De strijd tussen de halfgod Dionysos en Pentheus, de jonge koning van Thebe, beschouwden we graag als het (eeuwige) gevecht tussen rede en gevoel, tussen orde en roes, tussen plicht en genot. Regisseur Ivo Van Hove vond dat echter al een te ver doorgedreven banalisering. Dat wou hij ook vrij radicaal demonstreren in zijn enscenering van « Bacchanten », het oeroude krachtstuk van de « moderne Griek » Euripides, 35 jaar geleden.
Het verhaal op zichzelf lijkt eenvoudig. Dionysos heeft de vrouwen van Thebe waanzinnig gemaakt omdat hij zijn cultus er niet kon doordrukken. Wraak zal geschieden, maar de aartsconservatieve rationalist Pentheus denkt er niet aan om de eredienst van Dionysos, de god van de wijn, in het feest toe te laten. Repressief wil hij de orde herstellen. Maar Dionysos zelf lokt hem in de val, uitgerekend door de « verborgen driften » bij Pentheus wakker te schudden. Zo blijkt ook Pentheus een dubbelzinnige figuur, net als Dionysos zelf trouwens.
Als we het verhaal verlaten, stoten we op allerhande symbolische nuances en alles behalve « simpele » ideeën. In plaats van deze duidelijk te belichten, heeft Ivo Van Hove ze opzettelijk in een duister mysterieus waas gedrukt. Het stuk had bijvoorbeeld makkelijk naar deze tijd getransponeerd kunnen worden. Met Dionysos als gevaarlijke sekteleider. Maar eventueel ook als rebel. En Pentheus dan als een of andere Moral Majority-fundamentalist. Ivo Van Hove wordt daar kotsmisselijk van. Niets mag worden teruggebracht tot de alledaagse « herkenbare » sfeer, zelfs niet als deze « realiteit » uitvergroot zou worden.
Zo’n aanpak moet wel leiden tot een hachelijke onderneming, waarbij niemand kan verbaasd zijn over de extreme reacties. Over al degenen die zich storen aan het naakt op de scène, hebben we het hier uiteraard niet. Maar wie zich kan vrijmaken van de haast neurotische dwang tot « duiding » en « duidelijkheid », gaat op in het rijke theatrale spel van emotie, drift, mythe en mysterie. Op het « naakte » decor dragen de choreografisch geleide acteurs met hun cryptische twistgesprekken en soms wat (bewust) pathetische monologen een aantal elementen aan. Met deze oogst aan aan- en verwijzingen mag de toeschouwer zelf zijn « spel » samenstellen als het ware. Stijlbreuken zorgen voor de nodige verrassingen maar desondanks oogt het stuk toch homogeen. Want de algemene vorm blijft behouden. Ook de volgehouden acteerprestaties dragen daar ongetwijfeld toe bij.
Ondertussen wordt de mythe zwaar ontluisterd. Hoe mysterieus Van Hove ook wil blijven, zijn commentaar op de mythe is alvast duidelijk. Hij zet weliswaar geen « karakters » neer, maar zijn « verschijningen » woelen onmiskenbaar de leugen achter de mythe bloot. Zoals Van Hove het zelf zegt : alleen de voorstelling zelf kan een verklaring bieden. Voor de toeschouwer die met hem mee wil gaan, is het dan ook een boeiende ervaring.
« Bacchanten » is meteen de allerlaatste productie van Akt-Vertikaal. Volgend seizoen fusioneert de groep met het Gezelschap van de Witte Kraai. Ivo Van Hove zal er samen met Lucas Vandervost de artistieke leiding hebben. Volgend seizoen verdelen ze de regies.
Hopen nu maar de gevraagde subsidie van 15 miljoen er ook komt, want het nieuwe gezelschap, dat De Tijd zal heten, mikt erg hoog. « Bacchanten » is op 3 en 4 april in het Nieuwpoorttheater te Gent en op 8, 9, 10 en 11 april in het Cultureel Centrum te Berchem.
DANSENDE STOFZUIGERS
In genoemd Nieuwpoorttheater zagen we onlangs « Tout suit », de nieuwste creatie van ex-Radeis Pat Van Hemelrijck, die in première is gegaan op het poppenfestival van Neerpelt. Volkomen terecht, al gaan bij Van Hemelrijck niet de poppetjes maar wel de stofzuigers aan het dansen. « Concert d’images pour 85 objets perdus sur un buffet froid » is de ondertitel en als u de allusie op een buffetpiano mee heeft, dan bent u al een heel eind op weg om te snappen waar het om draait. Van Hemelrijck brengt immers inderdaad zo’n 85 voorwerpen « tot leven » via de toetsen van een oude piano. We hebben echter « tot leven » tussen aanhalingstekens geplaatst, omdat in de meeste gevallen het beperkt blijft tot een aan/uit-principe. Lampen gaan aan en weer uit, evenzo een koffiezettoestel, een grammofoon, schrijf- en rekenmachines enz. Maar ze beginnen niet écht te « leven ». Tenzij misschien de vibromasseur die tot een goedlachse figuur wordt omgetoverd.
Maar zelfs de geslaagde momenten staan te zeer op zichzelf om in zijn geheel van een geslaagde voorstelling te kunnen spreken. Toch verveelt men zich niet (in tegenstelling tot een aantal andere stukken die we recent « mochten » bijwonen), enerzijds uiteraard wegens de korte duur (nauwelijks een uur), maar anderzijds ook omdat het speels aanwenden van alledaagse voorwerpen ondanks een kleine mislukking hier en daar toch steeds zo niet be- dan toch verwondering opwekt. En terloops ook nog dit : déze voorstelling lijkt ons wel geschikt voor kinderen, ook al is ze er niet onmiddellijk voor bedoeld.
Referentie
L.R. & R.D.S., Pas op voor de god van de wijn, De Rode Vaan nr.13 van 1987