Waar waren we alweer gebleven bij onze “avonturen” van Wolfgang Mozart zo’n 245 jaar geleden? Misschien herinnert u zich nog dat we ons in Parijs bevonden, waar de 21-jarige Woolfie zowaar ’t een en ’t ander opstak over de “sinfonia concertante” bij Joseph Boulogne, de eerste gekleurde componist uit de geschiedenis (of toch één van de eersten, iemand moet me maar corrigeren indien nodig). Op deze reis werd hij vergezeld door zijn moeder Anna Maria (portrait in oils by Rosa Hagenauer-Barducci from about 1775; the portrait now resides in the Mozart birth home museum in Salzburg), overigens allebei tegen hun zin, maar vader Leopold had het zo beslist, dus moest het maar. En zo gebeurde het dat ze in Parijs plotseling ziek werd en stierf. Ze werd dan ook in Parijs begraven.
Ze werd geboren als Anna Maria Walburga Pertl op kerstdag 1720. Haar vader was een musicus en universitair gediplomeerd rechtsgeleerde die door ziekte aan lager wal was geraakt. Hij zou trouwens sterven als ze pas vier was. Haar oudere zus Maria Rosina stierf vier jaar later, toen ze pas negen was (de zus dus). Ook Anna Maria wordt omschreven als zijnde van slechte gezondheid. Bovendien was het gezin dat van een kleine tegemoetkoming leefde dus straatarm.
En toch, she married Leopold Mozart in Salzburg in 1747: “The two were regarded at the time as the handsomest couple in Salzburg.” [Abert] The couple moved (perhaps with Anna Maria’s mother) into an apartment on the third floor of Getreidegasse 9. Their landlord was Lorenz Hagenauer, who was a close friend of Leopold’s, and a frequent correspondent on the family’s later travels.
The Mozarts had seven children, of whom only two survived infancy: Nannerl and Woolfie. Anna Maria nearly died giving birth to Wolfgang. Her womb retained the placenta, and its subsequent enforced removal at that time posed an extreme risk of fatal infection.
Abert writes of her role as spouse: “A task that cannot have been easy, given Leopold’s perpetual mistrust, and there is no doubt that she will have drawn a veil over many an unpleasant incident not merely out of prudence, but also from fear.” Her letters record also that Anna Maria participated with zest in the family’s tendency toward scatological humor, a tendency seen more strongly in Wolfgang.
Als Wolfgangs moeder sterft, schrijft hij een klaviersonate, KV.310, in een tragische stemming niet alleen omwille van haar dood, maar ook wegens zijn uitzichtloze situatie.
Als hij half januari opnieuw in Salzburg arriveert, heeft zijn vader ervoor gezorgd dat hij aan de slag kan als hoforganist van graaf Hieronymus Colloredo.
Daarna schreef Mozart zijn 17de klavierconcert. In de cadenza verwerkte Van Immerseel in Gent een paar maten van deze Marseillaise, wat een aantal aandachtige toehoorders deed glimlachen en wat de grappenmaker die Mozart toch wel was, wellicht geapprecieerd zou hebben (wie in het allegro van het 25ste klavierconcerto de latere Marseillaise meent te herkennen, heeft geen ongelijk, ook al zitten we dus nog een paar jaar vóór de Franse Revolutie!). Die cadenza’s vormen natuurlijk een probleem op zich. Iemand die graag improviseert, zoals Jos Van Immerseel, beseft ook wel dat wanneer men een opname “voor de eeuwigheid” wenst vast te leggen, dat er dan bepaalde criteria dienen te worden gehanteerd. Zo zal Van Immerseel altijd de cadenza’s van Mozart zelf nemen, voor zover hij die (b.v. voor een minder begaafde pianist) heeft uitgeschreven. Anders maakt hij gewoon een drietal opnamen en wordt de beste eruit gekozen. Iemand als Murray Perahia zal zich echter nog meer aan historische bronnen houden. Als er geen partituur van Mozart voorhanden is, dan gebruikt hij b.v. de cadenza die Hummel schreef voor het 22ste concerto of die van Beethoven voor het 20ste. Ook cadenza’s door beroemde pianisten als Serkin of Artur Balzam worden door Perahia overgenomen. Wat overblijft (en dat schijnt toch nog heel wat te zijn) dat doet hij dan toch uiteindelijk zelf. (Maar hij noemt dat dan “componeren” i.p.v. “improviseren”.)
Ook voor de cadenza’s van Mozart zelf moet men echter op zijn hoede zijn. Uit de briefwisseling met zijn zusje Nannerl over het 16de concerto blijkt b.v. dat hij blijkbaar slechts een “geraamte” noteerde en dat er van de pianist werd verwacht er nog een schepje bovenop te doen (Nannerl had zich namelijk erover beklaagd dat de cadenza uit het andante een beetje schraal was; het is natuurlijk godgeklaagd dat Nannerl, die in aanleg bijna even briljant was als Mozart, haar talenten als componiste omwille van de maatschappelijke druk nooit heeft kunnen uitproberen).
Ronny De Schepper