De zelfmoord van Vic De Wachter tien jaar geleden in de televisieserie “Het goddelijke monster” was heel wat properder dan die van Yves Chevalier-de Vilder in het oorspronkelijke boek van Tom Lanoye. Nu was ik daar wel blij om, want eerlijk gezegd, ik wist dus wat er ging komen en liep er al een hele week ambetant van. Maar ergens is het ook wel jammer, want het was misschien wel goed dat eens duidelijk werd getoond waartoe een combinatie van barbituraten en verschillende flesjes alcohol uit de minibar kan leiden. En als men zichzelf van het leven berooft door verhanging gaat dit gepaard met ontlasting. Dat is gewoon zo, dat is een feit. Maar daar wordt natuurlijk zedig over gezwegen. Als men dit echter nog eens in herinnering zou brengen, dan zou dit mijns inziens een veel groter ontradend effect hebben dan het nummer van de zelfmoordlijn, ergens onderaan in een hoekje…

“Wat is een femme fatale? Kommer en kwel met de juiste boezem en de perfecte taille,” schrijft Tom Lanoye in “Het goddelijke monster”, p.12-13. En gewoonlijk voegt men daar dan cynisch aan toe: “En hij kan het weten natuurlijk.” In de gelijknamige televisieserie wordt de rol van de femme fatale in kwestie (Katrien Deschryver dus) gespeeld door Joke Devynck. Die kreeg voor haar prestatie en ook voor haar uiterlijk tout court heel wat lof toegezwaaid. Echter niet door mij. Veel te gespierd (herinner u het naakte openingsshot op haar rug), veel te hoekig, kortom veel te mannelijk en veel te veel tandvlees. Maar ik geef het toe: als ik iemand anders als een “goddelijk” monster zou casten, dan zouden anderen daar evenzeer commentaar op hebben. En dààrom is het boek altijd beter dan de film: dan draai je immers in je geest je eigen film af met je eigen perfecte casting.
Tom Lanoye publiceerde in 1997 het eerste deel van zijn politieke trilogie “Het goddelijke monster”. “Hoe ijverig Lanoye zich ook uitslooft voor de eigen of voor de goede zaak, hij is altijd actief in antwoord op hetgeen hij veracht of wil promoten. Vandaar wellicht de klasse waarmee hij parodiërend, kritiserend of kroniekschrijvend te werk gaat in zijn cabareteske optredens, polemieken of autobiografisch proza,” schrijft Frank Hellemans in Ons Erfdeel nr.1 van 1998. “En vandaar wellicht ook de ontgoochelende vrijblijvendheid van zijn meer ambitieuze projecten in het zogenaamd scheppende genre: romans als Alles moet weg (1988) en Het goddelijke monster (1997).
Ter gelegenheid van de Boekenbeurs 1999 verscheen het tweede deel: “Zwarte tranen”. Hierin is het personage van Hannah Gramadil duidelijk geïnspireerd op Toms Zuid-Afrikaanse lesbische vriendin (*). Want rond die tijd zat Lanoye veel in Zuid-Afrika. Toch is hij nog altijd erg begaan met de Vlaamse politiek. In een interview in VETO, het Studentenweekblad uit Leuven liet hij op 22.03.99 weten: “Nu, voor mijn part ontploft de staat België, maar ontploft Vlaanderen ook. België is natuurlijk historisch gezien een nogal rare constructie, heel onnatuurlijk, maar dat is het Vlaanderen dat wij nu kennen ook. Als je dat gezeik dat België geen historisch ontstaan heeft, op Vlaanderen ook toepast, dan schiet er geen reet meer van over. Als je het hele discours van: ‘De Walen profiteren van ons, want er gaat geld van ons naar hen en we spreken niet dezelfde taal en er zijn mentaliteitsverschillen’, nu eens toepast op Vlaanderen. Leg die drie punten tussen Limburgers en Zuid-West-Vlamingen, dan klopt dat ook.
Hans Goedkoop schrijft over “Zwarte Tranen” op NRC’s Webpagina’s, november 1999: “Morele leegte, en als ik me niet vergis ligt daar de bron van het verderf van België volgens Lanoye: “Het is een land dat in een vacuüm leeft, een vacuüm van de moraal. (…) Want al die personages in dit vacuüm zullen niet voor niets de achternaam Deschryver dragen. Ze behoren zogezegd tot de familie van de schrijver. Hij beschouwt ze als zijn vlees en bloed en zegt daarmee nog iets heel anders dan: zie België. Hij zegt: zie mij. Daarmee trekt Lanoye de beide delen van dit grote boek in één beweging binnenstebuiten. De wereld wordt zijn eigen binnenwereld. De beschuldigende vinger die hij uitsteekt richt zich op hemzelf. Het vacuüm van de moraal, dat is het zijne, en de almacht die hij zich als schrijver aanmeet als hij zijn Deschryvers in de wereld zet is al met al dus een vermomming van volstrekte onmacht. Hij heeft geen alternatief, hij staat met lege handen. Dat is een ontluisterende zelfonthulling, die je even met ontzag vervult. Het toont een eerlijkheid die niet veel mensen opbrengen en een zelfinzicht waarvoor hetzelfde geldt.
Want het is waar, als je goed leest. Het is zelfs zo waar dat Lanoye die waarheid wel kan noemen, maar er daardoor nog niet aan ontsnapt, en dus uiteindelijk de sleutel aanreikt tot een pijnlijke ontdekking: hij heeft simpelweg geen macht over zijn onderwerp.

“In ‘Het goddelijke monster’ schetst Lanoye zelf ‘La Flandre profonde’: het mythische Vlaanderen met haar trouwfeesten en snoepgoed-architectuur, de homo-erotische etablissementen, de familiebanden. Voor Lanoye is Vlaanderen ‘Groot-Napels aan de Noordzee’. Volgens Lanoye is België uitgegroeid tot het grootste Little Italy ter wereld: er heerst zwijgplicht voor ambtenaren, zwijggeld voor anderen. Het vreten is geraffineerd. Ik klamp me vast aan de woorden van Louis Paul Boon die de mensen een geweten wil schoppen maar tegelijkertijd beseft dat dat alles zinloos is.” Dat schrijft dan weer Kester Freriks op NRC’s Webpagina’s, januari 1998.
In 2002 sloot Tom zijn trilogie af met “Boze tongen”.

Ronny De Schepper

(*) En volgens Marc Reynebeau (Knack) refereren de drie tantes van Katrien Deschryver in “Het Goddelijke Monster” aan de novelle “Tantes” van Cyriel Buysse.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.