Het is vandaag ook al 35 jaar geleden dat Kees Pellenaars is gestorven. Mijn generatie kent hem vooral als de flamboyante manager van de Televizier-ploeg (zie foto), maar hij was zelf ook een uitstekend wielrenner geweest. Op basis van wat Wikipedia weet te vertellen en twee smeuïge verhalen op de Wielersite (van Loes Pellenaars, ik neem aan zijn dochter, en van Hetty Gommans, de dochter van een tegenstander van “de Pel” zoals hij werd genoemd) heb ik volgende biografie samengesteld.

Het lag in de bedoeling dat hij timmerman zou worden, maar Cees ging liever timmeren aan de weg. Als coureur was hij in 1934 de eerste Nederlander die wereldkampioen op de weg werd. Weliswaar bij de amateurs, maar het was toch uitzonderlijk omdat in die tijd het baanwielrennen in Nederland de boventoon voerde. Twee jaar later schrijft hij in om te strijden naar de titel van nationaal kampioen van Nederland op de weg. Dit kampioenschap werd gereden door profs, amateurs en onafhankelijken tesamen. Toen de eindstreep in zicht kwam en hij zag dat de amateur Piet Gommans toch wat meer in zijn korte beentjes had dan Cees dacht, zei hij tegen hem: “Kom Piet, laat mij dit maar winnen, jij wordt toch al kampioen van de amateurs!” Dit had hij natuurlijk nooit aan Gommans moeten vragen, want die stak nog een tandje extra bij en werd algemeen kampioen. Cees Pellenaars mocht zich wel Nederlands kampioen van de profs noemen.
In 1936 staat er ook voor het eerst een Nederlandse ploeg aan de start van de Tour de France. En vanaf dat eerste jaar spreken de Nederlandse renners ook een woordje mee. Theo Middelkamp wint meteen een bergrit en ook de volgende jaren rijden de Nederlanders niet anoniem door Frankrijk.
Pellenaars was ook een uitstekend baanrenner, die vaak koppelkoersen reed samen met de omstreden Cor Wals. Tijdens de Tweede Wereldoorlog reed hij, zoals de meeste coureurs, gewoon wedstrijden. Maar na de Tweede Wereldoorlog verliezen de Nederlanders de aansluiting met de Fransen, de Italianen en de Belgen. In 1947 is Jefke Janssen de enige Nederlander, die de finish in Parijs haalt en het volgende jaar rijdt hij opnieuw de Tour uit. Ook Wim de Ruiter haalt dat jaar het einde, maar in 1949 geeft de hele Nederlandse ploeg voortijdig de strijd op. In 1949 won Cees wel twee etappes van de Ronde van Nederland. In de Ronde van Duitsland 1950 sloeg het noodlot echter toe. In de achtste etappe klapte hij met een snelheid van 80 km/u tegen een truck van het Amerikaanse leger. Zwaar gewond werd hij naar het ziekenhuis van Freiburg gebracht en een Vlaamse krant meldde zelfs dat Cees Pellenaars het ongeluk niet overleefd had! Maar “de Pel” was niet klein te krijgen. Daar koersen er niet meer bij was, werd Pellenaars een jaar later de nieuwe ploegleider van de Nederlandse ploeg in de Tour de France, met aan zijn zijde verzorger Piet van Ierlant en mecanicien Piet Gommans. De Nederlandse wielersport verkeerde in een impasse en daarom werd er gezocht naar meer lijn en duidelijkheid in de begeleiding van de Nederlandse ploeg. Het werd een onvergetelijk debuut: Wim van Est veroverde als eerste Nederlander de gele trui en reed daarmee een dag later, tijdens de afdaling van de Col d’Aubisque, het ravijn in.
In de jaren daarna haalden coureurs als Van Est, Gerrit Voorting en Wout Wagtmans de nodige overwinningen en gele truien en verdienden veel geld. De Tour, en ook Pellenaars, werd in Nederland zeer populair. Hij was een van de weinige Nederlanders die thuis waren in de wielerwereld met zijn bedenkelijke trekjes. Toch ondervond hij ook veel tegenstand, want hij was een autoritaire leider en een ondiplomatieke man. In 1956 was hij het middelpunt van een rel, toen hij Van Est niet in de Tour-ploeg opnam. Woedende supporters wilden hem een lesje komen leren, waarop hij een groot bord op de gevel van zijn huis bevestigde: “Hier is ‘t.” Zijn biografie draagt dan ook de titel: “Daar was ‘t”.
Het jaar erop werd hij door de KNWU aan de kant geschoven. Daarna was hij jarenlang leider van de Televizier-ploeg. Vanaf 1962 wordt de Tour de France verreden door merkenploegen, maar omdat er in Nederland geen sterke merkenploegen zijn, rijden er in 1962 slechts zes Nederlanders de Tour. De beste Nederlandse renners zijn opgenomen in buitenlandse merkenploegen, zodat het moeilijk is om een Nederlandse merkenploeg van de grond te krijgen. In 1964 brengt Kees Pellenaars daar verandering in. Hij komt met de TeleVizier-ploeg op de weg en sindsdien ontbreekt er nooit meer een Nederlandse ploeg in de Tour de France. In 1966 winnen ze zelfs de ploegentijdrit met Jos van der Vleuten, Gerben Karstens, Cees Haast, Huub Zilverberg, Henk Nijdam en Jo de Roo. De grootste troef van het toenmalige Nederlandse wielrennen, Jan Janssen, reed echter niet voor hem. Dat kon Pellenaars moeilijk verkroppen, vandaar waarschijnlijk zijn bekende uitspraak, gedaan vóór de Tour van 1968: “Als Janssen de Tour kan winnen, kan mijn schoonmoeder het ook.”
Halverwege de jaren zeventig trok Kees Pellenaars zich uit de wielersport terug. Hij overleed in 1988 aan een slepende ziekte, 74 jaar oud.

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.