Ontstaan in 1882 uit de “Koren van de Keizerlijke Kapel” werd het Filharmonisch Orkest van Sint-Petersburg op 19 oktober 1917 een staatsorkest. Het kreeg toen ook voor het eerst de naam “Filharmonisch Orkest van Leningrad”. In de eerste jaren (met dirigenten als Emil Cooper, Nikolaï Nalko, Glazoenov, Koessevitsky, Fitelberg en Tsjerepin) traden ze geregeld op in fabrieken e.d., maar onder de leiding van Ossovsky en Solertinsky breidde het orkest zijn repertoire uit met Beethoven, Mahler en Bruckner en onder Evgeny Mravinsky, die het orkest zou leiden van 1938 tot 1988, kwam de internationale doorbraak. Aangezien Sjostakovitsj een persoonlijke vriend van Mravinsky was, specialiseerde het orkest zich in de Russische muziek.

Lili Boulanger, die actief is in het zogenaamde Amerikaanse conservatoriumcomité dat zich bezighield met acties voor frontsoldaten, voelt dat haar dagen geteld zijn. Ze vertrekt naar de villa Medici in Rome om daar nog koortsachtig aan haar opera “La Princesse Maleine” te werken, maar ze haalt het niet. Ze overlijdt op 15 mei 1918.
De Eerste Wereldoorlog zorgt er ook voor dat men overschakelt op stalen snaren, aangezien met dierlijke darmen dan wel voor iets anders kon gebruiken…
Nog in 1918 schrijft Darius Milhaud “L’Homme et son désir”, op.48, een ballet op basis van een idee van Paul Claudel n.a.v. het zien van Nijinski.
De Zwitserse dirigent Ernest Ansermet was wellicht de eerste klassieke musicus die de aandacht vestigde op de jazz. Dat was in 1919 en het betrof meer bepaald een recensie van een optreden van Sidney Bechet in Buckingham Palace.
Sergei Zjarov richtte in 1921 het Don Kozakkenkoor op in een Turks legerkamp bij Istanbul. De Kozakken zijn inderdaad orthodoxe Russen van Turkse afkomst. Aangezien zij aanhangers zijn van een monarchie, waren zij onder het Sovjet-regime niet erg geliefd. Stalin b.v. liet hen deporteren en decimeren, maar het koor mocht wel blijven zingen, zij het met een aangepast repertoire. Toch weken zij in 1939 uit naar de VS, waar Zjarov overleed in 1985. In 1992 vaardigde Jeltsin een decreet uit, waardoor de Kozakken hun rechten terugkregen. Onmiddellijk richtte Viktor Koelesjov, een bariton van de opera van Moscou, opnieuw een Kozakkenkoor op, waarvoor hij de Nederlander Marcel Verhoeff inhuurde als dirigent.
In 1923 gaat “Running wild” in première in New York. Het lied “Charleston” zorgt voor een nieuwe rage. Nog in 1923 schrijft Franz Lehar “Paganini”, een operette met daarin de schlager “Gern hab’ich die Frau’n geküsst”. Op z’n 53ste verjaardag kreeg een zieke Lehar dit libretto aangeboden door zijn vriend Knepler. Het werd een enorm succes, net zoals in datzelfde jaar de “Rhapsody in blue” (George Gershwin). Voor “Cançao de Garoâ” (Bruno Kiefer) was wereldwijd minder succes weggelegd, net als voor de Vlaamse dansen van De Boeck, die in eigen land echter wel erg populair waren. Ze klinken nogal onstuimig, maar “Morgenstemming” van Mortelmans is precies wat het zegt. Kleine Grieg-referenties misschien een beetje, maar soms ook modernere trekjes (Strauss?), het tweede deel klinkt zelfs enigszins gedurfd.
De “Dennensymfonie” van Meulemans daarentegen heeft een mysterieuze opening, maar buiten een korte explosie blijft de inleiding eigenlijk aanslepen, wat nogal saai is, tot een vrij abrupt, bombastisch einde. Diezelfde drukdoenerij is er ook bij het slot van de “Zeemansdansen” van Paul Gilson.

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.