De Taiwanese violist Keng-Yuen Tseng wordt vandaag 55 jaar.
Deze violist was de derde laureaat in de Elisabethwedstrijd 1993. Dat was te verwachten, ook al hield ik zelf niet zo heel veel van hem (ik zou hem zevende hebben geplaatst). Oosterling, “dus” meer techniek dan muzikaliteit, maar toch zou hij “een Chinese zigeuner” zijn, zegt hijzelf, “in de goede zin van het woord” (?). Hij is begonnen onder druk van zijn vader (een jazzpianist) en pas in de VS is hij zijn studie ernstig gaan nemen. Hij speelt op een Gagliano uit 1750. Hij onderscheidt zich alleszins met de keuze van zijn stukken voor de finale: de sonate in Bes, KV.454, van Mozart (met Melissa Lin) is weliswaar ook reeds door Honda-Rosenberg gebracht, maar toch. Dat hij het béter doet, daar ben ik het mee eens, maar erg tevreden ben ik toch niet. Het heeft natuurlijk veel te maken met de grote zaal en de moderne piano die noopt tot “modern” vioolspel. En verder ook met een vlieg in zijn oor! Het concerto nr.1 in a, op.99, van Sjostakovitsj heeft hij gekozen omdat hij vindt dat dit de narigheid die hij een vijftal jaren geleden heeft meegemaakt exact vertaalt. Alhoewel hij zowat de grootste ovatie van het publiek kreeg, was er inderdaad ook wat narigheid, alweer met het orkest of liever gezegd met Zollman. Al vielen ze wel elkaar in de armen. Volgens Jaap Van Zweden lag het echter ook aan Tseng, die zelf soms een loopje neemt met het tempo. Toch is hij de tweede in de Sterneveldprijs en dat terwijl Werthen niet aanwezig kon zijn wegens een concert in Engeland, zodat zijn punten gewoon het gemiddelde waren van de andere juryleden. Volgens Tseng steekt de tweede beweging trouwens de draak met de (Sovjet-)regering, maar dat lijkt me weer zo’n typisch Amerikaanse interpretatie, want sinds 1980 studeert hij in de New York bij Erick Friedman (een leerling van Heifetz) en Glenn Dicterow, de concertmeester van de New York Philharmonic. Daar woont hij in Newark, “a bad neighbourhood”, en zijn eerste Engels was dan ook nogal “slang”. Maar goed, het is iemand die risico’s neemt en die zo in de preselecties het hart van het publiek en de critici heeft gestolen. Dat blijkt ook bij het begin van Swerts, wanneer de partituur te hoog opgesteld staat voor zijn kleine gestalte. Hij begint er dan ook met de nodige hilariteit aan. Daardoor is hij zo ontspannen dat hij toch blijkbaar nogal afstand neemt van het stuk, aan zijn gekke gelaatsuitdrukkingen te zien. Hij vestigt trouwens de tweede snelste tijd (na Milenkovic) met 15’43”. En als Zollman had meegewild, had hij wellicht zelfs gewonnen!