105 jaar geleden ging Tarzan of the Apes in première, een Amerikaanse stomme film, gebaseerd op het gelijknamige boek van Edgar Rice Burroughs. De film werd geregisseerd door Scott Sidney. Hoofdrollen werden vertolkt door Elmo Lincoln, Enid Markey, George B.French en Gordon Griffith.
Dit was de eerste Tarzan-film ooit gemaakt. De film behandelt alleen de eerste helft van het boek. De rest van het boek is verfilmd in de volgende film, The Romance of Tarzan, nog uit datzelfde jaar.
In 1913, amper een jaar na het verschijnen van het Tarzan-verhaal van Burroughs, was er reeds “Rainey’s African Hunt” geweest, de eerste avonturenfilm die zich in Afrika afspeelde. Maar de eerste keer dat Tarzan himself opduikt, is dat dus in de gedaante van Elmo Lincoln (eigenlijk Otto Elmo Linkenheld), die in de film o.a. een oude gedrogeerde leeuw doodde – dat was nog in de tijd vóór er op de aftiteling verscheen: “no animals were harmed during the making” (Eigenlijk moest hij de “eer” aan de tienjarige Gordon Griffith laten, aangezien die in dezelfde film Tarzan als kind speelde.)
Na “The romance of Tarzan” volgde dan in 1920 “The return/revenge of Tarzan” van Harry Revier met Gene Pollar in de hoofdrol en in 1927 was er “Tarzan and the Golden Lion” van J.P.McGowan met Edna Murphy, de dochter van E.R.Burroughs als Ruth, het nichtje van Jane, en haar man James Pierce als Tarzan! Tussendoor was er ook nog een Tarzanfilm met Dempsey Tabler.
Nadat Johnny Weissmuller in 1924 en 1928 vijf gouden medailles in het zwemmen had behaald op de O.S. (*), kreeg hij van MGM in 1931 een contract voor “Tarzan, the ape man” in een regie van Woody Van Dyke en met Maureen O’Sullivan (1911-1998) als Jane. Hij werd verkozen boven (onder meer) Clark Gable, ondanks het feit dat zijn enige filmervaring (een klein rolletje in “Gloryfying the American girl”) zo slecht was dat hij later deze film steevast zou “vergeten” in zijn CV. De producers waren immers van oordeel (en voor één keer eens terecht) dat het er meer op aankwam er goed uit te zien dan goed te kunnen praten. Dat zou Weissmuller immers nooit volledig onder de knie krijgen. Daarom werd van de originele Burroughs-versie afgeweken, waarbij Tarzan ondanks de omstandigheden waarin hij moest opgroeien toch de nodige eruditie verwerft. Hier moet Jane hem werkelijk léren praten (zelfs de beroemde woorden “me Tarzan, you Jane” worden eigenlijk nooit uitgesproken, Weissmuller brengt het niet verder dan “Tarzan, Jane”), wat – hurray for Hollywood (bis) – uiteraard ook realistischer is.
Na een mislukte poging met ene Merrill, trachtte men in 1933 met “Tarzan the fearless” (Robert Hill) het succes van Weissmuller te evenaren door Buster Crabbe in te huren (en Jacqueline Wells als Jane). In 1907 geboren was Crabbe immers (net als Johnny Weismuller vóór hem) in 1932 deelnemer aan de Olympische zwemwedstrijd. In 1933 was hij ook nog te zien in “King of the jungle”. Maar het mocht niet baten: hij had niet de uitstraling van Weissmuller, die dan ook in 1934 opnieuw opdook voor “Tarzan and his mate” (van Cedric Gibbons, de art director van MGM van 1924 tot 1956 en als dusdanig de man die de art deco in de VS introduceerde). Hierin is Jane/Maureen O’Sullivan eventjes naakt zwemmend te zien. Oorspronkelijk was het trouwens de bedoeling dat ze net als Tarzan gewoon een lendedoek zou dragen en dat haar haar dan als het ware toevallig op de juiste plaats zou liggen of dat er altijd takkebossen in de buurt waren. Dat bleek echter een onoverkomelijke opgave. Voor ze in de jungle verdwijnt, had ze in de film overigens nóg een ontkleedscène, weliswaar niet naakt, maar in haar onderjurk en met een zeer erotische ondertoon.
NA-APERS
Dat zou later een ganse rage op gang brengen. Eerst was er een half naakte Marion Michael in 1956 “Liane” van E.von Borsody (met verder nog o.a. Hardy Krüger), zodat er een vervolg kwam in de vorm van “Liane, die weisse Sklavin” (1957). Daarna was er Eva “de slavin van het oerwoud” (Jeremy Summers, 1968), gevolgd door Gungala “de maagd van de jungle” (Mike Williams, 1968, met Kitty Swan, Linda Veras en Poldo Bendandi). Ook Gungala kreeg een sequel als “het naakte pantermeisje” (Roger Rockfeller alias Ruggero Deodato, 1968). Daarna was het de beurt aan Tarzana “de naakte junglekat” (James Reed, 1968, met Franca Polesello, Ken Clark en Frank Ressel). Om tenslotte weer aan te belanden bij Luana (kleine nuance) “de heerseres van de jungle” (B.Raymond, 1968).
Niet dat de rage ooit echt is verdwenen. In 1984 was er “Sheena, queen of the jungle” met Tanya Roberts in de titelrol en zelfs in 1990 nog draaide Greydon Clark “Lambada, the forbidden dance” met Laura Herring in de sensuele hoofdrol. Typisch voor het genre is dat Laura Herring een veel blekere huidskleur heeft dan de Braziliaanse volksstam waarvan ze zogezegd de prinses is.
In de Tarzan-films werd er geacteerd in de studio tegen een doek waarop een soort documentaire over Afrika werd gedraaid. Onnodig te zeggen dat deze films erg racistisch waren. Niet enkel de manier waarop de “wilde stammen” worden voorgesteld, maar ook, als er b.v. een drager verongelukt, dan is de eerste bekommernis niet het slachtoffer, maar wel datgene wat hij droeg. Die dragers worden overigens met een zweep tot wat meer enthousiasme aangespoord. De aanvallen door krokodillen en nijlpaarden doen denken aan wat er in “Jungle fever” met Dorothy Lamour gebeurt: om de een of de andere mysterieuze redenen schijnen deze beesten immers zwart vlees boven blank te verkiezen.
De zwarten die een bijrol vertolken (maar daarvoor geen credits krijgen, terwijl de “nanny” van Jane voor twee woorden wél op de aftiteling mag) zijn uiteraard zwarte Amerikanen, wat vooral potsierlijk (en vernederend) wordt als het om een stam pygmeeën gaat. Hiervoor werden namelijk zowat àlle Amerikaanse zwarte dwergen opgetrommeld (en het woord is toepasselijk gekozen!).
Ook Tarzan doodt in “The ape man” twee zwarte dragers om zijn woede te koelen, alhoewel die dragers zelf geen schuld trof. Over de eerste moord maakt overigens niemand zich zorgen, bij de tweede is dit een voorwendsel voor Harry Holt (zijn “rivaal” voor de gunsten van Jane) om hem te doden. “Hij is een moordenaar!” zegt Harry tegen Jane. Maar deze wijst hem terecht: “Dat was jij ook, toen je die aap (Tarzans moeder) doodde!”
Als ze nadien voor een tweede maal ontvoerd wordt door Tarzan, wordt met een black-out duidelijk een coïtus gesuggereerd, waarna Jane voldaan bij een beekje ligt uit te rusten. Daar kan Harry niet tegenop natuurlijk. Maar als een echte gentleman helpt hij Tarzan nog om Jane uit de klauwen van een (slecht getrukeerde) gorilla te redden, waarna hij op de rug van een olifant uit het leven van Jane verdwijnt, die gelukzalig op de tonen van “Romeo & Juliet” van Tsjaikovski in de jungle bij Tarzan blijft.
VERVOLGEN
Twee jaar na “Tarzan and his mate” werd “Tarzan escapes” uitgebracht. Eigenlijk werd deze film onmiddellijk na “His mate” opgenomen, maar hij was in de versie van James McKay zo gewelddadig en zwartgallig (Tarzan wil op een bepaald moment b.v. zelfmoord plegen omdat hij denkt dat Jane hem verraden heeft) dat hij helemaal diende te worden overgedaan door John Farrow. Deze werd meteen stapelverliefd op Maureen O’Sullivan, wat tien jaar later Mia Farrow als eindproduct zou opleveren, maar wat de film als zodanig ook weer geen stap vooruithielp. Tenslotte werd hij door Richard Thorpe ingeblikt.
In 1938 is er dan “Tarzan’s revenge” (Ross Lederman) met tienkamper Glenn Morris en Eleanor Holm, maar dat is zo’n flop dat men in 1939 voor “Tarzan in exile” opnieuw een beroep doet op Johnny Weissmuller en Maureen O’Sullivan. Deze is het hele Tarzan-avontuur dan al kotsbeu en laat zich uit de film en alle mogelijke vervolgen schrijven door een sterfscène, waarna ze Tarzan met een zoontje achterlaat. Het testpubliek reageerde echter verontwaardigd en de film werd opnieuw gedraaid met een Jane die niét sterft als “Tarzan finds a son”.
Twee jaar later volgt “Tarzan’s secret treasure” (Richard Thorpe) en een jaar later “Tarzan’s New York adventure”. Dan laat MGM de rechten over an RKO en dat is voor Maureen O’Sullivan een reden om uiteindelijk toch op te stappen. Vanaf “Tarzan’s desert mystery” (1943) van William Thiele doet ze dus niet meer mee, zodat de nadruk nu veel meer op de vader-zoon-relatie met Boy (Johnny Sheffield) komt te liggen.
Zonder Jane voelt Weissmuller zich echter veel minder in zijn sas en het is dan ook enkel omdat “Tarzan triumphs” (1943, opnieuw van William Thiele) kadert in de oorlogspropaganda dat hij toch nog eens van de partij is. Eigenlijk ging deze film over een rivaliserende stam die de “verloren stad” van prinses Zandra (een personage dat kan worden vergeleken met “Aysha” van Rider Haggard) belegert en daarbij Boy, Tarzans adoptieve zoon, kidnapt. Op vraag van het US State Department werd de stam vervangen door de nazi’s.
Die adoptiezoon is natuurlijk een lachertje op zich! Ondanks het feit dat het paar in de jungle leeft volgens de wetten van de natuur, wordt door de makers gesuggereerd dat Tarzan en Jane hardnekkig trouw bleven aan een zelf verzonnen kuisheidsgelofte.
In 1945 duikt Jane toch nog even op in “Tarzan and the Amazons” van Kurt Neumann, maar deze keer in de persoon van Brenda Joyce (1917-2009). In 1946 is ze er opnieuw bij als diezelfde Kurt Neumann op hetzelfde stramien “Tarzan and the Leopard Women” draait, waarin ook Johnny Sheffield weer ten tonele verschijnt. Stilaan heeft het er echter de schijn van dat Tarzan misogyn begint te worden (die luipaardvrouwen zijn uiteraard kwaadaardiger dan luipaarden zelf), zodat het publiek (ondanks het feit dat Marc Dutroux nog moet geboren worden) toch een beetje argwanend begint te staan tegenover die vader-zoon-relatie, zeker aangezien het om een geadopteerde zoon gaat! Daarom wordt er stilaan naar andere love-interests uitgekeken. In “Tarzan and the Huntress” (Kurt Neumann, 1947) ligt het nog wat onduidelijk met een roekeloze “jaagster”, maar in “Tarzan and the Mermaids” van Robert Florey uit 1948 heeft Tarzan (ondanks de aanwezigheid van zijn nieuwe Jane) “iets” met Mara, een meermin uit Aquatania. Dat was wel zijn laatste Tarzan-film (datzelfde jaar was er eerst nog “Swamp fire” geweest). Hij was dan ondertussen ook reeds 44! Daarna schakelde hij over op de figuur van Jungle Jim (B-films). Zoals Jan Wolkers het formuleert: “Tarzan had net zoals Adam indertijd zich dik gegeten aan de vruchten van de boom der kennis. Hij was zich ervan bewust geworden dat hij naakt was, en hij had kleren aangetrokken en hij had zichzelf Jungle Jim genoemd. En met hem werden we verdreven uit het paradijs van onze jeugd die stone jungle in van de bittere werkelijkheid.”
Enfin, dat klinkt wel mooi, maar in 1942 was Weissmuller in “Tarzan’s New York adventure” (Richard Thorpe) ook al in kostuum te zien (en Maureen O’Sullivan in mantelpakje). In de bittere werkelijkheid eindigde Weissmuller als een ziekelijke hotelbediende vooraleer hij overleed op 20 januari 1984.
Brenda Joyce van haar kant speelde nog één keer Jane, deze keer tegenover Lex Barker (**) in “Tarzan’s magic fountain” (1949).
Nadat ook Barker zijn lendendoek aan de wilgen had gehangen, probeerden nog Herman Brix (een Olympisch kogelstoter), Jock Mahoney en ex-voetballer Mike Henry “the real thing” te benaderen, maar zij faalden allen jammerlijk. Alhoewel dient te worden toegegeven dat “Tarzan’s greatest adventure” van John Guillermin uit 1958 met Gordon Scott (1926-2007) nog best te pruimen viel. Tenslotte had Tarzan daar een waardige tegenstander aan James Bond! Zij het dan dat acteur Sean Connery er op dat moment nog geen benul van had dat hij een paar jaar later voor altijd met deze held zou worden vereenzelvigd…
Burroughs zelf hield niet van al deze verfilmingen: “Voor zover ik weet heeft nog nooit iemand ook maar het geringste respect getoond voor het verhaal of het personage zoals ik het heb bedacht.” Tarzan wordt in de films inderdaad afgeschilderd als een soort van neanderthaler die nauwelijks kan spreken wat helemaal niet klopt met wat er in de boeken staat.
Het zal pas 34 jaar na de dood van Burroughs (1984) zijn dat met “Greystoke, the Legend of Tarzan” (Hugh Hudson) met Christopher Lambert en Andie MacDowell (weliswaar met de stem van Glenn Close) een versie wordt gedraaid die trouw is aan het boek. De mooiste rol is echter weggelegd voor Ralph Richardson als grootvader, vooral omwille van de prachtige sterfscène. Niet lang daarna stierf Richardson trouwens écht.
THE LEGEND OF TARZAN
“The Legend of Tarzan” van David Yates uit 2016 begint daar waar “Greystoke” eindigt (tenminste als men de epiloog waarin Tarzan terug naar de jungle trekt niet meetelt), dat wil dus zeggen dat Tarzan (rol van Alexander Skarsgård) al enkele jaren “gesetteld” is als Lord Greystoke. Maar nu wordt hij door de Amerikaanse diplomaat George Washington Williams uitgenodigd om terug te keren, omdat Leopold II het hele Congolese volk tot slaven wil maken. Die rol wordt gespeeld door de zwarte Samuel L.Jackson want we zitten hier al in de woke-jaren van politieke correctheid en men sleurt er dan ook van alles bij (luchtverontreiniging, bloeddiamanten, ja tot zelfs de indianen, pardon de native Americans, toe) zodat de film gebukt loopt onder een teveel van gezwets. Gelukkig zijn er nog de prachtige natuurbeelden en genoeg actie om de tijd genoegzaam door te komen. Wat Tarzan en Jane (die deze keer wél terug meegaat trouwens, rol van Margot Robbie) niet weten is dat een zekere kapitein Léon Rom (rol van Christoph Waltz) dit heeft verzonnen om hem naar Afrika te lokken. Hij wil hem namelijk in ruil voor diamanten overleveren aan de genadeloze Chief Mbonga (rol van Djimon Hounsou), die Tarzan wil doden (en opeten) omdat deze op zijn beurt Mbonga’s enige zoon heeft gedood. (Hoezo? Tarzan die “brave” mensen, ’t mogen dan nog negers zijn, doodt? Wel ja, die zoon had immers Tarzans apenmoeder gedood.)
Die Léon Rom heeft overigens echt bestaan. Léon Auguste Théophile Rom (Bergen, 2 april 1860 – Elsene, 30 januari 1924) was een Belgisch koloniaal soldaat, entomoloog en auteur. Volgens onder meer de auteur Adam Hochschild was hij de inspiratie voor het personage van Kurtz in de roman Heart of Darkness (1899) van Joseph Conrad en dus ook voor het personage van Marlon Brando in Apocalypse Now. Rom werd later bevorderd tot commandant van de Force Publique, een vrijbuitersleger dat ook een rol speelt in de film van Yates. Rom was berucht wegens zijn hardhandige optreden. Voor zijn kantoor in Stanley Falls stond permanent een galg opgesteld, en er werd verteld over zijn bloemperken die menselijke schedels als omlijning hadden.
De film werd met matig enthousiasme ontvangen, al was de pers het niet onverdeeld met elkaar eens. De recensent van NRC Handelsblad gaf de film drie sterren: “Er zit een scheutje camp in The Legend of Tarzan, maar meestal zijn de makers bloedserieus. Het met flashbacks naar zijn ‘origin story’ doorspekte verhaal biedt een neokoloniale blik op het verleden. Slavernij en uitbuiting moeten uitgebannen worden, dat zeker, maar Tarzan wordt geen hedendaagse, politiek correcte held. Die poging is jammerlijk gedoemd: hij blijft de witte redder die ditmaal de kastanjes uit het vuur haalt voor een zonder hem hulpeloze zwarte Amerikaan. Om over de Afrikanen nog maar te zwijgen.” De criticus van Het Parool had slechts twee uit de vijf sterren over voor de film: “Tarzan komt pas laat in actie en diens bronverhaal wordt in een paar flashbacks verteld. Het versterkt de indruk dat de aapman is verdwaald in Tarantinoland, waar het onderscheid tussen ouderwetse pulplectuur en historische feiten er niet toe doet. Interessant, maar leuk of bevredigend is het niet.”
EPILOOG
Hoewel Alexander Skarsgård kritiek krijgt voor zijn bloedloze vertolking, dient gezegd dat hij fysiek een impressionante Tarzan is. Het weze immers toegegeven dat sommige minussen die moesten gestalte geven aan de aapmens, hoegenaamd niet voldeden. In de versie uit 1981 (“Tarzan the ape man” van John Derek) moet hij het in de gedaante van Miles O’Keeffe zelfs afleggen tegen Jane, alias Bo Derek. Het paradoxale is dat juist deze onbenullige O’Keeffe de enige is die ooit écht een leeuw te lijf is gegaan. Bij de opname van een vrijscène was die immers uitgebroken en stortte zich op het vrijende koppel (hoe zou je zelf zijn). O’Keeffe heeft die leeuw dan naar verluidt bij de manen tegengehouden tot de temmer kwam toesnellen.
Referenties
Ronny De Schepper & Fons Goossens (tekeningen), Tarzan? Nooit van gehoord! De Rode Vaan nr.8 van 1983
Ronny De Schepper, De driften van Tarzan, Film september 1998
Ronny De Schepper, Tarzan: de roep om een sterke man, ronnydeschepper.wordpress.com, 1 januari 2008
Lukas De Vos, Oerkreten en gesnuister, Film nr.83, september 2009
(*) Toen de Weissmullers naar Chicago waren uitgeweken, werd de kleine Jonas getroffen door kinderverlamming. Als therapie raadden de artsen hem aan te zwemmen. Dat bleek een voltreffer: niet alleen genas Johnny, hij werd ook zo goed als onklopbaar (enkel zijn eerste wedstrijd in 1921 heeft hij verloren). Tussen 1921 en 1929 behaalde Weissmuller 52 Amerikaanse titels, brak hij 28 wereldrecords en groeide dus uit tot de held van de Olympische Spelen van Parijs (1924) en Amsterdam (1928). Opmerkelijk is dat Weissmuller op dat moment de Amerikaanse nationaliteit nog niet had (hij zou pas in 1932 genaturaliseerd worden)! Eigenlijk komen die medailles dus Roemenië toe…
(**) “Tarzan’s magic fountain” van Lee Sholem uit 1949; “Tarzan and the She-Devil” van Kurt Neuman uit 1953, de She-Devil uit de titel is Joyce MacKenzie. Lex Barker (1919-1973) speelde ook zichzelf (m.a.w. een ex-vertolker van Tarzan) in “La dolce vita” van Federico Fellini. Na zijn dood bleek Barker een heel eigen opvatting te hebben gehad over hoe zo’n “dolce vita” eruit zag. Als vierde echtgenoot van actrice Lana Turner verkrachtte hij meerdere malen haar tienjarige dochter Cheryl Crane (de dochter van Lana’s tweede echtgenoot, de gokverslaafde miljardair Stephen Crane, die later met Martine Carol zou trouwen; haar eerste echtgenoot was overigens bigbandleider Artie Shaw). Geen wonder dat het totaal ontwrichte meisje vier jaar later (op 4 april 1958) haar moeders minnaar, de gangster-gigolo Johnny Stompanato (bijgenaamd Oscar, omdat zijn lid precies even lang zou zijn als het fameuze beeldje) vermoordde met een broodmes toen hij Lana op een avond sloeg. Volgens Lana Turner is haar turbulent “liefdesleven” (als men dat zo mag noemen) ook de reden waarom Cheryl “lesbisch is geworden”. Alhoewel Lana Turner (die de politie eerst wou doen geloven dat ze zelf de moord had gepleegd) van het proces (de dochter werd uiteraard vrijgesproken) gebruik maakte om haar slabakkende carrière wat nieuw leven in te blazen, werd de verfilming van deze gebeurtenis (“Where love has gone”) zowaar gedraaid met haar rivale Susan Hayward in de hoofdrol. Turner reageerde met “Imitation of life”, een film waarin toch nog een aantal herkenningspunten werden verwerkt.