Het is vandaag 425 jaar geleden dat Giaches de Wert in Mantua is overleden. Hij was een Franco-Vlaamse componist die actief was in Italië. Hij was een van de leidende personen in de ontwikkeling van de madrigaal van de late Renaissance.
Zoals zijn naam al aangeeft, werd hij waarschijnlijk geboren in Weert, maar wélk Weert, dat is natuurlijk de vraag. Er zijn er namelijk meerdere. Sommigen sluiten zelfs niet uit dat hij afkomstig was uit Weerde, bij Zemst. Feit is wel dat de familie de Wert in die periode terug te vinden is in de archieven van het Land van Bornem en dus vlak over de brug van Temse (die er echter in die tijd nog niet was en toen vormde een stroom nog een duidelijke grens tussen twee gebieden). Bovendien waren er ook banden tussen het kasteel van Bornem en de hertogelijke familie in Mantua en het is geweten dat de Wert naar Italië verhuisde toen hij nog een kind was.
In de 16de eeuw was het niet zo ongebruikelijk dat jonge Vlaamse muzikanten ontdekt werden door Italiaanse talentzoekers. Tijdens de periode van politieke stabiliteit in de 15de en 16de eeuw, te midden van de Renaissance, behoorde het graafschap van Vlaanderen tot het kerngebied van economische en dus culturele bloei in Europa. In die periode was het aantal componisten in onze streken zeer groot. Hun hoofdzakelijk polyfone stijl werd het eigen handelsmerk van de Zuidelijke Nederlanden. Dankzij de revolutionaire ontwikkelingen op het gebied van de muziek drukkunst geraakte deze stijl weid verspreid. De Vlaamse polyfonie is de eerste grote stroming in de Europese muziekgeschiedenis die min of meer als school herkenbaar is.
De jongens, die door talentscouts werden ontdekt, werden verbonden aan adellijke Italiaanse families en kregen ginds de kans om zich verder te vervolmaken. Zo kwam het wonderkind Giaches de Wert als koorknaap terecht aan het hof van de marchesa della Padulla in Aveline, nabij Napels.
Omstreeks 1549 trok de Wert dan naar Ferrara om er te studeren bij Cypriano de Rore. Vanaf het midden van de jaren ’50 treedt hij in dienst van de hofkapel van Alfonso Gonzaga, de graaf van Novellara. In 1558 verschijnt reeds zijn eerste bundel vijfstemmige madrigalen. In 1565 wordt hij tot kapelmeester benoemd
in de Sint-Barbarakerk in Mantua. Die benoeming werd onthaald op veel afgunstige reacties bij de andere musici van de hofkapel die allerlei listen bedachten om hem te vernederen. Toen bleek dat één van hen de vrouw van de Wert had verleid, werd zij teruggezonden naar Novellara.
Ze stierf in de gevangenis om haar betrokkenheid bij een samenzwering tegen de graven van Novallera. Kort na haar dood in 1584 ontmoet de Wert de adellijke Tarquinia Molza, een hofdame in Modena, beroemd om haar vocale kwaliteiten, wijsheid, schoonheid en kunstzin. Beiden willen een huwelijk aangaan maar dit wordt geweigerd omwille van het standenverschil. Tarquinia wordt weggestuurd van het hof om de gemoederen te bedaren. Ondanks het aanbod van vele andere opdrachtgevers, bleef de Wert in dienst van de Sint-Barbarakerk.
De Wert schreef meer dan 230 madrigalen en andere seculiere werken (uitgegeven in 16 delen tussen 1558 en 1608), maar daarnaast schreef hij ook meer dan 150 sacrale stukken (motetten, hymnen…) die zijn meesterlijke beheersing van het contrapunt demonstreren.
Qua stijl behoorden zijn madrigalen tot de meest ontwikkelde van zijn tijd: in de jaren 1580 was hij een van de leiders in de ontwikkeling van een nieuwe, expressieve, emotioneel intense stijl, een stijl die culmineerde in het werk van Claudio Monteverdi en Carlo Gesualdo.
De middeleeuwer kende enkel eenstemmige Gregoriaanse gezangen, met een beperkte testituur (toonverschil tussen de laagste en de hoogste noot). Omdat deze muziek niet meer tot zijn recht kwam in de hoge gotische gebouwen, werden stemmen toegevoegd. Omdat de liederen daardoor te complex en onverstaanbaar werden, werd een nieuwe stijl ingevoerd. In een polyfone muziekstijl worden verschillende onafhankelijke melodieën met elkaar verweven tot één geheel. Alle stemmen zijn in principe gelijkwaardig. Eigenlijk is er geen echte hoofdmelodie meer. Waar kerkmuziek vooral goed verstaanbaar moest zijn, was de polyfone compositie vooral gericht op muzikale virtuositeit.
Zo was in Venetië (in de San Marco-kapel) Adriaan Willaert actief, die zowaar een nieuw genre “uitvond”: het Italiaanse madrigaal, omdat hij Italiaanse poëzie (vooral van Petrarca) op muziek zette. Prof.Bossuyt heeft voor zijn reeks CD’s over de Vlaamse polyfonisten echter terecht geoordeeld dat een componist vooral in zijn context tot zijn recht komt, zodat men op de CD van Erik Van Nevel gewijd aan Willaert ook zes composities aantreft van Giaches de Wert, de man in wiens orkest ene Claudio Monteverdi nog heeft “gedebuteerd”… Het is onwaarschijnlijk dat in het orkest dat hier werd samengebracht ook een Monteverdi schuilt, maar namen als Sophie Wattillon, Simen van Mechelen of Herman Stinders zijn voor insiders toch ook geen onbekenden.
Via de familie van zijn tweede vrouw had Gesualdo in Ferrara kennisgemaakt met de Wert, die reeds affecten toepast, maar nogal “kinderachtig”. In het motet “Ascendente Jesu” (over het stillen van de wateren, niet te verwarren met het wateren van de stille) respecteert hij b.v. de interpunctie, maar het blijft nog altijd te anekdotisch, zoals o.a. de vader van Galilei (zelf ook een componist) aanstipte. In “Vox in Rama” (“Een klacht werd in Rama gehoord: Rachel, wenend om haar kinderen”) heeft men ook nog die traditionele woorduitbeelding, maar toch worden hier reeds “affecten” in beweging gebracht b.v. op “ploratus et ulutatus multus” (geween en luid gejammer). Dat zou komen omdat De Wert werkzaam was in Mantua en Ferrara waar de eerste vrouwelijke “singer-songwriters” actief waren (denk aan Tarquinia Molza) en die hadden daar meer gevoel voor.
Referenties
Ignace Bossuyt, De Vlaamse Polyfonie, Leuven, Davidsfonds, 1994
Clare Colvin, De Pracht van de Gonzaga’s, 1999-2000 (met dank aan Werner Lyssens)
