Vandaag is het al zestig jaar geleden dat The Rolling Stones in de Olympic Sound Studios in het zuidwesten van Londen, hun eerste single opnamen, met name een cover van “Come on” van Chuck Berry. De single werd uitgebracht op 7 juni 1963 en geraakte niet verder dan de 21ste plaats op de Britse hitparade. De Stones hebben het nummer overigens zelden gespeeld, volgens gitarist Keith Richards werd de single enkel opgenomen omdat er dringend iets op plaat moest. De jonge Rod Stewart daarentegen was onmiddellijk een fan. Folkzanger Wizz Jones vertelt hierover: “Ik werkte bij een vriend die schilderijenlijsten maakte. Toen ik mijn vooropzeg kreeg, nam Rod mijn job over, zoals hij later ook mijn lief zou ‘overnemen’… De eerste dag dat hij kwam werken had hij zijn platendraaier bij en daarop speelde hij steeds maar de eerste hit van The Stones, Come on. Dat is de eerste keer geweest dat ik iets tegen hem heb gezegd, maar het zal wel niet vleiend geweest zijn…”
The Rolling Stones waren op alle vlakken de tegenhangers van The Beatles: opstandiger, wilder, Amerikaanser, maar ook: zij hielden het veel langer uit als groep. Toch is het een mythe dat men in de jaren zestig moest “kiezen” tussen Beatles en Stones. Dat is een fabeltje dat achteraf door intellectuelen zoals Boudewijn Büch, die bij leven en welzijn de naam van The Beatles zelfs niet uit zijn mond kreeg (hij omschreef ze ten hoogste als “dat groepje uit Liverpool“), is gelanceerd. Wij, gewone pipo’s met meer street credibility dan alle Hollandse auteurs samen, hielden zowel van The Beatles als van The Stones (1). De tweede single van de Stones (op 1 november 1963) was trouwens “I wanna be your man”, een compositie van Lennon & McCartney. Vele jaren later was Jagger aanwezig op de opname van “All you need is love”, terwijl John Lennon langsliep voor het “Rock’n’roll Circus” dat de Stones opzetten voor televisie, maar dat door druggebruik zo uit de hand liep dat het tot voor kort in de lade is blijven liggen (2).
NONKEL BOB
Op 18 oktober 1964 traden The Rolling Stones voor het eerst op in ons land. Ze werden daarbij geïnterviewd door niemand minder dan nonkel Bob en tante Terry! Dat moet een hilarische aangelegenheid geweest zijn. Ik ben haast zeker dat ik het toen heb gezien, maar ik herinner mij er helaas niets meer van. Ik heb het voorval wel ter sprake gebracht toen ik Bob Davidse in de jaren tachtig eens telefonisch heb geïnterviewd voor De Rode Vaan. “The Beatles die kénde ik een beetje,” zei nonkel Bob. “Tenslotte schreven zij ook melodieuze liedjes, maar The Stones waren tot dan toe aan mij voorbijgegaan. Toen ik ze voor het eerst ontmoette in het Sheraton Hotel op het Rogierplein moest ik aan hun impressario vragen wie wie was. Maar ik had de indruk dat hij met mijn voeten aan het spelen was.”
– Hij toonde je Brian Jones en zei dat het Mick Jagger was en dat soort grappen?
“Nee, zo erg was het gelukkig niet, maar hij zei me bijvoorbeeld dat de drummer (Charlie Watts, RDS) alles verzamelde dat met Napoleon te maken had. Dus ik stel hem daarover een vraag op antenne en die jongen blijkt uit de lucht te komen vallen!”
– En het optreden zelf?
“Luid! Ongelooflijk! Vooral die bassist (Bill Wyman, RDS). Onze klankmannen waren bang dat hun microfoons zouden stukspringen. Maar de fans die vonden het prachtig natuurlijk. Die schreeuwden zelf trouwens ook een hoop decibels bijeen!”
Post Scriptum: twee weken na de uitzending wiste de BRT de beeldbanden van de rubriek “Leuke plaatjes, goede maatjes” (hoe verzin je het!) in “Tienerklanken” van 19 oktober 1964, de dag dat ik mijn dertiende verjaardag vierde, door er een voetbalwedstrijd over op te nemen…
Op 27 maart 1966 waren de Stones opnieuw in ons land, deze keer in Schaarbeek. Herman Selleslags was als fotograaf ook op post en vertelt daarover in het magazine van de Gazet van Antwerpen van 16 maart 2013 de volgende navrante anekdote: “Ik stond hen op te wachten in de gang, samen met een vurige fan die helemaal door het dolle heen was omdat hij straks een handtekening zou krijgen van zijn idolen. Toen Keith Richards hem passeerde, gaf hij die jongen een keiharde vuistslag in zijn gezicht. Zonder opkijken, zonder woorden. Eigenlijk is het niet goed om je idolen te ontmoeten. Ze zijn nooit wat je denkt.”
Ronny De Schepper
(1) En als het dan tóch moet, kan ik leven met wat Mathijs van Nieuwkerk verklaart in Humo van 2/11/2010: “In mijn Jaren des Onderscheids had ik àlles van de Stones; de Beatles ben ik pas beginnen te draaien omdat mijn kinderen ze goed vonden. Weeïge muziek voor meisjes vond ik de Beatles vroeger; de Stones waren vuil, hard, energiek, revolutionair – meer mijn cup of tea. Maar ondertussen ben ik oud en wijs genoeg om te beseffen dat de Beatles alles welbeschouwd toch mooiere nummers hebben gemaakt dan de Stones.”
(2) Dat is de officiële versie. De officieuze versie is dat het optreden van The Who in het Rock’n’Roll Circus zo overweldigend was dat The Stones dat van hen er liever niet naast zagen geplaatst.