Het is vandaag al 25 jaar geleden dat de Amerikaanse filmacteur James Maitland Stewart, die een zeer grote populariteit genoot, is overleden.
Stewart speelde voornamelijk alledaagse all-American rollen, veelal vriendelijke, beleefde, ietwat slungelige of verlegen karakters. James Stewart had een stotterprobleem, waardoor hij een typische verlegen manier van spreken had, wat aan zijn populariteit bijdroeg. Hoewel zijn roepnaam Jimmy was, stond tijdens zijn loopbaan als acteur bij de aftiteling altijd zijn officiële voornaam James vermeld.
Stewart werd in 1908 geboren in Pennsylvania en studeerde in 1932 af aan de Universiteit van Princeton, waarna hij lid werd van Joshua Logans University Players, een toneelgezelschap waarvan behalve hij en Logan ook onder anderen Henry Fonda en Margaret Sullavan lid waren. In 1932 verhuisde hij met Fonda naar New York, waar ze kleine rolletjes kregen in Broadway-producties.
Hiermee trok hij de aandacht bij filmstudio MGM, die hem een contract aanbood. Zijn eerste filmrol was in The Murder Man met Spencer Tracy. Zijn eerste belangrijke rol was naast ex-University Player Margaret Sullavan in Next Time We Love uit 1936, gevolgd door de rol van psychotische moordenaar in After the Thin Man. Ginger Rogers recommended Jimmy Stewart for Vivacious Lady, even though they had not worked on a film together previously. The two were dating at the time, and with Rogers being one of RKO’s biggest stars, she got her way. This film is one of five times that Beulah Bondi portrayed James Stewart’s mother. The others are: It’s a Wonderful Life (1946), Mr. Smith Goes to Washington (1939), Of Human Hearts (1938) and once on his television series, The Jimmy Stewart Show (1971).
In 1938 begon Stewart een succesvolle samenwerking met regisseur Frank Capra met de film You Can’t Take It with You, die in 1939 totaal onbegrijpelijk de Oscar voor beste film kreeg, want de film is van een onnozelheid die je niet voor mogelijk houdt (bottom line: alle problemen worden opgelost door mondharmonica te spelen)! In 1939 werkte hij weer samen met Capra in Mr.Smith Goes to Washington, wat zijn doorbraak bij het grote publiek betekende. De film viel zeer in de smaak, zowel bij het publiek als bij de recensenten, en leverde Stewart zijn eerste Oscarnominatie voor beste acteur. Datzelfde jaar speelde Stewart in zijn eerste western, Destry Rides Again, samen met Marlene Dietrich.
In 1940 speelde hij opnieuw naast Margaret Sullavan zowel in de succesvolle romantische komedie The Shop Around the Corner van Ernst Lubitsch als in de anti-nazifilm The Mortal Storm van Frank Borzage. Ook was hij datzelfde jaar te zien naast Katharine Hepburn en Cary Grant in The Philadelphia Story van George Cukor. Voor deze rol kreeg hij zijn enige Oscar. In “The Philadelphia Story” mag Hepburn een hele film lang het vrijgevochten (rijke) vrouwtje spelen, maar uiteindelijk kiest ze toch voor de conventie door haar eerste man (Cary Grant) boven de artistieke bohémien (James Stewart) te stellen. James Stewart never felt he deserved the Best Actor Oscar for his performance in this film, especially since he had initially felt miscast. He always maintained that Henry Fonda should have won instead for The Grapes of Wrath and that the award was probably “deferred payment for my work on Mr.Smith Goes to Washington.”
Katharine Hepburn asked MGM to cast Clark Gable as Dexter and Spencer Tracy as Mike before she met either of them. Spencer Tracy turned down the role because he was eager to make Dr.Jekyll and Mr.Hyde and Clark Gable was never going to be a possibility because Gable allegedly had director George Cukor fired from Gone with the Wind because he detested the director’s obvious homosexuality.
Toch is het “progressieve” aan deze film dat Grant (die hierin Katharine Hepburn voor de tweede maal trouwt) zich blijkbaar veel minder zorgen maakt over het dronken nachtje dat Stewart en Hepburn samen doorbrachten dan de oorspronkelijke echtgenoot-in-spe. Dat deze nouveau riche in de macht is van bladen als “Dag Allemaal”, waartegen de Eastcoast-elite (om te weten wat ik onder deze term versta kan ik naar het boek “The age of innocence” van Edith Wharton verwijzen, of beter nog naar de verfilming ervan door Martin Scorsese) samenzweert, wordt al te gemakkelijk als negatief beschouwd, terwijl het anderzijds toch ook zijn afkomst als mijnwerker zou kunnen zijn. Daar stelt men dan tegenover dat de berooide schrijver wél door de betere kringen wordt aanvaard, omdat hij brains heeft. Maar wat dan met de voortdurende toespelingen op het feit dat hij wel eens iets van de bruidschat zou kunnen meepikken. Conservatief is alleszins hoe fotografe-kunstenares Ruth Hussey toch voor de bijl gaat voor Stewart, ondanks het feit dat hij vóór haar ogen een huwelijksaanzoek doet aan Hepburn. Het feit dat Hepburn op vijf minuten tijd driemaal van huwelijkspartner verwisselt, wordt door sommigen wel afgedaan als kritiek op de instelling als een pure bourgeois-instelling en men verwijst daarvoor naar de komedies van Oscar Wilde. Inderdaad, gebaseerd op het toneelstuk van Philip Barry (voor de film bewerkt door Donald Ogden Stewart) zijn het vooral de dialogen die deze screwball comedy redden. En zeker niet de schmalzerige bij de jazz aanleunende muziek van Franz Waxman.
In 1941 nam James Stewart vrijwillig dienst bij het leger om te dienen in de Tweede Wereldoorlog, de eerste acteur die dit deed. Eerst zou hij geweigerd worden door de United States Army Air Forces omdat hij een paar pond te licht zou zijn (dan was hij blijkbaar al wat bijgekomen want in You can’t take it with you ziet hij er werkelijk leptosoom uit!), maar hij wist de rekruteringsofficier over te halen om dit te negeren. Stewart werd piloot van een bommenwerper en voerde veel missies uit boven Duitsland. Voor zijn daden in het leger is hij vele malen onderscheiden. Pas in 1968 trok hij zich terug uit het leger. In zijn laatste missie vloog hij een B-52 Stratofortress over Noord-Vietnam. Hij was toen brigadegeneraal.
In 1946 werkte hij voor de derde en laatste keer samen met Frank Capra in de kerstmisklassieker It’s a Wonderful Life. Stewart speelde hierin een vooraanstaande bankier, die teleurgesteld in het leven gedreven wordt tot zelfmoord (in You can’t take it with you speelde hij nog de zoon van een bankier, die een concurrent de dood had ingedreven), maar met behulp van een engel zijn leven moet evalueren en de waarde van het leven leert inzien. Tegenwoordig wordt deze rol gezien als zijn populairste en meeste geliefde rol, maar ten tijde van zijn release was het een flop. Pas in zijn tweede leven als jaarlijks terugkerende kerstfilm op de Amerikaanse televisie kreeg deze film zijn klassiekerstatus.
In 1948 werkte Stewart voor het eerst samen met de Britse filmregisseur Alfred Hitchcock in Rope.
Op 9 augustus 1949 trouwde hij met voormalig model Gloria Hatrick McLean. Hij was toen 41 jaar oud. Ze bleven samen tot haar dood op 16 februari 1994. Ze kregen een tweeling, Judy en Kelly, op 7 mei 1951. In 1950 had hij nog de hoofdrol gespeeld in de komedie Harvey, over een excentriekeling en zijn bijzondere vriendschap met een groot, onzichtbaar konijn. De eer van de eerste Indiaan-vriendelijke western komt datzelfde jaar toe aan “Broken arrow”. Wellicht koos men opzettelijk de populaire James Stewart uit om de verontschuldigingen van de blanken te verwoorden.
In de jaren vijftig werkte hij vaak samen met westernregisseur Anthony Mann, waaronder in Winchester ’73 (1950), Bend of the River (1952), The Naked Spur (1953), The Far Country (1954), The Man from Laramie (1955) en The Glenn Miller Story (1954), dat uiteraard géén western was. Hierin speelde James Stewart uiteraard zelf geen trombone. Dat werd voor hem gedaan door Joe Yukl. Ook maakte hij nog drie films met Hitchcock, te beginnen met Rear Window uit 1954. In 1956 speelde hij in The Man Who Knew Too Much en in 1958 in Vertigo. However, Alfred Hitchcock was embittered at the critical and commercial failure of this last film. He blamed this on James Stewart for “looking too old” to attract audiences any more. And indeed, there is a 25 year age difference between James Stewart and Kim Novak, who were 49 and 24 respectively when the film was shot in 1957. Worse, James Stewart was nearly 15 years older than Barbara Bel Geddes, although their characters were supposed to be the same age (college sweethearts). Hitchcock never worked with Stewart, previously one of his favorite collaborators, again.
In 1952 was hij te zien in The Greatest Show on Earth van Cecil B. DeMille als de “geheimzinnige” clown Buttons, die nog niemand zonder zijn geschminkte gezicht heeft gezien. In 1957 speelde hij Charles Lindbergh in The Spirit of St. Louis van Billy Wilder. In 1959 was hij te zien in Anatomy of a Murder van Otto Preminger, waarvoor hij zijn vijfde en laatste Oscarnominatie kreeg. Met regisseur John Ford en populaire westernacteurs John Wayne en Lee Marvin maakte hij The Man Who Shot Liberty Valance uit 1962. Datzelfde jaar had hij ook een hit met de komedie Mr. Hobbs Takes a Vacation van Henry Koster. Zijn laatste grote rol was in de pacifistische western Shenandoah van Andrew McLaglen in 1965, al was er een jaar later nog een andere western Bandolero! met Raquel Welch en Dean Martin
Twee jaar later werd “Firecreek” van Vincent McEveety uitgebracht, dat duidelijk door “High noon” werd geïnspireerd. Of er in dat fameuze jaar 1968 ook een politieke boodschap achter stak, kan ik niet zo direct bevestigen, maar feit is dat we hier ook met een sheriff te maken hebben (James Stewart), die in de steek gelaten wordt door de bewoners van het dorp dat hij onder zijn hoede heeft, zodat hij het op zijn eentje moet opnemen tegen een bende hooligans die het dorpje op stelten zetten.
Tot hier de overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen. Zo is de bendeleider (Henry Fonda) niet de gewone slechterik met een zwarte hoed op. Het ligt allemaal veel complexer. Typisch voor het jaar waarin de film is gedraaid, is wellicht dat het allemaal om seks gaat. Oh, versta me niet verkeerd, er is zo goed als niks te zien (de blote benen van Brooke Bundy, dat is het strafste wat men te zien krijgt), maar ieder van de vijf schurken heeft een motief dat iets met seks te maken heeft. Of het nu over de lichtzinnige Leah (Brooke Bundy dus) gaat, of over de Indiaanse Meli (Barbara Luna), of de “serieuze” Evelyn (Inger Stevens). En dat lijkt me ook wel realistisch in het oude westen waar de grens tussen verkrachting en een liefdesverhouding heel dun is…
Sinds de jaren zeventig was hij nog maar sporadisch in films te zien. Hij speelde wel nog mee in John Waynes laatste film The Shootist (1976) en Airport 77 samen met George Kennedy, waarmee hij nog in een andere film about an airplane disaster had gespeeld, namelijk The Flight of the Phoenix (1965). Daarna volgde de 1978 remake van The Big Sleep uit 1946, en hij had ook een bijrol in de serie North and South (1986). Zijn laatste jaren schreef hij vooral veel poëzie. In 1995 zette hij zich nog in voor de Republikeinse presidentskandidaat Bob Dole, die het echter moest afleggen tegen Bill Clinton. Stewart stierf op 2 juli 1997, een dag na de acteur Robert Mitchum. Hij werd 89 jaar oud. (Wikipedia)
Ronny De Schepper