In het seizoen 77-78 bracht het nieuw gevormde RO-theater van Rotterdam een bezienswaardige voorstelling van “Het huis van Labdakus” (foto) in een regie van toenmalig directeur Franz Marijnen. Op basis van een scenario van Hugo Claus werd een aantal tragedies rond het geslacht van Oedipus bewerkt tot één geheel.

Een voorstelling die aldus wordt geïntroduceerd: het toneel is vrijwel leeg en naakt, in zijn volle diepte, een besloten en beklemmende indruk. Op de voorgrond staat slechts een vleugel met daarnaast een kamerplant. Stilte. Een concertpianiste komt op en begint een Chopin-recital. Na een minuut of tien zwaaien de grote metalen deuren van de achterwand langzaam open en komt in een zee van dampen een gestalte het theater binnen. Hij is geschminkt als een schim uit het dodenrijk. Tijdens de pianoklanken komen één voor één de andere karakters uit het drama naar voren. De een luidruchtiger dan de ander. Sommigen schoorvoetend, anderen in een snelle Bugatti. Een intrigerend begin van een voorstelling, die duidelijk is opgebouwd uit de consequentie van deze vondst. Marijnen heeft zijn stuk laten beginnen met een vluchtende familie (het geslacht van Oedipus) die in het theater een toevluchtsoord probeert te vinden voor het onheil van buiten. De beklemming die bij de aanvang van de voorstelling bij de toeschouwer is opgeroepen komt ook over de vluchtende familie. In deze scène heeft de concertpianiste ook een duidelijke functie: het theater is als een laatste rustplaats. Langzaam ontvouwt zich nu het drama van Oedipus, die er achter moet komen dat bij de veroorzaker van alle ellende is. Dit is een manier om klassieken te lijf te gaan. De regisseur heeft nagedacht hoe hij zijn essentie uit het geschrevene moet halen om een modern publiek te boeien.” (Joop Bromet)

In 1978 volgen: “De wangebeden”. “Het Jansenisme”, “Drie Vlaamse emblemata”, “Het graf van Pernath” en “Hecate” worden gebundeld in “De waarheden”.
Fay & Michael Kanin schreven “Rashomon” dat in het NTG tijdens het seizoen 1979-80 werd gebracht in een regie van Jo Gevers en een vertaling van Hugo Claus.
Van Georg Büchner bracht het NTG in het seizoen 1980-81 “Woyzeck” in een regie van Ulrich Greiff, een decor van Michel Gerd Peter en een vertaling van Hugo Claus en daarna van Claus zelf “De vossejacht” in een regie van Jean-Pierre De Decker. Nog later op het seizoen volgde van Michel de Ghelderode “Pantagleize” in een regie van Bernard de Coster en opnieuw in een vertaling van Hugo Claus.

Ronny De Schepper

Referentie
Joop Bromet, Een levend theater eist levende auteurs, Snoecks 79, p.244

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.