Onder invloed van het duo Lennon/McCartney zette Mick Jagger zich samen met Keith Richards aan het schrijven om ook met eigen materiaal uit te pakken. Of om heel eerlijk te zijn: het was manager Andrew Loog Oldham die hen opsloot in een kamer en ze mochten er slechts uit als ze iets hadden neergepend. “Als Lennon en McCartney dat kunnen, dan moeten jullie dat ook kunnen!” Meestal vertelt men dan dat het duo weer buiten kwam met “As tears go by”, waarmee Marianne Faithfull dan de eerste Jagger-Richards compositie in de hitparade zou zingen (1). Volgens de documentaire “Crossfire hurricane” (2012) schreven ze immers eerst nog een tiental nummers voor andere mensen (b.v.”Sittin’ on a fence” voor Twice As Much) vooraleer ze eindelijk een nummer voor zichzelf “durfden” te schrijven. Dat werd dan “Tell me”, opgenomen in februari 1964 en uitgebracht op 13 juni van datzelfde jaar. (2)

Net zoals bij Lennon en McCartney kan men zich na een tijdje de vraag gaan stellen of die samenwerking wel altijd zo harmonieus verliep en of er geen sprake was van Jagger-nummers en van Keith Richards-composities. Ik stelde de vraag aan Peter Cnop en dit was zijn antwoord: “Absoluut, denk ik, zeker de jongste jaren. zij het allicht wat minder uitgesproken, omdat het gitaarwerk van Richards moeilijk weg te cijferen is. Er is wel geen vaste lijn in te vinden, al zijn de wat meer verkennende songs zoals de disco van “Miss You” duidelijk van Jagger (of “Salt of the Earth”), de country-invloeden meer van Richards (denk aan “Wild Horses”). Wel zeker is dat als Richards het zingt, het ook van hem is (3). En dat is niet alleen het beroemde “Happy”, maar ook relatief recente pareltjes als “You don’t have to mean it” (4) op “Bridges to Babylon”. Er zijn hele periodes geweest dat Richards gewoon uitgeteld of apestoned, dat is soms wel hetzelfde, was, zo van “Black & Blue” tot “Tattoo You” (de laatste een weliswaar zeer geslaagd samenraapsel van songs op het schap). Het blijkt echter toch wel zo te zijn dat het grootste deel van de melodieën en riffs van Richards komt, met af en toe een hele tekst of een idee waar Jagger dan woorden bij verzint. Er is dus wel meer samenwerking, al gaan ze vermoedelijk al lang niet meer samenzitten aan de keukentafel. Het is wel niet zo’n punt van divergentie en discussie als bij de Beatles-fans, lijkt me, ook al omdat sinds het midden van de jaren ’70, met de disco even als uitzondering, de Stones zoiets ontwikkelds hebben als, en vaak vastgelopen zijn in, een zeer herkenbaar Stones-idioom en met veel minder pretentie dan b.v. McCartney over hun muziek praten…”
Op 8 juni 1969 maken The Rolling Stones bekend dat zij en Brian Jones in vriendschap en met wederzijdse goedkeuring uit elkaar zijn gegaan. Nog geen maand later, op 3 juli 1969 wordt Brian Jones dood aangetroffen in het zwembad dat deel uitmaakte van het huis dat hij in Hartfield (Sussex) had gekocht en dat vroeger eigendom was van A.A.Milne. Op zijn begrafenis waren vier Stones aanwezig, waaronder zijn opvolger Mick Taylor. Mick Jagger zat echter in Australië waar Marianne Faithfull net een zelfmoordpoging achter de rug had. Tijdens de rouwmis voor Jones werd er zelfs voor haar gebeden!
Marianne Faithfull is ook eens zwanger geweest van Jagger, maar ze had een miskraam. Langs moederszijde is Marianne overigens verre familie van Leopold Sacher-Masoch. Ze gedroeg zich alleszins masochistisch genoeg op het vlak van druggebruik. In 1969 zou ze zelfs “Sister Morphine” geschreven hebben, een nummer dat op haar eigen verzoek eerst aan Mick Jagger en Keith Richards werd toegeschreven. Ondertussen werd een compromis bereikt en tekenen ze alle drie als componist.
Marianne Faithfull: “Ik hou niet van artiesten die alleen maar over zichzelf schrijven. Oké, ik weet nu dat er veel mensen in dezelfde shit hebben gezeten als ik en die herkenningspunten vinden op mijn plaats. Maar op het moment dat je in die stront zit, denk je dat je de enige bent op de hele wereld en da’s eenzaam. Nu voel ik me niet meer zo’n freak.” (Uit “Cadillac County” van Jacky Huys)
Jones werd dus eerst opgevolgd door Mick Taylor, maar deze mooie jonge blonde god die van John Mayall’s Bluesbreakers kwam, zou het niet lang uitzingen omdat hij met zijn engelachtig uiterlijk als een tang op een varken sloeg. Hij is bij mijn weten enkel te zien op de video’s van “Angie” en “It’s only rock’n’roll” (6). En op het optreden ter nagedachtenis van Brian Jones in Hyde Park natuurlijk.
Toch heeft hij het nog uitgehouden tot 1974. Dan werd hij opgevolgd door Ron Wood, die van The Faces en vooral van Rod Stewart overkwam, en die met zijn promiscuë levenswandel en uitbundig gebruik van alcohol en minder legale “geestverruimende” middelen volledig binnen het Stones-prentje paste en dan ook onmiddellijk als échte Stone werd aanvaard.
SUCKERS
Met « Emotional rescue » hebben de Stones reeds een optie op de jaren tachtig genomen, maar ondertussen blikt hun platenfirma nog eens terug op de jaren zeventig, met een typische Stonestitel, „Sucking in the seventies”. Er wordt lukraak wat gegrasduind in diverse elpees, er zitten wat live-opnames tussen en wat haast onvindbaar materiaal om ook de verwoede verzamelaars deze elpee te doen kopen. Maar alles bij elkaar is het toch niet echt de moeite waard. Er staan natuurlijk goede nummers op (zoals « Fool to cry », maar dat stond o.a. ook al op een vroegere verzamelaar « Time waits for no-one » en daar krijg je het al even mooie « Angie » op de koop toe), maar ook ronduit slechte, zoals een ongelooflijk rommelige versie van « Mannish boy » van Bo Diddley. Maar ja, fijn afgewerkte producten hebben de Stones nooit afgeleverd. Dat was al het geval bij een van hun eerste hits « Tell me » en dat zal in de eighties ook wel zo blijven…
Niet dat wij in de tijd van « Tell me » iets tegen de Stones hadden, verre van ! Al waren we toch iets grotere Beatlefans en dat zal dan wel gelegen zijn aan het feit dat we in de grond van ons hart altijd een brave jongen zijn geweest.
STENEN DES AANSTOOTS
« Ik heb altijd erg veel respect voor Mick en de Stones gehad. Maar hij zei een hoop min of meer zure dingen over de Beatles, waarin ik gekwetst ben, omdat ik de Beatles de grond in kan boren weet je, maar ik laat ’t Mick Jagger niet doen. Omdat ik graag gewoon een lijstje zou willen maken van wat wij deden en wat de Stones twee maanden later deden… ».
Een uitspraak van John Lennon waarover ik gestruikeld ben toen ik er ter gelegenheid van zijn dood wat interviews op nalas. Een uitspraak waar ik wel kan achterstaan wat de jaren zestig betreft, maar wat in the seventies ? Was Lennon zelf het nog niet, The Beatles waren wél dood. The Stones daarentegen waren springlevend en nog steeds even grote stenen des aanstoots.
Toen L’Humanité-Dimanche enkele jaren geleden kleurenfoto’s afdrukte over de volle bladzijde liet Candida Foti dit vergezeld gaan van een min of meer relativerende tekst, waarin zij het had over het niet-gerichte rebellisme van de Stones, over het apolitisme, over het opzwepende, vervreemdende, demagogische van hun optreden, over hun financiële bindingen, over drugs, over Altamont enz. Een stroom van lezersbrieven was haar deel, waarin zij zelf van stalinisme werd beschuldigd.
Maar als stalinist uitgekreten worden is natuurlijk nog niet half zo erg als « fascist in bed », vraag dat maar aan deze jongen (7). Daarom zal ik voortaan alle brieven in die zin doorsturen naar Keith Richards, het levende voorbeeld van de kwalijke gevolgen van mond-en klauwzeer, de vettigste ritmegitarist allertijden. Want, lieve jongens en meisjes, dit moest je na al die jaren (18 om precies te zijn) nu toch reeds duidelijk zijn : Keith Richards bepaalt haast evenzeer het “gelaat” (of moeten we zeggen de “smoel” ?) van de Stones als Hot Lips Jagger. En is een even groot « mannelijk zwijn ». Hij krijgt dan ook de eer om op “Tattoo you” de nieuwe sexistische hymne te zingen “Little tits and ass” (op de hoes fatsoenlijkheidshalve afgekort). Om duimen en andere vingers af te likken.
Overigens opent dit nummer met zo’n typische Richards-intro, waarop onze vriend het patent heeft. Echt historisch is de intro van « Start me up » echter, nog beklemtoond omdat het het openingsnummer is. Als single zou het tweede nummer, “Hang fire”, het even goed moeten kunnen doen. Nummer drie, « Slave », daarentegen is niet slecht zoals de meeste confraters schrijven, maar wel te lang, veel te lang.
Aan « Black Limousine » heeft Ron Wood ook « meegeschreven ». Doet me denken aan de appreciatie die Rod Stewart destijds over hem gaf op een live-elpee (“Coast to toast”) : « We can play the blues as best as anyone ». Knappe blues is dit immers. De amateurgroepen mogen al beginnen te studeren. Eindelijk eens iets anders dan « No expectations ». Hier zit ook een schitterende mondharmonica op. Ik hoop echt dat Mick de smoelenschuiver is…
En wat zou je zeggen van een eerbetoon aan mijn persoonlijke troetelstone, drummer Charlie Watts ? Luister dan maar even naar “Neighbours”, met ook bassist Bill Wyman « in de geburen ».
De rustigere B-kant spreekt me minder aan. Het vocale werk van Mick op « Worried about you », « Tops » en « No use in crying » is natuurlijk van de bovenste plank, maar het raakt me niet op mijn gevoelige plaatsen. En « Heaven » vind ik zelfs hoegenaamd niet goed. Zou beter op « Their satanic majesties’ request » hebben gestaan. In het slotnummer « Waiting on a friend » komt nog eens Micks voorkeur voor Latijnse ritmen boven. Ook dit nummer, zij het op een heel eigen manier, doet me net als de grote meerderheid (“Heaven” en “Start me up” zijn de voornaamste uitzonderingen) terugdenken aan die allereerste elpee van de Stones die ik me heb aangeschaft. Weet je nog ? Een ijselijk rode kaft en met nummers als « Walking the dog », « Honest I do », “Carol” en « Route 66 » ? Zeventien jaar ligt er tussen deze twee producten. Een heel leven reeds als het ware. En nog altijd klinken de Stones even fris. Of onfris, voor de anti’s. Maar ze staan er nog steeds. En u?

Ronny De Schepper

Referenties
The Rolling Stones, Sucking in the seventies, Rolling Stones Records, 1A062-64349
The Rolling Stones, Tattoo you, Rolling Stones Records 1C064-64 533
Ronny De Schepper, Suckers, De Rode Vaan nr.26 van 1981
Ronny De Schepper, Stenen des aanstoots, De Rode Vaan nr.47 van 1981

(1) Het kan best zijn dat ze eerst “As tears go by” hebben geschreven, maar wat die hitparade betreft is het toch niemand minder dan Gene Pitney aan wie de eer toekomt. En het strafste is nog dat “That girl belongs to yesterday” helemaal als een Gene Pitney-nummer klinkt. Enkel de tekst wijst al in de richting van “Out of time”, “Under my thumb” of andere “Stupid girl”s. De hele discussie wordt natuurlijk ook bemoeilijkt door het feit dat Nanker Phelge (ook bekend als Nanker/Phelge) de naam was die de Rolling Stones oorspronkelijk gebruikten voor hun zelfgeschreven nummers. The idea of crediting songs to a conceptual, intangible person came from Brian Jones in October-November 1963 after the track “Stoned” was recorded. When the Stones decided to release “I Wanna Be Your Man”, a Lennon/McCartney song, they selected “Stoned” to be released as its B-side (although it was misprinted as “Stones” on the original sleeve). Because the song practically has no lyrics, and since it is more of a studio jam than a song itself, Brian suggested that they credit the song to “Nanker/Phelge”. According to Bill Wyman’s 2002 book, Rolling with the Stones, the word “Nanker” originated from a “revolting face that band members, Brian in particular, would pull” and the word “Phelge” from “Edith Grove flatmate Jimmy Phelge”. In this sense, Nanker Phelge was a pseudonym for the collaboration of Mick Jagger, Keith Richards, Brian Jones, Charlie Watts, Bill Wyman, and sometimes even pianist Ian Stewart. When songs were credited to Nanker Phelge, the whole band would share writing royalties. Songs credited to Nanker Phelge include “Stoned”, “Little by Little”, “Andrew’s Blues”, “And Mr Spector And Mr Pitney Came Too”, “Now I’ve Got a Witness”, “Stewed and Keefed (Brian’s Blues)”, “2120 South Michigan Avenue”, “Empty Heart”, “Off The Hook” (now credited to Jagger/Richards), “Play with Fire”, “The Under Assistant West Coast Promotion Man”, “The Spider And The Fly” (now credited to Jagger/Richards), “I’m All Right”, “Aftermath”, “Godzi” and “We Want The Stones” (recording of live audience cheering for the Stones). So, you may have noticed that a couple of track’s writing credits have changed to Jagger/Richards over the years. But the controversy regarding Mick and Keith’s selfishness when it comes to crediting other people in writing songs is another story. After all, it is one of the reasons Mick Taylor left the band in December 1974. (www.rollingtimes.org)
(2) “Sittin’ on a fence” van Twice As Much daarentegen werd pas in mei 1966 uitgebracht. Zelfs de versie van de Stones zelf op “Aftermath” ging eraan vooraf (december 1965).
(3) A Wikipedia-list of the officially released Rolling Stones tracks on which Richards sings lead vocals or shares lead-vocal duties:
“Something Happened to Me Yesterday” (alternates with Jagger), “Connection” (co-lead with Jagger) – Between the Buttons (1967)
“Salt of the Earth” (first verse) – Beggars Banquet (1968)
“You Got the Silver” – Let It Bleed (1969)
“Happy” – Exile On Main St. (1972)
“Coming Down Again” – Goats Head Soup (1973)
“Memory Motel” (alternates with Jagger) – Black and Blue (1976)
“Happy” (live) – Love You Live (1977)
“Before They Make Me Run” – Some Girls (1978)
“All About You” – Emotional Rescue (1980)
“Little T&A” – Tattoo You (1981)
“Wanna Hold You” – Undercover (1983)
“Too Rude”, “Sleep Tonight” – Dirty Work (1986)
“Can’t Be Seen”, “Slipping Away” – Steel Wheels (1989)
“Can’t Be Seen” (live) – Flashpoint (1991)
“The Worst”, “Thru and Thru” – Voodoo Lounge (1994)
“Slipping Away” (acoustic studio rehearsal) – Stripped (1995)
“You Don’t Have to Mean It”, “Thief in the Night”, “How Can I Stop” – Bridges to Babylon (1997)
“Thief in the Night” (live) – No Security (1999)
“Losing My Touch” – Forty Licks (2002)
“Happy” (live), “The Nearness of You” (live), “You Don’t Have to Mean It” (live) – Live Licks (2004)
“This Place Is Empty”, “Infamy” – A Bigger Bang (2005)
“Thru and Thru” (live) – Rarities 1971-2003 (2005)
“You Got the Silver” (live), “Connection” (live), “Little T&A” (live) – Shine a Light (2008)
(4) http://www.youtube.com/watch?v=RiQQllcj88s
(5) Over het gebruik van Stones-muziek in films schrijft Julie Burchill in een periode dat ze nog “in vorm” was (The Sunday Times, 24/7/1994): “For some reason Beach Boys songs work beautifully in films; far better than those of supposedly more ‘interesting’ groups. A Rolling Stones song on a soundtrack, for instance, instantly proclaims: this film is a stinker, probably starring Bruce Willis.”
(6) De videoclip van “It’s only rock’n’roll”, waarbij de Stones in een soort van opblaastent spelen die op het einde wordt volgeblazen met schuim, lijkt mij geïnspireerd door de scène uit de komische film “The party” van Blake Edwards, waarbij het orkestje blijft doorspelen, terwijl het appartement van de gastheer met schuim wordt overspoeld nadat men een olifant heeft afgewassen in het binnenhuis-zwembad.
(7) Een allusie op de scheldbrieven die ik in de bus kreeg naar aanleiding van mijn negatieve artikel over “Rock against Sexism“.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.