Franse akteurs zijn alleen goed als ze doorslecht akteren. Een Fransman is alleen te pruimen als hij een Spanjaard is, zoals Jean Reno (Don Juan Moreno y Herrera Jimenez, geboren in Casablanca) en Louis de Funès (Louis Germain David de Funes de Galarza). De enige goede Fransman is een Brit. Michael Lonsdale was een Brit die zijn jeugd doorbracht in Marokko, net als Michel Galabru die in Safi geboren was. Het valt op: goeie akteurs hebben eerst de wereld gezien. Dan doe ik wel Michel Serrault tekort, maar die was net als Lonsdale diepgelovig, studeerde zelfs voor priester.
Voor Lonsdale mag dat verrassend klinken, gezien de spanwijdte van zijn artistieke prestaties. Maar wie ooit zijn boekje gelezen heeft, Petite Spiritualité des Fleurs (2017), begrijpt beter zijn diepe, humane overtuiging. Hij beschrijft er de eenvoudige geneugten van het leven in, die bloemen – echte of door hem geschilderde – schenken, maar ook melancholische jeugdherinneringen en vooral de liefde die hij voor vrouwen, al dan niet door hun geschriften, had. Theresa van Lisieux, Marguerite Duras, bijbelse auteurs ook.
Melancholie was de uitdrukking van levenslang lijden, in de kristelijke zin van het woord. In Le Dictionnaire de Ma Vie (2016) onthult hij echte oorzaak: onbeantwoorde, onmogelijke liefde. “J’ai vécu un grand chagrin d’amour (…) La personne que j’ai aimée n’était pas libre … je n’ai jamais pu aimer quelqu’un d’autre. C’était elle ou rien et voilà pourquoi, à 85 ans, je suis toujours célibataire. Elle s’appelait Delphine Seyrig”. Seyrig was getrouwd met Sami Frey. Hoofs als hij was heeft hij geen enkele poging ondernomen om tussen hen in te komen. Trouw aan onverbrekelijkheid, aan aanvaarding, aan altruïsme, ook ten koste van zichzelf, je gaat op een andere manier zijn rollen lezen.

Soms wordt het onmiskenbaar, wanneer hij als monnik (broeder Luc, de dokter van de gemeenschap) optreedt in Des Hommes et des Dieux (Xavier Beauvois, 2010). Die film ging hem recht naar het hart, een vrije interpretatie over acht kristelijke monniken, die menslievend werk verrichten in de Magreb. Ze weigeren te vertrekken als islamitische terroristen tijdens de Algerijnse burgeroorlog een groep arbeiders in de buurt ombrengen, en zien ook af van legerbescherming. Met alle gevolgen vandien, de vernietiging van een harmonieus samenlevingsmodel. De film roept het lot op van wat de monniken van Tibirine (Berbers voor ‘de Tuinen’) in het Atlasgebergte overkwam in 1996. Zeven trappisten werden in maart ontvoerd door een radikale militie, GIA (Groupe Islamiste Armé). Zes weken later kondigde die hun terechtstelling aan, eind mei werden zeven hoofden gevonden bij Medea. Alleen is het nooit duidelijk geworden of het om pure terreur en vreemdelingenhaat ging, dan wel om een cynisch komplot van de regering zelf die de rebellen in diskrediet wou brengen. Zelfs de Franse justitie schoof de hypotese naar voren als zou de geheime dienst een dubbele rol hebben gespeeld.

Die rol was voor Lonsdale dé kans om openlijk getuigenis af te leggen over zijn geloof en pacifisme. Hij was 22 toen hij zich liet dopen, een keuze waaraan hij even onwrikbaar vasthield. In een interview met Le Figaro (17/9/2016) kwam hij terug op islamitische terreur. Alleen openlijk je geloof uitdragen helpt om geweldenaars te overtuigen, zei hij, toen hij om een reactie werd gevraagd na de moord op de katolieke priester Jacques Hamel in Saint-Etienne-du-Rouvray. Een man die geweigerd had om legerofficier te worden toen hij naar de Algerijnse opstand werd gezonden. Hij werd tijdens de mis die hij opdroeg door twee IS-militanten de keel overgesneden. “Cela a vraiment été un choc, un coup au cœur pour moi”, zei Lonsdale, natuurlijk is Hamel een martelaar. Vraagt Le Figaro: “Dans un contexte aussi agressif où l’on tue au nom de Dieu, la spiritualité est-elle devenue un luxe ?” Lonsdale, beslist: “Il faut au contraire témoigner fortement de notre foi! Et surtout ne pas se dire : ‘Mieux vaut ne pas en parler’”. Onrust toonde hij niet, “c’était un mystique. Un vrai, un pur”, schreef Pierre Vavasseur in Le Parisien.
Naar buiten toe liet hij vooral zijn improvisatie de vrije loop. Op zijn rollen werkte hij amper, wel voerde hij uit wat regisseurs hem vroegen. Begonnen als schilder en toneelakteur na zijn verhuis naar Parijs (1949), piloteerden zijn vrienden Gérard Oury (La Main Chaude, 1959) en vooral François Truffaut (La Mariée Etait en Noir, 1967; Baisers Volés, 1968) en Jean-Pierre Mocky (liefst negen films vanaf Snobs!, 1961) hem naar het witte scherm. Zijn enige samenwerking met Louis de Funès in de rampzalige film Hibernatus (1969) deed hij af als een misverstand. “Ik ben gerold maar een handtekening is een handtekening, en ik moet toch eten”. Maar zijn verhouding met de komiek was uitstekend: “Il m’aimait bien parce que je savais le suivre quand il improvisait”.

Het zijn, helaas misschien, de grote internationale produkties die het meeste bijblijven. In eerste instantie als Sir Hugo Drax, de door en door slechte schurk en handelaar in ruimteveren in de James Bond film Moonraker. Gek, want die heb ik voor het eerst in Dover gezien, omdat ik toch moest wachten op de veerboot (en daarna echte ‘lemon curry’ ben gaan eten in het stadje), en ik herinner me alleen het onwaarschijnlijk gebrek aan ernst dat Roger Moore aan de dag legt. Maar Lonsdale heeft de perfekte tronie, met zwarte baard en diepliggende ogen, om een man met een missie te vertolken, niet zoals hij in zijn eigen leven wil van harmonie, maar van uitroeiing van de foutgelopen mensheid met zenuwgas vanuit de ruimte. Natuurlijk steekt Bond daar een stokje voor, Drax’ droom van een nieuw begin (dat akelig herinnert aan het naziprogramma Lebensborn – in de oorspronkelijke roman van Ian Fleming uit 1955 was Drax trouwens een nazi die een superras wou kweken) loopt dood. Vooral voor hem, want een giftige pijl maakt hem tot een doods pakje om de oneindige ruimte in te sturen.
In Eco’s De Naam van de Roos (1986) cast Jean-Jacques Annaud Lonsdale in een rol die hem past als een catsuit: als abt (zie bovenstaande foto). Eerder al had hij kerkelijke taken gestalte gegeven, als kardinaal in Galileo (1974) of als pater Henri in een suggestief incestueus verhaal (Le Souffle au Coeur, 1971).

Hij had het redelijk moeilijk met deze rol, omdat hij verondersteld werd een harde, gevoelloze geestelijke te zijn. Dat wrong met zijn eigen zachtaardige inborst. Maar hij slaagde erin beide aspekten te laten zien, want “c’était simplement un pauvre abbé consterné de voir ses frères se faire tuer tous les jours”. Na die film en na een bijrolletje in Chariots of Fire (1981) en een ondersteunende rol als Ernst Manfredi in de politieke thriller over een Duits generaal op zoek naar verborgen nazischatten, The Holcroft Covenant (1985) van John Frankenheimer, naast Michael Caine en Lili Palmer, koos hij steeds meer voor inspreekrollen, het teater, radio-opnamen en het schrijven. Toch trad hij nog nadrukkelijk op in films van Spielberg (Munich, 2006), Forman (Goya’s Ghosts, 2007) en Amenábar (Agora, 2010). Zijn allerlaatste optreden moe(s)t komen in de kortfilm van 20 minuten, Degas et Moi (Arnaud des Pallières, 2020), waarin hij zelf de schilder is.
Met Lonsdale verdwijnt een van de laatste monstres sacrés die de zieltogende Franse film nog rijk was. Met hem verdwijnt ook één van de weinige Franse akteurs die begrepen dat ze hun stem niet moesten verheffen laat staan zich te overschreeuwen, om karakter aan een rol te geven. Het is weinig anderen gegeven. Misschien de onderkoelde Catherine Deneuve (zeker in Belle de Jour, 1967 en The Hunger, 1983) nog en Jean Reno. Lonsdale liet zich altijd dragen door zijn humanistische instelling, zijn zelfbeheersing en zijn arbeidsmoraal. Misschien heeft hij al in 1983 zijn testament innerlijk gemaakt met de enige film die hij zelf geregisseerd heeft, La Voix Humaine. Ik heb hem helaas nooit gezien, maar ik vermoed dat het een filmische bewerking is van het gelijknamige stuk van Jean Cocteau (1930) waarvoor hij vier jaar eerder de mise-en-scène had gedaan in de Espace Carole van Créteil. Het stuk gaat over scheiding en verwerking, vereenzaming en vergiffenis. Het is een stuk voor één personage, een vrouw die na vergeefse pogingen eindelijk haar geliefde (haar man ?) aan de telefoon krijgt. Een verscheurd gesprek, want je hoort alleen één stem, duidelijk een afwijzing of een breuk is aan de orde, en zij moet zich sterk houden. Het is begrijpelijk dat Lonsdale zichzelf herkende in de monoloog (innerlijk met zichzelf, uiterlijk door het zwijgen tegenover de geliefde). Daar is een groots mens uit gegroeid. Vraag blijft of zelfopoffering hem sterker of juist gevoeliger heeft gemaakt. Hij heeft zijn hemel verdiend.
Zijn afscheid werd gevierd op 1 oktober in de Sint-Rochuskerk van Parijs en rechtstreeks uitgezonden op de katolieke zender KTO. Voorganger was bisschop Dominique Rey van Fréjus-Toulon, artiestenaalmoezenier Luc Reydel hield de afscheidrede. Lonsdale werd 89 en trad op in meer dan 210 films.
Lukas De Vos