icoon bij uitstek van de rebelse jaren zestig, is ondertussen een brave a‑politieke huisvader geworden die wat rust in het huiselijk geluk van een kinderrijk gezin lijkt gevonden te hebben.

Ronny De Schepper

(*) Volgens bepaalde bronnen heeft de jonge Dylan zelfs nog bij Bobby Vee gespééld! Zie bij “de Bobbies”.

(**) In “Bob Dylan under the influence, the songs he didn’t write” somt Derek Barker zo goed als alle nummers op die Dylan wel gezongen heeft op concerten of opgenomen voor platen, maar niet zelf geschreven heeft. Men had kunnen hopen dat hij ook de nummers zou behandelen die Bob laten we zeggen “geleend” heeft, toch zeker die waarvan de melodie gewoon gejat is van oudere copyrightvrije traditionals en folksongs, maar nee dus. Het geweldige ‘Blind Willie McTell’, over de blueszanger, heeft bijvoorbeeld de melodie van de jazz- en bluesklassieker ‘St.James Infirmary’ (en is allicht daarom ook nooit echt officieel uitgebracht tenzij als officiële bootleg). Er zijn nog ontelbare voorbeelden. Een aantal kan men terugvinden op deze website.

(Zeer) selectieve bibliografie
Sounes Howard, ‘Down the Highway’ (het leven van Bob Dylan), uitgegeven bij Het Spectrum, 424 p.
André Mommen, De onverslijtbare bard van de ambachtelijke muziek, De Rode Vaan nr.52 van 1987
André Mommen, Is er nog plaats voor Bob Dylan? De Waarheid, 2 januari 1988
Miel Swillens, Mao of Dylan, Tliedboek nr.26, oktober 1972.
Miel Swillens, Dylans “Desire”, de oude grootmeester over de oude grootmeester, Tliedboek nr.39, februari 1976.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.