Alhoewel het zogezegd de vijftigste Kerstmatinee van het Concertgebouworkest was die op televisie werd uitgezonden, was het – denk ik – de eerste keer dat ik dit heb gezien. Zeer merkwaardig!
Sinds 1975 wordt ieder jaar op Eerste Kerstdag het kerstconcert van het Concertgebouworkest vanuit de Grote Zaal uitgezonden op televisie – vroeger door NOS en Eurovisie, en sinds 1990 door AVRO (later AVROTROS). De Kerstmatinee is traditioneel het domein van de chef-dirigent; de Mahler-reeks met Bernard Haitink en de operaconcerten onder Riccardo Chailly hebben een welhaast legendarische status. Akkoord, Mahler laat ik gewoonlijk aan mij voorbijgaan, maar die “operaconcerten” zouden toch mijn belangstelling moeten hebben weggedragen?!?
De toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä leidde deze keer een sfeervol kerstconcert met Rimski-Korsakovs Sheherazade en het ontroerende Lydische nacht (1913) van Alphons Diepenbrock (1862-1921). Alphons Diepenbrock geldt als Nederlands belangrijkste componist uit de late romantiek. Een ‘Lydische Nacht’ is gebaseerd op een gedicht van Balthazar Verhagen over een herder die de godin Artemis ontmoet in de bergen van het oude Lydië, een verhaal van verlatenheid en hernieuwde vreugde. Het is geen algemeen bekend fenomeen zoals een ‘poolnacht’, maar een specifieke artistieke creatie die de sfeer van een mythologische, stille nacht in het oude Klein-Azië oproept. Lydië was een oud koninkrijk in het westelijke deel van Klein-Azië, wat nu overeenkomt met het westelijke deel van het huidige Turkije, rond de rivieren Hermus en Cayster, met Sardes als hoofdstad. Het gebied is bekend om zijn rijkdom, uitvinding van munten, en de legendarische koning Croesus, en ligt grofweg in de moderne Turkse provincies Uşak, Manisa en het binnenland van İzmir.
Bij Sheherazade legt men terecht de nadruk op de rol van de concertmeester op viool en hij werd op televisie dan ook bij name genoemd (maar ik heb het niet kunnen onthouden), maar wie niet met name werd genoemd, al verdiende hij dat zeker ook wel (hij mocht wel eens groeten, maar daar heb ik niet veel aan natuurlijk) is de zwarte klarinettist van het orkest. Een zwarte in een klassiek orkest! Het is nog altijd een uitzonderlijk fenomeen. En een klarinettist dan nog wel! De enige zwarte klarinettist die ik ken, was iemand uit de tijd van het debuut van Louis Armstrong. Johnny Dodds speelde samen met Armstrong in King Oliver’s Creole Jazz Band in het begin van de jaren twintig (o.a. in Chicago) en is te horen op enkele van de vroegste en belangrijkste jazzopnamen. Zijn expressieve, bluesy klarinetstijl paste goed bij Armstrongs vroege cornetspel. Ik veronderstelde dat hij dan ook wel zwart was, aangezien pas vanaf Benny Goodman er sprake was van “gemengde” orkesten. Voor de zekerheid vroeg ik het aan chatgpt en zoals gebruikelijk kreeg ik een uitgebreid antwoord:
In Armstrongs beginperiode (New Orleans / Chicago, jaren 1910–1920) waren jazzensembles vrijwel altijd racistisch gesegregeerd. Zwarte muzikanten speelden met zwarte muzikanten; gemengde bands waren sociaal én juridisch vrijwel ondenkbaar, zeker in het Zuiden en ook grotendeels in Chicago en New York.
Je observatie over Benny Goodman is precies raak:
- Goodman was een van de eersten die bewust gemengde kleine ensembles leidde in de jaren 1930.
- Denk aan zijn trio en kwartet met Teddy Wilson (piano) en later Lionel Hampton (vibrafoon).
- Dat was cultureel baanbrekend en niet zonder risico in die tijd.
Dus samengevat:
- Armstrongs vroege samenwerkingen (zoals met Johnny Dodds) → zwart, gesegregeerd circuit
- Goodman → een van de eersten die die barrière publiekelijk doorbrak
Was er ook geen zekere Barney Bigard of zoiets?
Ja — Barney Bigard (1906–1980), helemaal juist 👍
Hij was óók:
- Afro-Amerikaans
- afkomstig uit New Orleans
- klarinettist in de New Orleans-traditie
Relatie met Louis Armstrong
Bigard werkte kort samen met Armstrong in de vroege jaren twintig, in en rond Chicago, in dezelfde kring als:
- King Oliver
- Johnny Dodds
- Baby Dodds
Hij was jonger dan Dodds en hoorde bij de tweede generatie New Orleans-klarinettisten. Daarom wordt Dodds vaker genoemd als Armstrongs belangrijkste vroege klarinettist, maar Bigard zat zeker in dat ecosysteem.
Waarom Bigard vooral bekend is
Bigard werd echt beroemd als:
- vaste klarinettist bij Duke Ellington (vanaf 1927)
- mede-bepaler van het zgn. “jungle sound”
- iemand die de klarinet een sensuele, exotische kleur gaf (luister b.v. naar Mood Indigo)
Kort overzicht
- Johnny Dodds → Armstrongs belangrijkste vroege klarinettist
- Barney Bigard → jongere tijdgenoot, kort met Armstrong, later Ellington
- Allemaal → zwart, New Orleans, vóór de integratieperiode
Je geheugen zit dus helemaal goed.
Als je wilt, kan ik ook het verschil in stijl tussen Dodds en Bigard schetsen — dat is behoorlijk interessant. Dit is echt een kernverschil binnen de vroege jazzklarinet 😊
Ik zet Johnny Dodds en Barney Bigard naast elkaar, muzikaal én cultureel.
Johnny Dodds vs. Barney Bigard
🎵 Johnny Dodds (1892–1940)
Stijl: rauw, bluesy, collectief
- Sterk geworteld in blues en spirituals
- Veel growls, glissandi, “vuile” noten
- Speelt vaak tegenmelodieën i.p.v. lange virtuoze solo’s
- Ritmisch stuwend, soms hoekig
- Typisch voor collectieve improvisatie (New Orleans-stijl)
👉 Perfecte match met Armstrongs vroege cornet: direct, aards, emotioneel.
👉 Luister naar: Dippermouth Blues, Canal Street Blues
🎵 Barney Bigard (1906–1980)
Stijl: vloeiend, elegant, solistisch
- Gladdere toon, legato
- Meer invloed van Creoolse en zelfs klassieke klarinettradities
- Lange, sierlijke lijnen
- Meer gericht op kleur en sfeer
- Past perfect in gecomponeerde arrangementen
👉 Ideaal voor Duke Ellingtons orkestrale klankwereld.
👉 Luister naar: Mood Indigo, Creole Love Call
Het grote verschil in één beeld
- Dodds = straat, parade, blues, collectief
- Bigard = nachtclub, theater, klankkleur, individu
Of anders gezegd:
Dodds speelt in de band, Bigard speelt voor de band.
Historische betekenis
- Dodds vertegenwoordigt de oorsprong van jazz
- Bigard wijst vooruit naar swing en orkestrale jazz
- Armstrong staat precies tussen die twee werelden
Als je wilt, kan ik ook schetsen waarom het juist bij klarinettisten en kleine formaties begon met integratie, en niet bij grote orkesten.
Ja, dat wilde ik wel. En hier is het antwoord:
Goede vraag — dit raakt de kern van hoe én waarom muzikale integratie in de jazz überhaupt mogelijk werd.
1. Kleine formaties = minder zichtbaar, minder risico
Integratie begon niet bij big bands maar bij trio’s, kwartetten en kwintetten:
- Minder muzikanten → minder weerstand van managers, platenlabels en zaalhouders
- Ze konden optreden in jazzclubs i.p.v. grote danszalen
- Als het misging, was de financiële schade beperkt
Benny Goodman kon een gemengd trio “verstoppen” als artistiek experiment, iets wat bij een 15-koppig orkest onmogelijk was.
2. De klarinet had een “brugfunctie”
De klarinet speelde een bijzondere rol:
- In vroege jazz was de klarinet melodisch én flexibel (tegenmelodie, solo, ensemble)
- Zowel zwarte als witte muzikanten gebruikten dezelfde New Orleans-traditie
- Er was minder een raciale “claim” dan bij b.v. blueszang of trompet
Daarom was het logisch dat juist een klarinettist (Goodman) de stap zette.
3. Economische macht van witte bandleiders
Cruciaal maar ongemakkelijk:
- Witte bandleiders hadden meer toegang tot podia, radio en platencontracten
- Goodman kon zich veroorloven om regels te breken
- Zwarte muzikanten konden dat vaak niet zonder hun carrière te riskeren
Integratie werd dus mogelijk niet omdat racisme verdween, maar omdat iemand met macht het risico nam.
4. Muzikale noodzaak won van ideologie
In Goodmans trio:
- Teddy Wilson was simpelweg de beste pianist voor die rol
- De swing “klopte” alleen met zijn touch en timing
- Publiek accepteerde het omdat het onmiskenbaar goed klonk
Jazz maakte racisme niet ongedaan, maar ondergroef het in de praktijk.
5. Waarom niet meteen de big bands?
Big bands waren:
- Strak georganiseerd (vakbonden, contracts, segregatieclausules)
- Afhankelijk van radio-uitzendingen in het hele land (incl. het Zuiden)
- Politiek en commercieel extreem gevoelig
Pas na WOII (bv. met Norman Granz en later de cool jazz-scene) werd integratie in grotere bezettingen normaal.
Allemaal goed en wel, maar ik moet en zal dus te weten komen hoe de naam is van die jongen in het Concertgebouworkest. (Ook de naam van de concertmeester trouwens, maar dat zal niet zo moeilijk zijn, neem ik aan. Volgens chatgpt was het Vesko Eschkenazy, een Bulgaarse violist, geboren in 1970.)
Ronny De Schepper & chatgpt