65 jaar geleden werd de 45ste Tour de France gewonnen door de Luxemburger Charly Gaul. Die werd gesteund door acht Nederlandse renners in de speciaal voor de Tour geformeerde Nederlands-Luxemburgse ploeg. Ex-ploegmaat Pieter de Jongh noemt het in het Eindhovens Dagblad van 1 juli 2008 dan ook “een van de hoogtepunten in de geschiedenis van de vaderlandse wielersport”. Zijn verhaal…
“Ik herinner me dat enkele jaren ervoor werd gezegd dat Charly Gaul de Tour kon winnen als hij maar een keer een goede ploeg om zich heen zou hebben. In 1958 was dat het geval”, zegt de voormalige veldwachter met gepaste trots. De wedstrijd, de ereronde in Parijs, de huldiging, ze staan voor altijd in het geheugen gegrift van de mannen die er bij waren.
Het is ondertussen dus zestig jaar geleden dat Piet Damen, Pieter de Jongh, Jaap Kersten, Jef Lahaye, Wim van Est, Piet van Est, Gerrit Voorting en Martin van den Borgh zich uit de naad reden om Charly Gaul te kronen tot Tourwinnaar. “In het jaar nadat Jacques Anquetil zijn eerste ronde had gewonnen”, plaatst De Jongh de triomf in perspectief.
Het is een verjaardag die geruisloos voorbij gaat. Gaul is overleden. “En niemand die er het initiatief toe neemt”, zegt De Jongh. In 1998 zijn ze met zijn allen nog eens bijeen geweest in Luxemburg. Het was een mooie dag, herinnert De Jongh zich, maar de warmte ontbrak. Omdat die er nooit is geweest. Het verbond van 1958 zat immers toch iets anders in elkaar dan de Nederlanders vijftig jaar geleden nog dachten. “In 1959 gingen we weer vol moraal en hoge verwachtingen als gecombineerde Nederlands-Luxemburgse ploeg de Tour in.” Het draaide echter uit op een koude kermis. “Halverwege de Tour kwamen we er achter hoe de vork werkelijk in de steel stak. We hadden ons bijna twee weken opgeofferd om Charly zo goed mogelijk af te zetten aan de voet van de bergen. We dachten: morgen gaat het gebeuren. Maar het tegendeel gebeurde. Charly liet zich gewoon op grote achterstand rijden. Bleek dat hij al die tijd in de slag had gezeten met Bahamontes.”
Federico en Charly waren in 1958 ploeggenoten bij Faema en ze hadden dat jaar een monsterverbond gesloten. “Bahamontes zou Gaul in 1958 aan de Tourzege helpen en het jaar erop was het de beurt aan Bahamontes. Zo is het ook gebeurd.”
De ontgoocheling was groot die bewuste julidag in 1959. In de rit van Albi naar Aurillac gaf Gaul twintig minuten toe op Bahamontes. Pieter de Jongh was maar vier minuten trager geweest. Die avond trok Wim van Est al zijn conclusies. Hij ging naar huis. “De dag erop ben ik met nog twee anderen afgestapt. We voelden ons verraden, ja. Dan heb je geen moraal meer om verder te gaan. De een riep tegen de ander: we stoppen er mee. Zo is het gegaan.”
Het was het einde van een samenwerking die het jaar ervoor nog zo mooi leek te zijn. De combinatie Nederland-Luxemburg was een gouden greep. “Wim van Est was in die tijd al over zijn hoogtepunt heen. Gaul voor hem geen concurrent. Als Nederlanders waren we het gewend om voor de dagsuccessen te koersen, met Gaul hadden we er een klassementsrenner bij gekregen”, schetst De Jongh het verbond. “Ik denk ook wel dat Wim van Est blij was met Gaul. In 1956 was hij door Pellenaars uit de Tourploeg gezet en nu vond hij zich terug in een sterke ploeg. ”
Van Est droeg dat jaar enkele dagen de gele trui. Evenals Voorting. De rest kreeg er steeds meer lol in om Gaul uit de wind te houden. De Jongh weet ook nog precies waar ze de Luxemburger het ‘leven’ hebben gered. “De dag nadat hij had gewonnen op de Mont Ventoux werd er door de Fransen een combine opgezet in de bevoorradingszone. De concurrenten van Charly waren gevlogen. We hebben gereden en gereden om de schade beperkt te houden. Wat ook lukte.”
In de legendarisch helletocht richting Aix-les-Bains trok Gaul vervolgens de Tour naar zich toe.
Of Pieter de Jongh ooit echte dankbaarheid heeft gevoeld bij Gaul. “Nou, nee”, zegt hij met de wetenschap van nu. De Nederlanders streken een mooie winstpremie op en na afloop van de Tour verdienden ze als ploegmaats van de winnaar goed geld in de criteriums. Ze waren meer een ploeg geweest op papier dan in hun harten. “Vriendschap? Dat heb je zelden in de wielersport. We gingen dat jaar gewoon met elkaar om. Charly sprak wel Duits. Dat konden we volgen. Maar vanwege de taal trok je toch voornamelijk op met je landgenoten. In het Duits kon ik wel iets duidelijk maken, maar niet ’s avonds gezellig gaan zitten ouwehoeren aan tafel. Ach, als ik terugdenk aan 1958 en 1959 kan ik het ook wel begrijpen dat het heeft geduurd tot 1998 voor er een eerste reünie kwam.”
Piet de Jongh die zelf 41ste eindigde in die Ronde van 1958 “vergeet” wel zelf zijn Luxemburgse ploegmaten van dat jaar te vermelden. Daarom doe ik het maar: dat waren de Italiaan Aldo Bolzan, die eigenlijk pas op 23 juli 1960 de Luxemburgse nationaliteit zou verwerven, Gauls lijfknecht Marcel Ernzer en dan ook nog Jean-Pierre Schmitz.
Ronny De Schepper
In WAAIERS hebben we het in de FAEMA-story ook over deze Tour. Wij, de auteurs, hebben er toch wel een andere visie op. Ik citeer even onze passage: “Piet de Jong zou in latere jaren Gaul verwijten de Tour aan Bahamontes verkocht te hebben, in een ruiloperatie: zogezegd reed Bahamontes voor Gaul in 1958 en Gaul voor Bahamontes in 1959 (PCZ-nieuws, “De glorie en het verraad van Charly Gaul”, http://www.ed.nl van 04/04/2017). Daarom zou Gaul zich in die fameuze 13de rit vrijwillig op twintig minuten achterstand laten rijden hebben. Hij vergat wel daaraan toe te voegen wat Bahamontes dan wel zo speciaal voor Gaul in de vorige Tour gedaan had. Als we hem willen geloven, moet Gaul bovendien een schitterend toneelspeler geweest zijn, want dat “vrijwillig op twintig minuten” was verder niemand opgevallen. Waarom zou Gaul trouwens de kans Coppi achterna te gaan met een dubbel Giro-Tour zomaar laten schieten en wie kon geloven dat Gaul zijn bazen gesmeekt zou hebben naar de Tour te mogen enkel om Bahamontes, niet langer zijn merkgenoot, te plezieren?
Dat Bahamontes en Gaul nadien in deze Tour in de Alpenrit naar Grenoble bondgenoten waren, is wel waar, maar dat was een gebruikelijke samenwerking, geel voor de ene, de rit voor de andere. En De Jong was er alvast geen getuige van, hij was toen al naar huis. Wat wel klopte was dat Gaul de ambities van Bahamontes voor het bergklassement in 1958 geen strobreed in de weg gelegd had. Maar dat was gewoon gezond verstand. Het was maar een nevenklassement en je creëerde welwillendheid bij een potentiële bondgenoot en plezierde tegelijk je sponsor die liever twee dan een renner in de publiciteit zag.”
En wat de rit na de Mont Ventouw in 1958 betreft, is de waarheid ook ietsje anders. Ik citeer opnieuw uit WAAIERS: “De favorietenrol van Charly Gaul zou echter maar een dag duren. De 19de rit van Carpentras naar Gap was verondersteld een overgangsrit naar het grote werk in de Alpen te zijn, maar dat draaide helemaal anders uit. Toen Gaul na een breuk aan de voorste kamwielen moest overstappen op de helemaal voor hem niet geschikte (te grote) fiets van Marcel Ernzer ontketende Geminiani een groot offensief. Eerst ging hij in de aanval samen met onder meer Favero, Planckaert en Adriaensens, later kwamen ook Anquetil en Nencini nog erbij. Gaul bewoog hemel en aarde om terug te komen, maar, weinig geliefd25 als hij was, moest hij op niet veel steun rekenen.
Bovendien schoot zijn NeLux ploeg, ook eerder samengesteld voor het vlakke dan voor het
gebergte, te kort. Op uitzondering van Wim van Est en Marcel Ernzer was de hele ploeg al van
bij de eerste schermutselingen in de achtergrond verzeild en ook deze laatste twee ontbraken:
De Nederlander was ontsnapt om wat voorsprong te nemen voor de komende beklimmingen
en meesterknecht Ernzer probeerde na de fietswissel zonder succes terug te keren. Door het
hoge tempo en de aanvallen van Bobet telkens Gaul aan een nieuwe fietswissel dacht, was
deze verplicht geweest bijna honderd km op de fiets van Ernzer te rijden. Pas na een valpartij
in de afdaling van de Foreyssasse26 had hij eindelijk de gelegenheid terug zijn eigen fiets te
gebruiken, maar door die val verloor hij weer enkele supplementaire minuten.
Zelf voelde Gaul ook de gevolgen van zijn inspanningen de dag voordien en wanneer de
minuten bleven aantikken, legde hij zich ontmoedigd bij het verlies neer. Uiteindelijk bleef
zijn enige troost dat Bobet vooraan ook niet mee was. Na afloop zou hij verklaren dat hij de
Tour verloren had, maar zijn vijand Bobet ook, terwijl hij niets persoonlijks had tegen
Geminiani of Anquetil. In het klassement zakte Gaul terug tot de 8ste plaats op 15’12” van
Geminiani, hij verloor deze dag dus meer dan hij op de Ventoux gewonnen had. Na de
aankomst werd er ook over sabotage gesproken, Marcel Ernzer wees er in een interview27 met
de Belgische reporter Hector Mahau (Les Sports) op dat het toch zeer vreemd was dat een
dergelijk zeldzaam defect dezelfde dag zowel Charly Gaul als zijn helper Aldo Bolzan
overkwam. Bovendien was er nog voor de start een al even onverklaarbaar voorval geweest,
een splinternieuwe band van Gaul vertoonde een snede, toch wel veel toevalligheden. Door
de panne van Bolzan verloor Charly ook een helper die hem bij defect had kunnen bijstaan.
Bevreemdend was ook dat de vijzen van zijn pedaalset losstonden, moeilijk te geloven dat de
mekanieker dat niet zou gezien hebben.”
Toch heel andere verhalen dan wat in het geheugen van Piet de Jong is blijven hangen.
LikeGeliked door 1 persoon