De Amerikaanse acteur John Goodman viert vandaag zijn zeventigste verjaardag (foto Gage Skidmore via Wikipedia). Ik vond hem het best in “King Ralph” van David S.Ward (“She has a voice like a tuba!“) dat van mij de prijs kreeg van de beste komedie van 1991.

John Goodman vertolkt hierin de rol van een sleazy barpianist, die door een ongelooflijke speling van het lot op de Engelse troon komt te zitten (zie onderstaand YouTube-filmpje). Dat sleazy karakter lijkt Goodman wel voortdurend met zich mee te dragen, want in zijn daaraan voorafgaande film, “Stella” (van John Erman), had hij zelfs het ultieme afschrikkingsmiddel gespeeld voor Trini Alvarado, de dochter van Bette Midler, om haar toch maar “een goed huwelijk” te bezorgen…
Goodman zorgde dat jaar (1991 dus) ook voor een opgemerkte verschijning in “Arachnophobia” van Frank Marshall, een thriller die het overigens meer van die komische effecten dan van echte spanning moest hebben. Ik verwar hem altijd met de even dikke John Candy, maar dat is toch totaal ten onrechte want, zoals zijn familienaam suggereert, specialiseert deze vogel zich in suikerzoete komedies als “Home alone” of “Only the lonely”.
In 1992 was er “The Babe” van Arthur Hiller met John Goodman als de legendarische Babe Ruth. Legendarisch in de States wel te verstaan, zodanig zelfs dat de film hier nooit uitkwam. Misschien ook wel omdat hij van de normale sports-biopic afwijkt, doordat Ruth eerder als anti-held wordt voorgesteld dan als Grote Vedette. Als kleine jongen werd hij door zijn ouders in een gesticht voor moeilijk opvoedbare kinderen achtergelaten en het is slechts door baseball dat hij zijn agressie kon kanaliseren en toch nog iets bereiken in het leven. Maar die “marginale” kant bleef hij toch altijd behouden, zeker tijdens zijn eerste huwelijk met (in de film) alweer Trini Alvarado, dat helemaal een fiasco werd, maar zijn tweede met een ex-showgirl (Kelly McGillis) was beter omdat zij zich gedroeg als “one of the guys”.
“Born yesterday” van Luis Mandoki (1993) is een remake en wel van het klassieke blijspel van George Cukor uit 1950. De rol van het spreekwoordelijke domme blondje bezorgde Judy Holliday destijds een oscar, hier deed Melanie Griffith een gooi naar het kleinood. Haar mannelijke tegenspelers waren John Goodman (eertijds Broderick Crawford) als de rijkaard die vindt dat zijn vriendinnetje een beetje cultuur nodig heeft en Don Johnson (ex-William Holden) is de leraar die haar ernstig neemt.
Nog in 1993 was John Goodman te zien in “Matinee” van Joe Dante, waarin “Mant”, een parodie op films zoals “The Fly”, een “film in de film” is. Het betreft hier immers de kruising tussen “a man” en “an ant” (een mier).

THE FLINTSTONES
Over “The Flintstones” waren er zware discussies. Sommigen deden dit af als ongeveer de slechtste film van het jaar (maar dat was voor mij “When a man loves a woman”), zelf apprecieerde ik het werk van de decorateur en bovendien was het wellicht de enige Amerikaanse film van dat jaar waarin de woorden fuck, shit of crap niet voorkwamen. In de oertijden spraken de mensen immers nog beschaafd! Zowel in België als in Amerika waar men een IQ moet hebben lager dan dat van een kleuter om van films te kunnen genieten was het een groot succes, dat echter werd overtroffen door Tom Hanks in “Forrest Gump” van Robert Zemeckis. Een loflied op een debiel die het heel ver schopt in de Amerikaanse samenleving, wat nu toch niet zo uitzonderlijk is als men ziet wie daar allemaal president kan worden!
Omdat Steven Spielberg nog wat ongebruikte dinosaurussen had liggen na “Jurassic Park”, produceerde hij dus een speelfilmversie van “The Flintstones”. Op het eerste gezicht vond ik dit een waanzinnige onderneming, zeker als men de recente flop van een dergelijke aanpassing van “Dennis the Menace” in aanmerking nam. Om nog te zwijgen van “Popeye”, die destijds zelfs door de gecombineerde talenten van Robert Altman en Robin Williams niet van de ondergang kon worden gered. Dat “Superman” en “Batman” wél een succesvolle overgang van tekenfilm naar speelfilm hebben gekend was ongetwijfeld te wijten aan het feit dat het hier actiefilms betrof in plaats van komedies.
Toch zijn “The Flintstones” dankzij een briljante inspanning van decorateur Bill Sandell (die ook reeds een niet-bestaande wereld had gecreëerd voor “Total Recall” en “Robocop”), bijgestaan door de mensen die voor The Muppet Show hebben gewerkt, een zeer genietbaar schouw-spel geworden. Iets om compleet ontspannen naar te kijken dus. Zelfs meer dan één maal, omdat er ook op de achtergrond allerlei leuke dingen gebeuren. De aantrekkingskracht van de tekenfilmserie zat nu eenmaal in het feit dat het een parodie was op onze eigen technologische maatschappij, door de meest moderne uitvindingen op een primitieve manier weer te geven. En als er daarbij dieren te pas kwamen (als naald van de platendraaier – een CD-speler bestond nog niet in die tijd – of als douche b.v.), dan maakten die ook altijd leuke opmerkingen, iets wat uiteraard werd weerhouden in deze versie.
Bovendien mogen de dinosaurussen dan al iets goedkoper zijn dan in “Jurassic Park”, ook nu weer zijn ze toch net echt. En, zoals op de aftiteling staat, “werden ze niet mishandeld bij de opnames van de film”. Je zal immers maar zo’n jabbedabbedoeënde Fred Flintstone (hier John Goodman) op je rug hebben! (De kreet “jabbedabbedoe” is overigens afkomstig van Alan Reed, de acteur die de stem van de getekende Fred Flintstone voor zijn rekening nam. De stem van Barney was nog beroemder: dat was immers Mel Blanc, de man die zijn stem ook leende aan Bugs Bunny, Woody Woodpecker en Daffy Duck. De reeks startte trouwens in 1960 als “The Flagstones” (maar de naam diende te worden gewijzigd omdat er al een “Flagstone Magazine” bleek te bestaan) en Fred rookte, omdat de sponsor Reynolds Tobacco was! Van 1966 tot 1971 verdwenen “The Flintstones” eventjes, maar sedertdien zijn ze terug, en hoe! In 22 talen vertaald zijn ze in 80 landen te zien. Er wordt gezegd dat er op elk ogenblik wel érgens een “Flintstone”-aflevering is te zien. En zeggen dat Hanna en Barbera de reeks uit eigen zak creëerden, toen zij door MGM waren ontslagen, nadat zij hiervoor de nochtans succesvolle “Tom & Jerry”-reeks hadden getekend.)
Daarnaast is het nooit echt duidelijk geworden of The Flintstones (de originele tekenfilm van Bill Hanna en Joseph Barbera dus) tevens een parodie waren op de sociale verhoudingen in onze maatschappij, of dat ze deze integendeel juist bevestigden. In de jaren zestig heb ik ooit nog een vergelijking weten maken met “All in the family”, waarin de racistische Archie Bunker dan zou overeenkomen met Fred, maar ik vond dat toen al niet echt overtuigend. En zeker in déze film is Fred, in de figuur van John Goodman, bij wie op een bepaald moment het succes wel naar het hoofd is gestegen (“Er zijn zeker nog 4.000 andere mensen op deze wereld, wie heeft de Rubbles dan nodig?”), maar die in de grond een echte goeierd is.
Maar anderzijds is hij dan toch een macho, wiens eten moet op tafel staan als hij thuiskomt en die zijn ontspanning in een zuiver mannelijke omgeving zoekt (zijn bowlingwedstrijden en de bijeenkomsten van zijn loge).
Nu is in de film Wilma (gespeeld door Elizabeth Perkins, hier in Europa nog zo goed als onbekend) wel bij de pinken en in haar dierenvelletje zelfs verdomd sexy, maar toch blijft ze het sloofje dat de was doet en mijnheer zijn pantoffels klaarzet. En dat lijkt me toch niet als karikatuur maar eerder systeembevestigend bedoeld, ook al zou in de nieuwste reeks tekenfilms Fred af en toe al eens meehelpen in het huishouden en heeft Wilma een part-time job in een antiekwinkel.
Maar niets daarvan dus in de film. Die gaat zelfs nog verder. Zo is er de verhouding van Fred met zijn schoonmoeder, niemand minder dan Liz Taylor, die hier, veertien jaar na haar laatste rol in “The mirror cracked”, als Pearl Slaghoople de ultieme karikatuur van de onuitstaanbare schoonmoeder portretteert. Dat is wel grappig omdat het min of meer een parodie is op haar rol in “Who’s afraid of Virginia Woolf”, maar toch… Positief is wel dat het aids-onderzoek hiermee met 35 miljoen is vooruitgeholpen. Taylor heeft haar gage immers integraal hieraan overgemaakt.
Voor de Rubbles hield ik mijn hart vast. Zowel Rick Moranis (Barney) als Rosie O’Donnel (Betty) zag ik niet zitten. Bij de eerste was dat op basis van “Honey I shrunk the kids” en “The little shop of horrors”. De tweede was me vooral in de baseball-film “League of their own” tegengevallen. Op die manier werd Moranis een prettige verrassing. Zonder bril en met de Rubble-haarsnit zag hij er plotseling veel minder stom uit. Een belangrijk onderdeel van het scenario is trouwens gebaseerd op het feit dat Barney in de grond wel een briljant knaapje is, terwijl Fred zo stom is als een oen, maar hij denkt wel precies het omgekeerde. Dat was dus een meevaller. O’Donnel daarentegen vond geen genade. Destijds was Betty als getekend figuurtje reeds mijn favorietje geweest, ik heb dan ook nooit gemerkt dat ze zoveel dikker dan Wilma was. Nu ziet ze er een beetje als de kotmadam van VTM uit.
En natuurlijk zijn er een paar knipogen op de meest recente actualiteit aan toegevoegd. Zo wordt Freds doen en laten op de voet gevolgd door Cave News Network, afgekort CNN, inderdaad. In de drive-in waar de film zogezegd wordt gespeeld (denk maar aan de aftiteling van de tekenfilm) staat volgende week “Tar Wars” op het programma. En op de draaitafel ligt uiteraard een elpee van… Bruce Springstone.
De regie is in handen van Brian Levant, die nog niet zoveel eerder met “Problem Child 2” en de hondenkomedie “Beethoven” zijn filmdebuut had gemaakt, nadat hij jaren komische TV-feuilletons had geregisseerd zoals “Mork and Mindy” en “Happy days”.
Oorspronkelijk werd ook Sharon Stone vernoemd voor één van de rollen, maar uiteindelijk werd een personage met die naam vertolkt door de koffiekleurige Halle Berry, als sexy handlangster van de oerslechte Kyle MacLachlan. De man die we kennen als de Ray Manzarek uit de Doors-film van Oliver Stone, maar vooral als agent Cooper uit “Twin Peaks” is hier de gangmaker voor het flinterdunne verhaaltje dat er uiteindelijk zal op uitdraaien dat het kan worden samengevat als “hoe Fred Flintstone het beton uitvond”… Het zal Kyle echter een zorg wezen. Voor hem was het een leuk (en goed betaald) tussendoortje, vooraleer hij aan een nieuwe film begon over een man die in 1974 een UFO zou hebben ontmoet in Mexico. En voor de rest is er nog altijd vrouwtje Linda Evangelista die voor verstrooiing kan zorgen…
Een belangrijke rol in het scenario is ook toegewezen aan de “dictabird”, een soort van papegaai die als dictafoon fungeert (als hij op het einde in moeilijkheden geraakt, zegt hij: “Ik had beter bij Disney getekend, daar zouden ze zoiets nooit durven doen met dieren!”).
Natuurlijk konden sedert Macaulay Culkins onzaliger gedachtenis geen kinderen ontbreken in deze “familiefilm” en met Pebbles en Bamm-Bamm werden de scenaristen op hun wenken bediend. Pebbles (de tweeling Elaine en Melanie Silver) is o.k., maar Bamm-Bamm ziet er in het begin een beetje uit als die onuitstaanbare lastposten die tegenwoordig alle Amerikaanse films bevolken en waarvan we verondersteld worden die “lief” te vinden. Gelukkig blijkt dat alleen maar aan zijn opvoeding door “mastodonten” te wijten te zijn en weet hij later in de film zich ook te gedragen. Hij kan wel niet praten, maar dat komt goed uit, want het is een IJslandse tweeling, Hlynur en Marino Sigurdsson, die de rol vertolkt.
Een hitje om de film op MTV te lanceren mocht natuurlijk ook niet ontbreken. De eerste keer dat ik de versie door de B-52’s (voor de gelegenheid: de BC-52’s) van het zo beroemde titelmelodietje op de radio hoorde, was ik geschandaliseerd. Maar ik moet toegeven dat met het leuke videofilmpje erbij het al heel wat draaglijker wordt.
Alleen maar jammer dat de onvermijdelijke sequel reeds in het vooruitzicht werd gesteld. Er komt nog eens een dag dat het nieuwe filmaanbod uitsluitend uit sequels zal bestaan!

INSIDE LLEWYN DAVIS
John Goodman is ook een fetish-acteur van de broertjes Coen. Meestal mag hij een nummertje speciaal voor hem geschreven opvoeren, zoals in “Inside Llewyn Davis” (2013) als Roland Turner. The film looks at the Greenwich Village music scene by means of the life of Dave Van Ronk. However, in the movie he’s called Llewyn Davis. J.M. Barrie, the author of Peter Pan based Pan off of the boys of the Llewelyn-Davies family. This may be Llewyn Davis’ namesake, because he shares traits with Peter Pan like irresponsibility and carelessness, or a cool coincidence.
Roland Turner: What’s the “N” stand for? Lou N. Davis?
Llewyn Davis: Llewyn. Llewyn, L-L-E-W-Y-N. It’s Welsh.
Roland Turner: Well, it would have to be something, stupid fucking name like that. You don’t look Welsh.
En verder:
Roland Turner: A solo act?
Llewyn Davis: No, I had a partner… he threw himself off the George Washington Bridge.
Roland Turner: George Washington Bridge? You throw yourself off the Brooklyn Bridge, traditionally. George Washington Bridge? Who does that?
The valet driver (Garrett Hedlund) for John Goodman’s character mentions a stint in a play he did for three weeks called “The Brig”. This refers to a Living Theatre production in the early 1960s, revived a few years ago along with a documentary about the production, by Dirk Szusies, former member of the Living Theatre and his partner Karin Kaper.
Maar zijn lievelingsfilm is “The big Lebowski” uit 1998. Daarin vertolkt hij een rol gebaseerd op writer-director John Milius, an infamously bombastic right-winger with an obsession with all things militaristic and an enthusiasm for guns. His girth, beard, hair style, and shades are also all reflected in Walter’s physical appearance.

Het duurde daarna tot 2017 toen ik hem nog eens aan het werk zag als sidekick van Bruce Willis in “Once upon a time in Venice” van Mark Cullen. Hij was veel verouderd, maar ja, wie niet?

Ronny De Schepper

Een gedachte over “John Goodman wordt zeventig…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.