Het was Koude Oorlog. Het kapitalistische blok van het Westen stond lijnrecht tegenover het blok o.l.v. de Sovjet-Unie. Desondanks ondernam Aldo Moro als christendemocratisch eerste minister in de jaren zestig-zeventig initiatieven naar een meer soeverein Italië, los van de blokken. Het kostte zijn leven. Aldo Moro (1913-1978), zes keer eerste minister, werd deze maand, 46 jaar geleden, op 9 mei 1978 vermoord. Hij was ontvoerd door een lokale terreurgroep die zich de Rode Brigades noemde maar het leek meer op een internationaal complot.

Over Italië hangt na de tweede wereldoorlog een zware, loden schaduw van 20 jaar fascisme (de fascistische dictator Benito Mussolini regeerde van 1922-1943). Maar het Verzet en de democratische krachten hadden het initiatief overgenomen van de fascisten.

Post-fascisme in Italië

De fascisten waren dan wel militair verslagen, maar niet overwonnen. Het fascisme en nazisme beschikte nog over heel wat reserves in de civiele maatschappij, de staatsinstellingen, de criminele wereld. Heel wat fascisten en nazi-kopstukken maakten na de wereldoorlog carrière in de economie, de veiligheidsdiensten, de politiek in West-Europa, de VSA, Canada en Zuid-Amerika.

Een belangrijke fascist in Italië na de oorlog was Licio Gelli. Hij richtte de zogenaamde vrijmetselaarsloge ‘Propaganda Due”(P2) op. Hij gebruikte de term van zijn grootste vijand de “vrijmetselaarsloge”. In feite was P2 een dekmantel voor een extreemrechts, crimineel netwerk waar Italiaanse bedrijfsleiders, politici, veiligheidsmensen, magistraten en maffiosi elkaar geregeld ontmoetten en duistere zaken regelden.

Gelli had ook goede contacten met de NAVO, de CIA… Hij zat mee in het anti-communistische West-Europese netwerk Gladio dat een parallelle verdediging tegen het communisme in de Koude Oorlog uitbouwde.

De lijst strafdossiers waarin Licio Gelli werd genoemd is lang en in sommige werd hij veroordeeld. We verwijzen naar het bankroet van de bank van het Vaticaan, Banco Ambrosiano en de geënsceneerde zelfmoord van de Vaticaanse bankier Roberto Calvi, lid van de P2. Hij werd opgehangen gevonden aan een brug in het financieel centrum van Londen in 1982. Ook de bomaanslag in het station van Bologna (regio toen gedomineerd door de communisten) in 1980 is nooit opgeklaard.

Historisch compromis

Italië is tijdens de Koude Oorlog politiek verdeeld. De machtselite in Washington, Londen en Brussel geeft aan de christendemocraten in West-Europa een centrale rol. Zeker in Italië, als tegengewicht voor de grote Communistische Partij in Italië, de PCI, die in bepaalde verkiezingen tot 35% van de stemmen behaalde.

Enrico Berlinguer (1922-1984) was van 1972-1984 de populaire leider van de PCI (Partito Communista Italiano) en stond een Europese koers voor los van de vazalstatus in het Atlantisch blok onder controle van de VS en van Moskou.

In een analyse na de staatsgreep in Chili in 1973, schrijft Berlinguer over de politieke verhoudingen in Chili en in Italië (*). Hij wijst erop dat de gebeurtenissen in Chili het besef versterken “zonder enige illusie,  dat de kenmerken van het imperialisme, en van het Noord-Amerikaanse imperialisme in het bijzonder, dezelfde zijn en blijven: economische en politieke onderdrukking en wurging, een geest van agressie en verovering. En de tendens om volkeren te onderdrukken en van hun onafhankelijkheid, vrijheid en eenheid te beroven, telkens wanneer de omstandigheden en de machtsverhoudingen hen daartoe de kans geven”.

Berlinguer besteedt uiteraard aandacht aan de machtige Democrazia Cristiana (DC) in Italië. Hij wijst erop dat dat na de dood van dictator Mussolini, de Bevrijding in 1945 en de proclamatie van de Republiek, er een nieuwe democratische Grondwet werd opgesteld. Het was een overeenkomst tussen de drie grote massapartijen (communisten, socialisten en óók christendemocraten). De jonge christendemocraat Aldo Moro was één van de grondleggers van de nieuwe Grondwet in 1946.

Als gevolg van de Koude Oorlog werden de christendemocratische partijen in West-Europa de belangrijkste binnenlandse kracht in het opbreken van de regeringscoalitie met de communisten en socialisten, de eenheid van de vakbeweging en meer in het algemeen de werkovereenkomst tussen de antifascistische krachten.

Gepatroneerd vanuit Washington en de NAVO begon de Democrazia Cristiana (DC) een politiek van frontale confrontatie met de arbeidersklasse en de volksbeweging van communistische en socialistische origine, zeker ook in Italië waar communisten en socialisten massale volkse steun hadden.

Aldo Moro was al zes keer eerste minister geweest voor de christendemocraten in de jaren zestig-zeventig. Hij behoorde tot de top van de christendemocratie, maar dan wel de stroming die de confrontatie afwees. Net zoals na de Bevrijding heeft Aldo Moro jarenlang gewerkt als eerste minister, als leidend politicus van de christendemocraten om tot een dialoog, een  historisch compromis te komen met de communisten.

En op die manier de confrontatiestrategie in het volk te doorkruisen, opgelegd door de NAVO, Atlantisten allerhande, de neofascisten en de vijfde colonne.

Ontvoerd en vermoord

Op 16 maart 1978 gloort er hoop op verzoening, net zoals na de Bevrijding. De christendemocraat Aldo Moro heeft eindelijk zijn coalitie met de Communistische Partij-PCI. Extreemrechts ziet het als een “knieval voor het communisme”, gauchisten, en anarchisten allerhande spreken over “verraad aan de arbeidersklasse”.

Aldo Moro zet door en wordt verwacht op vermelde dag in het parlement en vertrekt van huis in zijn Fiat-limousine met vlak daarna zijn vijf lijfwachten in een Alfa Romeo. Op het kruispunt Via Fana-Via Stresa rijdt een auto met diplomatiek kenteken achteruit in op de auto van Aldo Moro. Die remt zo hard dat de auto met de lijfwachten in de Alfa Romeo op de wagen van Moro botst.

Botsingen zijn courant in het drukke Rome. Maar de lijfwachten ruiken onraad als één man en één vrouw uit de diplomatieke auto springen. Met machinepistolen openen ze het vuur. Tegelijk zijn er vier mensen, gekleed als Alitalia-medewerkers, vanop een terras opgesprongen en doorzeven de lijfwachten met kogels.

Midden de consternatie rennen twee mannen op de auto van Moro af en sleuren hem eruit, in een Fiat 132. De auto scheurt weg, de kalmte keert terug en op straat liggen 92 patroonhulzen. De ontvoerders met Aldo Moro  zijn in rook opgegaan.

Hier was een militair opgeleid commando minutieus aan het werk geweest. Na twee weken maken de zogenaamde ‘Rode Brigades’ bekend dat ze de ontvoering hebben uitgevoerd en Aldo Moro gevangen houden. Achteraf bleek dat deze Brigade-leden, vnl. arbeiders en bedienden, geen militaire opleiding hadden gehad die dergelijke moordende aanslag zouden kunnen uitvoeren.

Giulio Andreotti blijft eerste minister

De anticommunistische stroming en leden van de P2-Loge omvat ook de christendemocratische eerste minister Giulio Andreotti (hij wordt ook verdacht van banden met de maffia) als boegbeeld. Hij zou op 16 maart 1978 zijn functie overdragen aan Aldo Moro. Door de ontvoering van Aldo Moro kan hij eerste minister blijven en dus de communisten uit de regering houden.

Na 55 dagen wordt de ontvoerde Aldo Moro door een ‘volksrechtbank’ schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Hij wordt vermoord teruggevonden in Rome achteraan een rode Renault 4.

Na de dood van Moro worden de meeste daders opgepakt en krijgen lange gevangenisstraffen. De legendarische generaal van de Carabinieri die erin slaagde de Rode Brigades te ontmantelen, Dalla Chiesa, is nadien naar Sicilië gestuurd en werd, kort na zijn aankomst vermoord, door de maffia. Velen denken dat zijn overplaatsing naar Palermo een valstrik was omdat hij te veel wist over de zaak Aldo Moro.

De weduwe van Aldo Moro was woest op de politieke klasse die niets deed om het lot van Moro te keren. Ook veel Italianen vragen zich nog altijd af of de politieke klasse en met name premier Andreotti niet meer hadden kunnen doen om het leven van Moro te redden, en vooral waarom ze dat niet deden. Eerste minister Andreotti kreeg een telegram van de Amerikaanse president Carter die zegt dat zijn regering volledige steun geeft aan de harde aanpak van de terroristen.

Met de moord op Moro werd de alliantie en het historisch compromis van christendemocraten en communisten in Italië begraven zoals Washington en de NAVO gewild hebben.

Externe machten  

Gilberto Trombetta, een Romeins journalist, schreef ter nagedachtenis van de moord op Aldo Moro een bijdrage over de geopolitieke achtergrond van de moord op Aldo Moro (L’Antidiplomatico, 9 mei 2024).

Trombetta zegt dat Aldo Moro, net als de topmanager in dienst van de staat Enrico Mattei (**) , werden gedood door externe machten. Trombetta: “Moro werd vermoord omdat hij met zijn politiek de rol van kolonie in twijfel trok die ‘onze westerse bondgenoten’ voor Italië hadden beslist. In een verslag van de Britse ambassadeur in Rome Alan Hugh Campbell in 1977 wordt gesteld dat: ‘De invloed van Moro en Berlinguer op het Italiaanse buitenlands beleid sterk is en ernstige gevolgen kan hebben…’”

De moord op Moro is dus bij uitstek een internationale zaak. Tussen de jaren zestig-zeventig vormde het buitenlands beleid van Moro en de dooi tussen de christendemocratie en de communisten een gevaar voor het mondiale evenwicht van de blokken.

Italië moest worden tegen gehouden tegen elke prijs. In een interne nota van het Italiaans Ministerie van Buitenlandse Zaken (1970) wordt gezegd: “We moeten de onafhankelijke initiatieven van de Italiaanse regering in het Middellands Zeegebied en het Midden-Oosten ontmoedigen”.

Trombetta vraagt zich af waarom de Rode Brigades Moro vermoordden? Hij verwijst naar Giovanni Fasanella die een boek schreef “De Moro-puzzel”. Hij legt uit dat de “Rode Brigades de nuttige idioten waren van een internationaal plan dat een aanval was op de soevereiniteit van Italië en de Italiaanse politiek, uitgevoerd met de bijdrage van de binnenlandse vijfde colonne”.

Trombetta: “Op basis van documenten die in Londen en Washington zijn vrijgegeven (en de resultaten van de parlementaire onderzoekscommissie in de Moro-zaak) wordt aangetoond dat de VS en het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Engeland, maar ook de Sovjet-Unie, convergerende belangen hadden in  het stoppen van Moro.”

Miel Dullaert

(*) De oorspronkelijke tekst van het artikel van Enrico Berlinguer verscheen in Renascita (1973) en verscheen ook in Marxism Today, 1974.

(**) Enrico Mattei (1906-1962), topmanager in de staatsinstellingen, ook parlementslid voor de christendemocraten, richtte na de Bevrijding de staatsoliemaatschappij ENI (Ente Nazionale Idrocarburi) op ter vervanging van het fascistisch staatsoliebedrijf. Hij was voorstander dat het land, waar de olie geëxploiteerd wordt, 75% van de oliewinsten moet ontvangen. Hij doorbrak met ENI het oligopolie van de “zeven zusters” o.m. Texaco, Gulf, Shell, Esso en Mobil. In 1962 kwam Mattei om in een vliegtuigongeluk door een bom. Nooit is opgehelderd wie verantwoordelijk was voor de aanslag en de dood van Mattei.

Foto: Aldo Moro tijdens ontvoering by a member of the Red Brigades – http://www.fabioruini.eu/blog/wp-content/uploads/2008/03/morob.jpg

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.