De tijd passeert vlug als je je amuseert: het is vandaag al 25 jaar geleden dat de film “Titanic” directed by James Cameron and starring Leonardo DiCaprio and Kate Winslet in première ging at the Tokyo International Film Festival.
Dé rampenfilm bij uitstek zal wellicht wel voor eeuwig en altijd de ondergang van de “Titanic” blijven. Dit spreekt immers zo tot de verbeelding omdat het zinken van dit “onzinkbare” schip meestal als symbool wordt gezien als de teleurgang van de negentiende eeuwse westerse maatschappij, ook gezien de datum 1912, dus vlak voor de Eerste Wereldoorlog (*). Het is echter moeilijker om aan te duiden welke film nu juist het beste die sfeer weergeeft. De jongste versie (James Cameron, 1997) is zeker de meest spectaculaire maar die “Untergang des Abendlandes” vind ik daar juist helemààl niet in terug. In mijn persoonlijke herinnering was “A night to remember” (Roy Ward Baker, 1958) het meest aangrijpend, maar het kan zijn dat die herinnering vertekend is door het feit dat ik nog erg jong was toen ik de film zag. Het was ook een ongelooflijk romantische verfilming die ver verwijderd was van de gruwelijke realiteit (**) zoals die o.m. door Dirk Musschoot in zijn boek “De Vlamingen op de Titanic” (2000) wordt beschreven: “Wie gered werd, heeft in elk geval vreselijk voor zijn leven moeten vechten. Vanuit sloepen werd op hen geschoten en met bijlen werden de vingers afgehakt van drenkelingen die zich aan een bootje vastklampten.”
Dit “doomsday”-gevoel werd ook zeer aangrijpend weergegeven in de tentoonstelling in de Gentse Sint-Pietersabdij die kort daarna op basis van dit boek werd georganiseerd. De bezoekers werden binnengeleid in wat de organisatoren noemden “een postmodern circuit”. Zij weten immers wel hoe het zal aflopen, maar kennen hun persoonlijk lot niet. De bezoekers kruipen in de huid van verdwenen of geredde vrouwen, mannen en kinderen en beleven hoe de droom omslaat in een nachtmerrie. De atmosfeer evolueert gaandeweg van verwachting en euforie naar paniek, wanhoop en uiteindelijk leven of dood. Hoe reageert ú als u oog in oog staat met een levensbedreigende situatie? Hoever wilt ú gaan als het leven van uw geliefden in de weegschaal ligt? Want op gered worden staat een prijs. Zoveel is zeker…
Herbert Selpin draaide tijdens de Tweede Wereldoorlog “Titanic”, nadat er in 1929 al een stille versie was gedraaid met “Atlantik” van Ewald André Dupont. Met Selpin had dus ook nazi-Duitsland “zijn” versie van het Titanic-drama. De film zelf was trouwens ook een drama, aangezien regisseur Selpin nog voor het einde van de film werd gearresteerd omwille van een “te sombere visie” (let op de tijdsomstandigheden!). Selpin stierf tijdens zijn gevangenschap. De film werd verder afgewerkt door Werner Klingler maar bleef toch verboden. Later (in 1953) zou Walter Reisch een nieuwe versie schrijven van “Titanic” voor Jean Negulesco, maar dan wel in Hollywood. In déze versie wordt de hoofdrol vertolkt door Barbara Stanwyck die als Julia Sturges met haar twee kinderen aan boord van het schip is gegaan, als ze vaststelt dat ook haar man heeft geboekt voor de reis, met de bedoeling alsnog hun huwelijk te redden.
De allereerste verfilming komt echter uit Italië (Pier Angelo Mazzolotti, 1915). In 1939 tekende Hitchcock een contract bij Selznick om in Hollywood de ondergang van de Titanic te draaien, maar deze versie is er helaas nooit gekomen.
Op het gedoemde schip reisden ook 27 landgenoten, waarvan 25 Vlamingen. Van de 27 Belgische passagiers overleefden er zeven de ramp. De meeste Belgen aan boord waren landverhuizers, arme emigranten, die derde klas reisden. Zij wilden naar de Nieuwe Wereld, in de hoop op een beter *leven. Daardoor is hun verhaal ook dat van een land waarin voor veel mensen geen toekomst meer was, het Arm Vlaanderen van het begin van de 20ste eeuw. Dat zij in dit geval gebruik maakten van de Titanic om de overtocht naar het Beloofde Land te maken, was puur toeval. Maar niet alle Belgen op de Titanic waren arme fortuinzoekers: een Brusselse zangeres en een Antwerpse diamanthandelaar reisden eerste klas. Weer andere landgenoten waren aan boord om er te werken: een Oostendenaar in het eersteklasserestaurant en een Luikse violist, die deel uitmaakte van het legendarische orkest.
“Zoals geweten werd het repertoire steeds lichtvoetiger naarmate de toestand uitzichtlozer werd. Heel wat ragtime-deunen en walsen werden gespeeld om de paniekstemming te voorkomen.” Aldus Valentijn Biesemans in “De Morgen” van 11/2/1998. Biesemans zocht voor zijn Grupetto Ensemble de muziek bij elkaar die wellicht werd gespeeld tijdens het zinken van de Titanic (***). En deze boodschap, “steeds lichtvoetiger naarmate de toestand uitzichtlozer werd”, ligt ook aan de basis van de onafgebroken stroom van rampenfilms, die in de loop der jaren werden geproduceerd. Of om het met een anoniem gebleven ziener te zeggen: “Alhoewel we ons aan de rand van de afgrond bevinden, aarzelen we niet om een fikse stap voorwaarts te zetten…”
Interessant om weten is dat in 1898 een roman was verschenen van de Amerikaan Morgan Robertson met als titel “Futility”. Het boek gaat over een reusachtig schip, The Titan, dat vrijwel dezelfde afmetingen en capaciteit heeft als de historische Titanic. De Titan vaart tijdens z’n maiden trip op een ijskoude aprilnacht tegen een ijsberg en zinkt met man en muis op ongeveer dezelfde plaats in de Atlantische Oceaan als waar de Titanic veertien jaar later zijn noodlot tegemoet voer.
Bovendien citeert Humo van 13 maart 1975 een brief van een zekere C. Reeves die als volgt gaat: “Ik stond achter het stuur van een vrachtschip, toen we in april 1935 de Tyne Rivier opvoeren op weg naar Canada. Rood middernacht moest ik op de uitkijk gaan staan en ik kreeg ineens het voorgevoel dat er kwade dingen te gebeuren stonden. Dat gevoel werd nog aangewakkerd door het besef dat op dezelfde plaats de Titanic en The Titan van het boek waren vergaan. Het leek me aanvankelijk nogal dwaas de alarmbel aan te zetten, alleen omdat ik overal gevaar voelde dreigen. Toch werd ik er meer en meer zeker van dat dit de enige manier was om het schip en de bemanning te redden. lk twijfelde nog even maar ik raakte volledig overstuur — al ben ik helemaal niet het nerveuze type — toen ik me realiseerde dat ik bovendien nog geboren was op 12 april 1912, de dag waarop de Titanic verging (****), en dat mijn eigen schip Titanian heette. Stel je voor: The Titan, Titanic en Titanian in juist dezelfde positie! De waarheid leek me sterker dan elke fantasie. lk maakte alarm en schreeuwde het uit vanop de brug; het schip werd net op ’t nippertje bijgestuurd. Een reusachtige ijsberg doemde uit de inktzwarte duisternis op te midden van een ijsveld dat de Titanian begon te omsingelen. Negen dagen later werden wij door ijsbrekers verlost.”
In de jaren zeventig stond Humo vol van dergelijke merkwaardige zaken en ik verslond die informatie gretig. Ik herinner me zelfs dat ik dit nog ter sprake heb gebracht in een Engelse les die over de Titanic handelde. Nu, being a older en dus normaal gesproken ook a wiser man benader ik dergelijke zaken wat meer met een knipoog. Zodanig zelfs dat ik aanvankelijk bij dit stuk het schilderij “Titanic’s disaster” wou zetten van Jean-Pierre Normand. Daarop wordt de Titanic tot zinken gebracht door een zeemonster, waarvan de rugvin net boven het water uitkomt en de indruk wekt het topje van een ijsberg te zijn. Helaas heb ik het uiteindelijk toch maar niet gewaagd omwille van copyright redenen. Maar wie eens naar de afbeelding van Normand wil gaan kijken, kan hier terecht.
Ronny De Schepper
(*) Het zou ook het allereerste nummer zijn dat de zwarte folksinger Huddie Ledbetter, beter gekend als Leadbelly, heeft geschreven en gezongen.
(**) Ik heb de film onlangs (9/8/2012) nog eens teruggezien en die eerste impressie houdt toch stand. Het enige wat ik er wil aan toevoegen, is dat de indruk wordt gewekt dat de evacuatie van het schip heel geordend verliep, zolang enkel de eerste en tweede klasse aan de beurt waren. Pas als het “riff raff” van derde klasse wordt “losgelaten”, loopt het uit de hand. Maar anderzijds zet de film toch ook wel de kortzichtigheid van sommige van die passagiers van eerste klasse in de verf en, vooral, we mogen niet vergeten dat de derde klasse eigenlijk pas “vrijgelaten werd” (letterlijk! hun verdieping was lange tijd van buitenaf afgesloten) op het moment dat de boten eigenlijk al bijna allemaal vol waren en er geen plaats meer was voor de overblijvers.
(***) Als “beloning” mocht het Ensemble Grupetto op het cruiseship Balmoral spelen dat ter gelegenheid van de honderdste verjaardag de tocht van de Titanic overdeed (maar dan zoals ze had moeten verlopen en niet zoals ze uiteindelijk verlopen is natuurlijk).
(****) Close but no cigar! Op 14 april rond 23.40 uur luidde men op de Titanic de alarmbel omdat vlak voor het schip een ijsberg werd waargenomen. De afstand tot de ijsberg was echter te klein om succesvol uit te wijken. Op volle snelheid ramde de Titanic met de voorste stuurboordkant de bijna 300 000 ton zware ijsberg. Dus verging de Titanic alleszins niet op 12 april. Eigenlijk komt zelfs 15 april nog meer in aanmerking, want pas nadat de omvang van de schade opgenomen was en men concludeerde dat het schip zou gaan zinken, gaf kapitein Smith om 00.15 uur het bevel noodoproepen CQD naar andere schepen te verzenden. CQD was toen nog gangbaar als het oproepsignaal van schepen in nood voor hulp, ook al gebruikten de Amerikanen reeds vanaf 1909 SOS. In tegenstelling tot wat veel mensen denken staat CQ niet voor ‘Come Quick’, want de afkorting is van Franse oorsprong. CQ klinkt in het Frans uitgesproken als ‘sécu’, de eerste twee lettergrepen van sécurité. De toevoeging D staat van oudsher wel voor désastre, disaster of distress. Toen op 15 april 1912 de Titanic-ramp zich voltrok, werd in het begin het noodsignaal CQD verstuurd, maar al snel werd overgeschakeld naar SOS.