Alhoewel in onderstaand artikel wel een tiental televisieseries de titel van “eerste soapserie” claimen, is het volgens Wikipedia “Search for Tomorrow”, dat vandaag precies zeventig jaar geleden van start ging, die met recht de eer mag opeisen, al was het maar omdat de reeks liep tot in 1986. “At the time of its final broadcast, it was the longest-running non-news program on television,” aldus Wikipedia, dat eraan toevoegt: “The program was one of several packaged from the 1950s through the 1980s by Procter & Gamble Productions, the broadcasting arm of the famed household products corporation.” Vandaar overigens de naam soapserie…
In werkelijkheid is het zo dat vervolgfilms reeds tot het allerprilste begin van de cinema behoren. Geboren uit een technische noodzaak omdat men nog met aparte spoelen van beperkte draaiduur moest werken, zijn zeker niet alle dergelijke films als “soaps” te kwalificeren. Integendeel, alhoewel “the love interest” al onmiddellijk aanwezig was om het vrouwelijke gedeelte van het publiek te interesseren, waren de meeste toeschouwers die naar de eerste cinemabarakken gingen van het mannelijke geslacht. O.m. omdat deze barakken een slechte reputatie hadden, aangezien verduistering noodzakelijk was en er dan meteen menig katje in het donker werd geknepen, zoals wij ons allen nog uit onze puberteit herinneren.
Naslagwerken signaleren meestal dat met “Scenes of true life” Van Dyke Brooke in 1908 eigenlijk de eerste “soap opera” bracht, maar dat is weinig bekend omdat hij overschaduwd wordt door het feit dat een jaar later D.W.Griffith in “The lonely villa” Mary Pickford, die de harten van de kijkers sneller deed kloppen, lanceerde. Deze actiefilm (door haar vader dient ze uit de klauwen van een stel bandieten te worden gered) staat onmiddellijk model voor dingen als “The Perils of Pauline” van Spencer G.Bennet, waarbij de heldin op het einde van elke “reel” (filmspoel) aan een rots hangt te bengelen, vastgebonden voor een aanstormende trein ligt of met een kano op een halsbrekende waterval afstevent. En dat is inderdaad niet wat wij ons van een soapserie voorstellen. Dit kadert eerder in de huidige trend van de “sequels”. Grappig in dat verband is b.v. dat de titel van het stuk “The madness of King George III” voor de filmversie werd veranderd, omdat men vreesde dat de Amerikanen zouden denken dat het om een sequel zou gaan, die ze toch niet zouden verstaan, aangezien ze aflevering één en twee hadden gemist.
Nee, voor de eerste échte soaps moeten we ons eerder tot… de radio wenden. In 1928 startte WGN, een radiostation in de VSA (uiteraard), op vraag van sponsor Pepsodent met “Amos and Andy”, een vervolgverhaal over de tegenslagen van twee zwarten uit het zuiden in Chicago (men maakte wel gebruik van het feit dat het radio was om de rollen door blanken te laten vertolken). Tegen 1929 stemden wekelijks ongeveer 14 miljoen luisteraars af op dit programma. Dat jaar begon een concurrerende zender dan ook met “The Goldbergs”, zoals de naam reeds aangeeft, speelde deze soap zich dan weer af in het joodse milieu. In 1949 zou er ook een televisieversie van komen en die wordt over het algemeen als de eerste televisie-soap beschouwd.
Op 31 januari 1949 begon op NBC “These Are My Children” dus aan zijn short-lived American television soap opera career (tot 25 februari 1949 om precies te zijn). Waarom verdient het dan een vermelding? Omdat “These Are My Children” the very first network television series was, of course. The show was broadcast live from Chicago, Illinois, airing fifteen minutes a day, five days a week, at 5:00 p.m. Created by Irna Phillips (foto) and directed by Norman Felton, the show was based in large part on Phillips’ early radio soaps Today’s Children and Painted Dreams. These Are My Children centered on an Irish widow, Mrs. Henehan (Alma Platts) and her struggles to run a boarding house as well as help her three children (Jane Brooksmith, Martha McClain en George Kluge) and new daughter-in-law Jean (Joan Arlt). Critics were not impressed; Television World ended their review with: “There is no place on television for this type of program, a blank screen is preferable.”
Dergelijke reactie is natuurlijk typisch voor de televisiekritiek uit die tijd, die toen ook nog in de kinderschoenen stond en meestal werd volgeschreven door intellectuelen die het allemaal natuurlijk beter wisten dan de mensen die zo onnozel waren om naar televisie te kijken. Eigenlijk zouden die elke kritiek beter vervangen hebben door te zeggen: draai die knop om en lees een boek, want daar kwam het telkens op neer.
KUISPRODUCTEN
Alhoewel “Amos and Andy” zich niet specifiek tot vrouwen richtte, stelde men vast dat zij toch het overgrote deel van de luisteraars uitmaakten. Daarom ging WGN in 1930 een stapje verder en pakte het uit met “Painted Dreams” van Irna Philips, wat algemeen wordt aanvaard als de eerste echte soap. Het voornaamste verschil was dat het een daytime-programma was, zodat het zich op de eerste plaats tot de huisvrouwen richtte. De hoofdpersonen waren dan ook hoofdzakelijk vrouwen (een Ierse dame, haar huishoudster, haar dochter en de vriend van haar dochter) en de verhalen draaiden voornamelijk om emoties. En die emoties uitten (en uiten, want het is een regel die nu nog altijd geldt) zich vooral via de dialogen en niet zozeer via de actie.
Dat men zich tot vrouwen richtte was uiteraard niet toevallig: zij deden de inkopen èn zij brachten een groot deel van hun tijd thuis door. De radio was dus het perfecte medium om hun koopgedrag te beïnvloeden. De reclameagentschappen gingen daarom zelf feuilletons maken en leverden die kant en klaar (d.w.z. inclusief de publiciteit) af aan de radiostations. De benaming “soap” vindt dan ook zijn oorsprong bij het feit dat het meestal kuisproducten waren, die werden geadverteerd.
In 1950 produceerde Procter and Gamble de eerste soap voor televisie, “One man’s family”, zeventien jaar eerder trouwens reeds ontstaan als luisterspel. Televisie is echter een veel duurder medium dan radio, zodat het luisterspel voorlopig nog niet werd verdrongen. Bovendien kon je met dat kleine scherm in de beginjaren van de televisie niet eens verder werken terwijl je keek (strijken b.v.) en dat was toch niet de bedoeling!
QUEEN TELEVISION
Alhoewel de BBC b.v. reeds vanaf 1946 haar televisie-uitzendingen had hervat, bleef dit een marginaal medium, enkel in stand gehouden om de producenten van TV-toestellen te plezieren. Toen echter in 1953 de kroning van koningin Elisabeth live werd uitgezonden, ontstond er plotseling een massale toeloop in de winkels en was de populariteit van het medium gevestigd.
Een en ander bracht met zich mee dat rond 1960 in de VS de radio-soaps verdwenen ten voordele van hun televisie-collega’s. Ook de lengte werd vastgelegd (30 minuten, tegenover een kwartier op de radio).
Dit is ook de periode dat televisie een verwoestende slag toebrengt aan de filmindustrie. Zelfs in 1996 bedroeg het aantal bioscoopbezoekers nog steeds amper 20% van 1946. Alleen filmregisseur Billy Wilder zag er geen graten in dat televisie de film verdrong: “I’m delighted with it because it used to be that films were the lowest form of art. Now we have something to look down on…”
In de beginfase was televisie nochtans een boeiend medium. TV-spelen gingen live en waren daarom als het ware toneelstukjes die in je kamer werden opgevoerd. Grote scenaristen verleenden hieraan dan ook hun medewerking en de regisseurs moesten zo handig zijn dat het een goede leerschool was. Toen echter bleek dat televisie zo succesvol was, stapte het grote geld binnen. Sponsors zwaaiden met bankbiljetten om hun naam met een of ander programma te laten verbinden, maar tegelijk begonnen ze ook eisen te stellen. Alles werd afgezwakt naar de middelmaat, zeker toen het publiek maar steeds bleef groeien en het dus geen “elite” meer was die keek. Toen dan ook nog de beeldband werd geperfectioneerd, hoefde live-drama niet langer en nam men integendeel ellenlange series op, opdat het decor zou renderen.
EIGEN SOAPS EERST
Toch komt er na verloop van tijd sleet op het oubollige soap-genre. In 1977 wordt de slabakkende ABC-soap “General Hospital” echter door de nieuwe producer Gloria Monty onder handen genomen. Ze gooit de oudere acteurs eruit en laat het centrum van het verhaal verschuiven naar twee yuppies. Bovendien wordt ook een verkrachting ingelast en kijk, meteen prijkt de soap opnieuw aan de top van de kijkcijfers. Het is duidelijk: een nieuwe periode is begonnen. De jeugd heeft het voor het zeggen en sex & geweld horen nu ook bij de oorspronkelijk erg brave en moraliserende soaps.
Met de komst van VTM werd ook de soap een begrip in Vlaanderen. “Familie” was, althans wat het opzet betreft, een schot in de roos, ook al omdat de doelgroep het kijkpubliek van VTM volledig overlapte. D.w.z. laaggeschoolde vrouwen, die van romantiek houden en graag “binnenkijken bij anderen”. Via de televisie doen ze dat zo’n twintig uur per week. “Familie” beantwoordde hieraan perfect, want door de lotgevallen te schetsen van een rijke en een arme tak van een familie had men de perfecte combinatie van voyeurisme en herkenning.
Een ander voorbeeld is “Wittekerke”, een remake van Australische soapreeks “E Street”, maar toch bleek uit een enquête dat 36 % van de kijkers niet eens snappen dat het fictie is. De NMBS meldt gevallen van mensen die een ticketje naar Wittekerke bestellen!
De BRTN had het op dit vlak veel moeilijker, aangezien de doorsnee BRTN-kijker geen soapliefhebber is en de VTM-kijker zeer “trouw” is. Toch probeerde men b.v. met “Het park” die kijker te verleiden, maar oorspronkelijk was de frequentie beperkt tot één wekelijkse aflevering, wat absoluut te weinig is voor een soap. Het bewijs werd geleverd door het feit dat een latere heruitzending – toen de BRTN met “Thuis” reeds de knepen van het vak onder de knie had – die wél dagelijks op antenne ging, meer succes kende dan de originele uitzendingen. Anderzijds dient toegegeven dat de BRTN en meer bepaald het team rond producer Winnie Enghien met “Het Pleintje” een voorloper van het Vlaamse soap-verschijnsel heeft gecreëerd. Ook hiervan werd een latere heruitzending met kortere afleveringen, maar wel met een grotere frequentie, een succes.
“Het Pleintje” kreeg destijds emmers kritiek over zich heen. Ik neem toenmalig NTG-dramaturg Frans Redant enkel maar als voorbeeld: “Toch kan ik niet aannemen dat Het Pleintje inderdaad zo wordt gesmaakt door het Vlaamse publiek. Dààr weiger ik mij bij neer te leggen, zie, dat het Vlaamse publiek zó idioot is.” (De Rode Vaan nr.41 van 1987). Ook nu nog zetten de Jonge Televisiegoden er zich tegen af (Bart De Pauw: “niet eens tien procent zo sterk als De Collega’s”).
Toch heeft Winnie Enghien zich echt ingezet om soap op de openbare omroep te krijgen. In het begin vond men immers dat men dit maar aan het commerciële circuit moest overlaten. Maar als je een zender als TV1 voor een breed publiek wil profileren, vond Enghien, dan moet je ook soaps brengen.
“Het Pleintje” is meteen ook een goed voorbeeld om het verschil tussen een soap en een comedy-reeks te duiden. Jan Matterne, de vader van “Het Pleintje”, was immers ook de auteur van “De Collega’s”, maar toch was er een duidelijk verschil tussen de twee series.
Toch was het een trendsetter: de Vlaamse dramaproductie schrompelde in elkaar, behalve juist wat de soapindustrie betreft. Wie dus voor eigen soaps supportert louter op basis van tewerkstelling, moet wel beseffen dat hij tegelijk de ontwikkeling van “ernstig” drama (dat ook arbeidsintensief is) afremt. Prof.Daniël Biltereyst (UG) in DS Magazine van 7/11/1997: “Ik ben allesbehalve een onheilsprofeet, maar het gevolg is wel dat het aanbod almaar krapper wordt. In het drama-genre hebben soaps een monopolie. Historische drama’s, literaire verfilmingen, eenmalige producties, die zijn op de Vlaamse buis niet meer te zien.”
Pol Goossen (zelf acteur in “Thuis”) is het daarmee niet eens in Humo van 21/4/1998. Hij vindt dat soaps bestaansrecht hebben, ook al omdat ze niet zo duur zijn. Hij heeft immers wel bedenkingen bij dure reeksen als “Kongo”, die als prestigieus worden verkocht, maar in feite gewoon exotische soaps zijn. Maar “de acteurs hebben zich naar verluidt goed geamuseerd in Afrika”. Want dat is ook zoiets: die zogenaamde werkdruk: “Tijdens een lange hete zomer in de jaren zeventig had ik een vakantiebaantje in een Coca Cola-fabriek: daar stond ik ’s nachts aan de lopende band. Dàt was werken.”
Tenslotte wil Goossen zelfs dat men soaps zou onderwijzen in de toneelscholen, echter “zónder Shakespeare of Molière links te laten liggen. Al was het maar omdat de kans groot is dat veel van die studenten in hun latere leven met soap geconfronteerd zullen worden.”
Maar wat moet je ze dan aanleren in dergelijke lessen, vraagt interviewer Rudy Vandendaele zich af? “Ik heb in Thuis al tal van beroepsacteurs de revue zien passeren die wel op commando kunnen lachen en bleiten, maar dikwijls niet geloofwaardig. (…) Misschien zijn die acteurs gewoon van zes weken aan een rol te repeteren, maar nu moeten ze, à la carte, desnoods tien gemoedstoestanden per draaidag kunnen neerzetten. Ik denk dat je iemand kunt voorbereiden op het snellere werk, dat je de instant-emotie kunt trainen.”
Theater als vak, ontdaan van alle mythologie, zo denkt ook collega Peter Van Asbroeck erover in hetzelfde blad, enkele maanden later (20/11/1998): “Tijdens mijn opleiding in Studio Herman Teirlinck hebben ze mij geleerd dat theater het centrum van de wereld is, maar vandaag weet ik dat acteren gewoon een job is en binnen de samenleving absoluut niks te betekenen heeft.”
Na verloop van tijd heeft ook VT4 zich bij het soaplegertje gevoegd met “Vennebos”. Aangezien de doelgroep hier jonger is, zou men kunnen verwachten dat er “dus” meer actie en meer bloot zou moeten in voorkomen, zoals dat overigens het geval is in de algehele programmatie van VT4. Dat viel echter tegen, als het wel moreel verantwoord is om dit zo te formuleren, en de soap verdween dan ook heel vlug van het scherm. Dat was ook het geval met de enige echte Vlaamse jongerensoap, namelijk “Wat nu weer” van VTM, dat helemaal in de lijn lag van de Australische en Amerikaanse badpakkenseries als “Baywatch”, “Pacific Drive”, “Paradise Beach” enz. Gezien de Vlaamse temperaturen speelde “Wat nu weer” zich echter terecht in een overdekt zwembad af… (Na verloop van tijd is deze serie trouwens geëvolueerd tot een “gewone” soap.)
Alhoewel het geweld in soaps dus nog wel meevalt, bleek uit een studie in The British Medical Journal toch dat soap-personages ongeveer twintig keer meer kans lopen op een vroegtijdige dood dan reële mensen. Dat heeft dan echter meer te maken met het vaak voorkomende fenomeen van iemand die “uit een serie” dient te worden geschreven, meestal omdat de acteur of actrice in kwestie er genoeg van heeft of bang is voortaan te worden geïdentificeerd met het soap-personage dat hij of zij vertolkt.
In Vlaanderen wordt zoiets definitiefs als de dood daartoe trouwens minder aangewend dan b.v. een verre reis. Dat heeft niets met scrupules of het zachtaardige volkskarakter te maken, maar eerder met… zuinigheid. Een dode acteur kan je immers niet opnieuw tot leven wekken. De truuk van “Dallas” destijds om een hele jaargang als een droom voor te schotelen, om op die manier Bobby Ewing weer tot de levenden te laten behoren, zou hier niet pakken (het heeft “Dallas” uiteindelijk ook de nek omgewrongen). Daarom dat Guido Van den Bossche enkele jaren geleden ontvoerd werd in “Familie”, omdat acteur Karel Deruwe een “nadenk-moment” nodig had. Toen hij na een jaar zijn bankrekening met die van het jaar tevoren vergeleek en daartegenover de weinige interessante rollen die hem in het theater werden aangeboden plaatste, wist hij het wel en werd Guido Van den Bossche gezond en wel teruggevonden.
Nog grappiger wordt het wanneer een scenarist op een personage is uitgekeken, maar de producer de acteur in kwestie willens nillens in de reeks wil houden. Dan kan het gebeuren dat Gino in “Vennebos” wordt neergeknald, maar er nadien plotseling een tweelingsbroer Werner opduikt. Dat doet mij zowaar aan één van de leukste episodes uit “Allo Allo” denken, waarin René op een bepaald moment ook gedwongen wordt zijn eigen tweelingsbroer te spelen.
Omgekeerd werd het een paar jaar later (in 1998) al wat “zuiverder” gespeeld, toen Mieke Bouve moeder werd (en grootvader Jaak Van de Velde opnieuw vader) en uit “Wittekerke” wilde verdwijnen. Haar personage (Camilla) ging “voor onbepaalde tijd” op reis, maar aangezien de makers het niet wilden laten vallen, dook na verloop van tijd gewoon een andere actrice op, zonder dat men een poging deed om de verandering van fysionomie te verklaren.
MONDIALISERING
De wereldwijde verspreiding zorgde ook voor een mondiale eenheidsworst-cultuur, gebaseerd op het Amerikaanse stramien. Dat had, toegegeven, in sommige landen (met name in China met de tegenstelling tussen traditie en moderniteit in “Bianjibu de Gushi”, en in Egypte, waar “Layali‑El Hilmiyya” een wapen is in de strijd tegen het fundamentalisme) wel een invloed op de verbetering van de positie van de vrouw. In Tanzania heeft een soap, waarin voorlichting over anticonceptiva was vermengd, er zelfs voor gezorgd dat het geboortecijfer terugliep. In India werd het fenomeen gebruikt in de sterilisatie-campagne. In zo’n geval is het ook niet verwonderlijk organisaties als Unicef bij de sponsors aan te treffen. Aan de oorsprong van deze educatieve soaps ligt de Mexicaan Miguel Sabido die op deze manier b.v. de alfabetisering in z’n land ondersteunde.
En dan is er nog de Venezolaanse soap “Par ces rues” die erin geslaagd is een regering ten val te brengen. Daarin concentreerde men zich immers niet op liefdesverhalen, maar werd de politieke actualiteit “nagespeeld”. Aangezien het zogezegd “fictie” was, konden de makers ook verder gaan dan de journalisten, met alle gevolgen vandien.
Het Braziliaanse “O Rei do Gado” gaat dan weer over de strijd van landloze boeren. Alhoewel hier de realiteit juist de fictie overtreft (in het feuilleton gaat het er heel wat zachtzinniger aan toe), toch waren senatoren die de zaak van de boeren genegen waren, bereid om als personages in de soap te fungeren.
In sommige landen (b.v.Indonesië) treden de acteurs ook op in de reclamefilmpjes die tussen de aflevering worden geschoven, zodat het onderscheid vaak haast niet te merken is. Nu ja, in àlle soaps (zoals in àlle andere feuilletons en speelfilms) zit er sluikreclame verborgen. Of dacht u soms dat het toevallig was dat men een bepaald merk van bier drinkt of een bepaald soort sigaretten rookt?
Maar zo blijven er (gelukkig) toch nog altijd cultuurverschillen. Liefde vooral, zo blijkt, laat zich op vele manieren uitdrukken: in Azië vaak non‑verbaal en zonder elkaar aan te raken, in de Verenigde Staten wordt er veel bij gepraat en voor lust in levende lijve kan de kijker in Brazilië terecht. Dat is bij ons zeker niet het geval. Daar is het doelpubliek niet in geïnteresseerd. En daar komt het toch op aan, zo blijkt uit de gretigheid waarmee de makers inspelen op fanbrieven. En dan kom je toch nog tot merkwaardige vaststellingen. Zo mocht In “Familie” pastoor Walter “straffeloos” een verhouding aangaan met zijn meid. Ja, er waren natuurlijk een paar boze brieven van de Alexandra Colens uit het soapwereldje, maar “katholiek” Vlaanderen accepteerde het toch grotendeels. Het vormde zelfs geen bezwaar om bisschop te worden! Benieuwd wat er zou gebeuren mocht men euthanasie op een dergelijke manier aan bod laten komen b.v.
POLITICALLY CORRECT
En racisme? Dat ligt gevoelig. De grootste producers van televisiesoaps vindt men nu vooral in Latijns-Amerika (met name Mexico en Brazilië) en nochtans zijn het steeds blanke personages die de hoofdrollen vertolken in de telenovelas (televisieromans) zoals ze daar heten. (*) Merkwaardig is ook dat interraciale relaties zelden voorkomen, wellicht juist omdat een basiskenmerk van soaps de vergankelijkheid van relaties is (van eender welke aard) en men wil voorkomen dat ruzies tussen echtelingen van divers ras verkeerd zouden worden uitgelegd.
Want de laatste tijd lijden ook soaps aan de ziekte van “political correctness”. In het Zuid-Afrikaanse “Egoli, place of gold” of het Amerikaanse “Generations” worden zwarten nu b.v. zó positief voorgesteld dat het niet meer geloofwaardig is. Vandaar ook dat Mo en Adil in “Thuis” zo’n heilige beeldekens zijn. Een Pool als Waldek mag al eens een scheve schaats rijden, maar islamieten, ho maar! (Al is de christelijke fundamentaliste Charité ook behoorlijk ergerlijk.)
Verder betekent dat ook meestal dat er wel een “goede” homo of lesbienne door het scherm loopt (in “Thuis” zelfs meer dan het landelijk gemiddelde). De eerste lesbische kus in “Brookside” (BBC) was zelfs wereldnieuws. Dat Beth Jordache de dochter was van een mishandelende vader (die ze overigens door haar moeder hielp vermoorden), wat toch een bepaald cliché in de hand werkte, werd daarbij over het hoofd gezien. Wel interessant was dat de jonge actrice Anna Friel erop stond dat haar rol de hele tijd lesbisch bleef, zodat niet de indruk werd gewekt “dat het maar een voorbijgaande fase was”.
De tot dan toe quasi-onbekende actrice Ellen De Generes maakte van haar “coming out” als lesbienne zelfs een troef om de soap, waarin ze onder haar eigen naam (“Ellen”) de hoofdrol vertolkt, wat meer in de belangstelling te brengen. De scenaristen verwerkten dit gegeven immers in de verhaallijn. Conservatief Amerika ging dadelijk in het gelid staan, maar “Ellen Degenerate”, zoals ze door hen werd genoemd, werd plotseling een beroemdheid. Alhoewel enkele sponsors afhaakten, stegen de kijkcijfers duizelingwekkend, zodat bekendere lesbiennes (en anderen) zich verdrongen om er een gastrol in te mogen vertolken. Zo is Oprah Winfrey de therapeute aan wie Ellen haar geheim opbiecht en Laura Dern het meisje op wie ze verliefd is. Natuurlijk zijn ook strijdbare lesbiennes als de zangeressen k.d.lang en Melissa Etheridge van de partij en zelfs Demi Moore. Anderzijds vielen de kijkcijfers na die “coming out”-aflevering drastisch terug, zodat de reeks van het scherm werd gehaald.
Het vermengen van de realiteit met de fictie kan wel soms tot navrante zaken leiden, zoals in Vlaanderen toen actrice Riet van Gool zwanger was en haar zwangerschap geïncorporeerd werd in “Familie”. Heel Vlaanderen, zoals de vakpers dan zegt, zat op de blijde afloop te wachten, maar die was er niet, want het kind overleed. En wie zou denken: “Typisch VTM”, kan deze gedachte maar beter wegbergen. Toen BRTN-productiemanager Bruno Raes bij “F.C.De Kampioenen” ook geconfronteerd werd met twee zwangerschappen (van Ann Tuts en An Swartenbroeckx) verklaarde hij aan “De Morgen” (19/11/1997): “Mochten wij een soap maken, dan zouden wij hun zwangerschap zeker in de serie gebruiken. Maar omdat het hier om een sitcom gaat, vinden wij dat niet gepast.”
VTM is trouwens gelouterd uit dat tragisch voorval gekomen. Toen kort daarna Greet Rouffaer, die Dr.Nellie speelde in “Wittekerke”, tijdens de opnames zeer zwaar verbrand werd, waarbij b.v. huidtransplantaties in het aangezicht nodig waren, werd het probleem zeer gentlemanlike opgelost. De rol van Dr.Nellie werd een tijdje low profile gehouden, waarbij Miek De Schepper (geen “Familie”…) discreet de plaats van Greet Rouffaer innam, in afwachting van een terugkeer van de actrice zelf. Men zou bijna gaan geloven dat soaps “menselijker” geworden zijn…
SOCIALE FUNCTIE
Hebben soaps dan toch een belangrijke sociale functie? In “Het Volk” van 14/3/1998 werd erop gewezen dat “Wittekerke” onze maatschappij zowaar een spiegel voorhoudt op het vlak van de vrouwenemancipatie. Beroepen waar een zekere macht of aanzien aan vastkleeft, worden in de serie immers uitgeoefend door vrouwen, in een veel grotere mate dan dit in de realiteit het geval is. Maar de echte doorbraak zal er echter pas komen als er in een soap meer mensen met hersenen rondlopen dan in de gewone wereld. En dat moet nu toch echt niet zo moeilijk zijn!
Referenties
Ronny De Schepper, Van kijkkast tot zeepkist, Film, maart 1998
Ronny De Schepper, Van kijkkast tot zeepkist, Hoogste tijd, november 1998
(*) Soms gebruikt men de benamingen “soap” en “telenovelle” dus gewoon door elkaar, maar eigenlijk is er wel een onderscheid. Een soap loopt in principe “eeuwig” door, terwijl een “telenovelle” toch wel naar een afgerond einde toewerkt. Aangezien dat einde echter net zo goed na 300 afleveringen kan komen, maakt het in principe natuurlijk niet zoveel uit. Toch speelde de VRT deze tegenstelling uit bij de lancering van “Emma” (1/1/2007), dat zelfs een “whodunit” moest zijn. Eigenlijk was dit programma een soort van herwerking van “De Parelvissers” maar dan voor “het grote publiek”. Als er volgens mij een serie is die nog het best overeenkomt met de omschrijving “telenovelle”, dan is dat “Desperate housewives”.