255 jaar geleden ging in Salzburg “La Finta Semplice” (“De geveinsde eenvoud”) in première, een opera buffa in drie bedrijven van de dertienjarige Wolfgang Amadeus Mozart.

De opera was “besteld” door de pas tot keizer gekroonde Jozef II, toen Wolfgang een jaar eerder samen met zijn zus Nannerl voor hem was opgetreden.
In 1764 had Salvatore Perillo (1731-1793) voor de San Moisé van Venetië reeds als eerste muziek op “La finta semplice” van Carlo Goldoni (1707-1793) gezet. Bij Mozart was het echter the Italian opera tenor (and printer) Marco Coltellini (1724-1777) die voor het libretto zorgde. Dat ging dan als volgt…
Donna Giacinta wil de officier Fracasso trouwen en haar meid Ninetta denkt aan Simone, de sergeant van Fracasso. Tegen beide huwelijken wordt bezwaar gemaakt door Giacinta’s broers, de halfwijze (of halfzotte?) Don Polidoro en de vrek, brompot en vrouwenhater Don Cassandro. De gelieven nemen hun toevlucht tot een list en vragen aan Rosina, de zuster van Fracasso, ervoor te zorgen dat de twee oude mannen op haar verliefd worden. Dat is voor het mooie kind geen enkele moeite en dus komt alles nog in orde. Merkwaardig genoeg heb ik nergens een verklaring gevonden voor de titel. Ik vraag me dus af: wie is er hier eigenlijk “de zogenaamd onnozele”? Rosina?
De kritiek was niet mals: personages handelen maar hun gedachtengang wordt niet geanalyseerd, zei men. En nog: de muziek begeleidt enkel en sommige personages zijn nogal zoetgevooisd in de traditie van Giovanni Paisiello (1740-1816), de componist die het sentimentele in de opera buffa introduceerde. Maar we hebben het hier verdorie over een dertienjarig jongetje. Wat zou men dan willen?
Op de koop toe werd de productie vertraagd door jaloerse Weense componisten die beweerden dat het Leopold was die de opera had geschreven. Het is typisch voor Leopold die altijd op zijn strepen stond dat het hem niet kon schelen wat het hem zou kosten, maar dat hij de waarheid wou zien zegevieren. Uiteindelijk zal het toch vruchteloos blijken: de opera werd in Wenen niet uitgevoerd (enkel dus in Salzburg op 1 mei 1769), maar Mozart kreeg wél een officiële bestelling voor de inwijding van een nieuwe kerk.
The opera was recorded in its entirety by Leopold Hager for Orfeo in January 1983 with Helen Donath and Teresa Berganza, a performance lasting two hours 45 minutes. Another recording was made in November 1989, with Barbara Hendricks and Ann Murray, and conducted by Peter Schreier. This version was selected by Philips to be part of The Complete Mozart Edition of all the works of Mozart, published in 1991. Ik geloof dat het deze uitgave is die bovenstaande hoes gebruikt, die op z’n zachtst gezegd toch enigszins misleidend is voor een opera van een dertienjarige!
Since its premiere in 1769, the opera was not staged until modern times. In Antwerpen was er b.v. een opvoering in 1984 door de Vlaamse Kameropera in een regie van Harry Kümel.
Door het schrijven van deze opera waren de Mozarts al ferm over tijd, wat het “verlof” betreft dat de aartsbisschop van Salzburg aan Leopold had toegestaan en van dan af werd dan ook het loon van Leopold ingehouden.
Op de terugweg passeren ze in januari langs het klooster van Lambach, waar een vriend van vader Mozart, Amand Schickmayr, tot abt was benoemd. Er ontstaan daar twee symfonieën, allebei in G, maar één (KV.45a, de zogenaamde “Alte Lambach”) is van de hand van Wolfgang, terwijl de andere (G.16) aan vader Leopold wordt toegeschreven als de zogenaamde “Neue Lambach”. Aangezien de “Alte” ook inderdààd conservatiever, zeg maar oubolliger is, opperde Anna Amalie Abert in 1964, dat het auteurschap wel eens omgekeerd zou kunnen zijn. Toch is dit niet echt bewézen, net zoals er nog zeven andere symfonieën zijn die door de ene aan Wolfgang en door de anderen aan zijn vader werden toegeschreven, omdat Wolfgang nog maar een debuterend componist was en dus nog geen echt persoonlijke stijl had ontwikkeld.
“Bastien und Bastienne” (KV.50) is een nieuwe muziek voor een opera die niemand minder dan Jean-Jacques Rousseau reeds had gecomponeerd en die veel ophef had veroorzaakt omdat het herderinnetje Bastienne net iets te veel van haar charmes had laten zien. Merkwaardig is dat voor een latere Duitse versie Beethoven een “Einlage” heeft geschreven, terwijl de openingsnoten van Mozarts versie bijna identiek dezelfde zijn als die van Beethovens “Eroica”!
In 1769 schrijft Mozart (wellicht in Salzburg) opnieuw drie symfonieën: vijf delen uit de achtdelige serenade in D (KV.62a), de symfonie in C (KV.73) en die in a (KV.16a, de zgn.”Odense”). Bij B & H krijgt enkel KV.73 een nummer: de 9de. Wat die serenade aangaat, deze werd geschreven in de zomer en bestaat uit negen delen: een mars, allegro, andante, menuetto, allegro, menuetto, andante, menuetto en allegro. De mars heeft een afzonderlijk KV-nummer gekregen (62) en de derde tot en met de vijfde beweging (andante, menuetto, allegro) vormen samen drie bewegingen van een sinfonia concertante voor hobo en hoorn. Het zijn dus de vijf overige bewegingen die als symfonie worden aanzien. Het slot lijkt verbazend veel op het populaire “Am Abend” dat wordt toegeschreven aan ene K.Schulz. Dit zou dan wel eens tenor Karl Schulz kunnen zijn, die dat jaar debuteerde in de kathedraal van Salzburg en er nog tot 1787 (met een onderbreking tussen 1779 en 1783) zal blijven. Deze symfonie bestaat in een uitvoering van Hogwood, de hele serenade daarentegen door de Camerata Academica uit Salzburg op een CD gewijd aan de gelijknamige stad, samen met de Cassation nr.1 die hij daar ook in het voorjaar schreef.

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.