Veertig jaar geleden ging « Elk zijn huiske mee zijn kruiske » in première bij het Gents Amusementstheater.

Uit de commentaren die dit tijdens de pauze uitlokte, bleek dat bijna iedere toeschouwer in z’n leven wel eens met bouwproblemen te zijn geconfronteerd. Voor een appartementsrat als ik was dit niet het geval, maar toch wist het GAT mij mee te sleuren in zijn problematiek. De flinke hap informatie die tussendoor wordt gegeven, vertraagt de actie wel een beetje, zoals confraters aanstipten, maar ik moet zeggen dat ik ze geboeid heb gevolgd.
Minder boeiend, want voorspelbaar, is de bijkomende intrige. Twee broers bouwen aan een tweewoonst. De ene (Johan) doet het met de hulp van vrienden (Freddy, Patrick, Guido), de andere (Eric) laat het werk over aan stielmannen… Met alle gevolgen vandien (onderaannemers zullen wellicht niet zo tevreden zijn met het stuk). Loopt evenwel de bouw van Johan op wieltjes, dan lopen zijn huwelijksplannen met Caroline spaak door de opdringerige schoonmoeder Marie-Antoinette. Bij Eric daarentegen is het net andersom : het begint met ruzie maar uiteindelijk wordt alles netjes bijgelegd. Terloops wordt in de verhouding tussen Guido en zijn vrouw Ingrid te oppervlakkig aangeduid dat een koppel niet per se hoeft te bouwen om niet met elkaar over de baan te kunnen.
Voorspelbaar schreef ik, dus dit stuk van (natuurlijk) Eddy Daese moet het vooral hebben van de karakters en uiteraard ook van de uitbeelding ervan. Wat een perfect samengaan van de twee betreft, heeft Daese het wel getroffen met Hugo Van Damme als Eric. Deze staat bijna permanent op de scène en hij weet deze haast steeds te domineren. Een andere glansprestatie komt van Anita Andries als de franskiljonse schoonmoeder. Ook structureel neemt zij af en toe het roer eens over van Van Damme, wat pleit voor het dramatische talent van Daese.
Wat mij evenwel minder beviel (maar andere toeschouwers des te meer) dat was het toekennen van tics aan figuren als Guido (Marc Reynaerts), Patrick (Daese zelf) en de stotterende schrijnwerker André (Walter Vanden Berghe). Drie in één stuk, dat was van het goede (?) toch een beetje veel !
Maar alles bij elkaar was dit toch één van de amusantste voorstellingen die ik de jongste tijd mocht bijwonen. Laten de progressievelingen maar kippen de kop afkappen of wit geschilderd in hun blootje rondlopen, ik hou het liever op dit soort theater (zonder het daarom natuurlijk als norm te willen verheffen). Misschien omdat ik voor « de rode vaan » schrijf en niet voor « Etcetera »…

Referentie
Ronny De Schepper, “Elk zijn huiske mee zijn kruiske”: licht verteerbare baksteen in de maag, De Rode Vaan nr.49 van 1983

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.