De Internationale Nieuwe Scène brengt met « Wedloop door de woestijn in zeven etappes » naar « De uitzondering en de regel » één van de leerstukken van Bertolt Brecht. Het hele oeuvre van Brecht staat in het teken van de ontvoogdingsstrijd en de bewustmaking van de arbeidende klasse. Brecht heeft daarvoor geen literaire vorm ongebruikt gelaten. In zijn toneelwerk schrijft hij tussen 1929 en 1935 zijn « leerstukken » waarover hij zelf zegt : « Het leerstuk is leerzaam omdat het gespeeld wordt en niet omdat men het bekijkt. In principe is er voor het leerstuk geen toeschouwer nodig, maar als hij er is, kun je hem gebruiken. De stukken staan open voor eigen actuele vondsten van de spelers. De scheiding tussen kunstproducent en -consument moet worden opgeheven : de toeschouwer moet er ook aan deelnemen. »

Regisseur Carlos Medina actualiseert dan ook dit stuk, waarin het voornamelijk gaat over macht en onmacht en de tegengestelde belangen van de verschillende klassen, door de handeling te laten plaatsgrijpen binnen het referentiekader van Parijs-Dakar. Een wedloop met een massale door de media georkestreerde en gemanipuleerde belangstelling. De constant « onderhuidse » aanwezigheid van Thierry Sabine, organisator en op de hand gedragen « Held » die tijdens de laatste uitgave van deze rally verongelukte, is een beetje de incarnatie van zowel de meester als de slaaf van deze waanzinnige wedloop waarmee de supporter zich kan identificeren. Een stille getuige van de waanzin die verweven zit in de drang om te winnen.
In « Wedloop door de woestijn… » zit de toeschouwer eigenlijk op de publieke banken van een openbaar proces waar de koopman terechtstaat voor doodslag op zijn koelie. De rechter moet oordelen over de schuldvraag of hier sprake is van moord of wettige zelfverdediging. We zien dan de aanleiding tot deze daad. Het stuk wordt gespeeld. We volgen een team bestaande uit de koopman, een gids en een koelie dat, achterna gezeten door een tweede team, gedreven is de wedloop te winnen (de eerste kan immers een belangrijke olieconcessie verwerven). Er is enerzijds de rivaliteit tussen de twee teams en anderzijds de onderlinge verhouding van de deelnemers van ieder team waarvan we er één op de voet volgen tijdens de ontwikkeling van het proces. De tegengestelde belangen van iedere deelnemer om mee dit avontuur aan te vatten zorgen onderweg voor conflictsituaties. Uiteindelijk zal dit leiden tot doodslag wanneer de koopman zich bedreigd voelt door de koelie en hem neerschiet.
Door het stuk heen zal de rechter in korte interventies met de getuigen en de beschuldigde blijk geven van een gevoel voor gerechtigheid. De indruk ontstaat dat hij een eerlijk proces zal voeren. Doch op het einde wordt de koopman vrijgesproken, de omstandigheden geven hem gelijk.
Met een onwaarschijnlijke taalvirtuositeit creëert Brecht duidelijke en eenvoudige dialogen die de klasseverhoudingen aan het licht brengen. Er ontstaan situaties die impulsen geven in de richting van een ruimere bewustwording. Dit proces is de essentie die Brecht door heel zijn werk voor ogen had. De « kleine man » aanzetten tot denken en begrijpen van zijn situatie met het doel zich er uit te bevrijden.
We twijfelen dan ook geen ogenblik aan de historische waarde van zijn werk. Misschien is de INS bovendien de enige in dit land die het toneelwerk van Brecht geregeld bij het publiek brengt en de inhoudelijke mogelijkheid tot actualisering aantoont waarvan ook deze voorstelling tracht te getuigen. Het uitgangspunt Parijs-Dakar is op zich een leuke vondst maar de uitwerking ervan werkt echt niet op de verbeelding.
De voorstelling loopt als een trein in zeven etappes die onderling nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden, zodat het er in feite zes teveel zijn. Er wordt weinig inventief gespeeld. Alles wat we visueel voorgeschoteld krijgen hebben we als wel eens gezien. Men blijkt het ook absoluut nodig te vinden af en toe een lied aan te heffen.
De toegeving die hier gedaan is om een « Leerstuk » van Brecht te regisseren naar een breed publiek, getuigt van een onderschatting van dat publiek. Dit is een voorbeeld van hoe vernieuwing in het belerend theater overstag gaat in een populistische enscenering die wel leuk kan zijn voor de eigen klandizie, maar die voorbijgaat aan de geestesgesteldheid van dat deel van de arbeidersbeweging dat zich vandaag nog naar de schouwburg begeeft. Men kan zich de vraag stellen of de INS niet bezig is te beantwoorden aan een museumfunctie m.b.t. het werk van Brecht. Hiermee bedoelen we dat niet alleen de vorm dient geactualiseerd naar hedendaagse klasseverhoudingen maar ook de inhoud.
Brecht was een speelse analyticus in zijn tijd, de INS is dat niet in de onze.

Referentie
Piet Loose, Wedloop of kringloop? De Rode Vaan nr.18 van 1986

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.