Ivan Heylen (foto AVRO via Wikipedia) is op dit moment (27 april 2014) op Radio 1 aan het vertellen dat hij in 1973 werd gevraagd door de KP om op hun lijst te staan. Eerst stemde hij daarmee in als hij een verkiesbare plaats zou krijgen, dat zou dan die van Louis Van Geyt of Jef Turf moeten geweest zijn, zegt hij (in werkelijkheid was enkel Van Geyt in die tijd verkozen, anderzijds is het wel waar dat Heylen als Eeklonaar in het vaarwater van Jef Turf zou hebben gezeten). De KP stemde daarmee in, maar uiteindelijk trok Heylen zijn staart in “alhoewel de affiches al gedrukt waren”. Tegelijk “onthult” hij dat de KP – samen met Humo dan nog wel – in die tijd een staatsgreep had willen plegen. De KP zou heel kwaad geweest zijn op hem, zowel omdat hij hen op kosten had gejaagd met de verkiezingen als omwille van die “onthulling” van die staatsgreep. “Ze zouden sindsdien alleen nog maar slecht schrijven over mij,” voegt hij eraan toe. Vreemd, als ik hem een dikke tien jaar later telefonisch heb geïnterviewd, repte hij met geen woord over al deze gebeurtenissen. Er is uiteraard ook nooit enige oekaze geweest van de partijleiding waardoor we over Heylen negatief zouden moeten schrijven. Enzovoort, enzoverder. Daar bestaat een woord voor: mythomaan.
Uitgerekend op kerstdag van het jaar 1984 — als dat niet het noodlot tarten is — stapt in de sporthal van Izegem de wilde boerenzanger en geraffineerde namen noemer Ivan Heylen voor het eerst van zijn leven een boksring in. Voor een kamp, welteverstaan, want Heylen heeft er reeds een maandenlange training opzitten. We kunnen hem dan ook pas aan de haak slaan rond tien uur’s avonds.
— Je oorspronkelijke motivatie om die gok te wagen zou geweest zijn : even het gevoel hebben wat het betekent K.O. te gaan. Na al die training moet het ondertussen toch echter wel meer geworden zijn dan dat ?
Ivan Heylen : Ik schrijf al een jaar of drie over de bokssport, zo heb ik b.v. alle Europese kampen van Renard gevolgd. Op die manier kreeg ik de kans bij zijn toenmalige leraar Freddy De Kerpel, de filosoof-bokser, te trainen. En die heb ik aangegrepen omdat ik de bokssport van binnenuit wilde leren kennen en ook omdat die training me goed van pas kwam, want ik was op m’n 38ste een beetje uitgezakt door het nachtleven. Maar eigenlijk ben ik nooit van plan geweest K.O. te gaan. Als dat zo is, tant pis. De echte bedoeling is echter wel degelijk om de bokssport van binnenuit te beschrijven.
— Maar ook als alles zou meevallen, dan zou het nog je laatste gevecht worden, lees ik hier…
I.H. : (lacht) Jaaaaa ! Dat was van bij het begin afgesproken met De Kerpel. Het is op 38-jarige leeftijd niet mijn bedoeling om nog een carrière te beginnen, hé !
— Dus nadien opnieuw doorzakken?
I.H. (gespeeld droevig): Awel, mijnheer, ik moet u dat inderdaad bevestigen. Ik ben op een leeftijd gekomen om met een cognac en een sigaar in mijn zetel te zitten. Ik zal dan ook blij zijn dat kerstmis voorbij is. Ik heb er wel lessen uitgetrokken. Zo heb ik het genoegen van een goede fysiek te hebben leren ervaren. Maar die inspanningen kan ik echt niet blijven opbrengen. Na het lopen voel ik me b.v. heel fris, maar tijdens het lopen voel ik me helemaal niet goed.
— In welke gewichtsklasse val je ?
I.H.: Ik zal waarschijnlijk 72 of 73 kg wegen, dat is dus middengewicht, de gevaarlijkste klasse eigenlijk. Mijn tegenstander Kurt Van Neste is dan ook heel wat beter dan ikzelf, naar men mij zegt. Het is een jonge coming man. Een fijne stilist, geen mepper, dat is natuurlijk een bewuste keuze. Graatmager, dus groter dan mij, aangezien hij hetzelfde weegt.
— Aangezien het dezelfde jury is die de andere kampen (waaronder profkampen) moet beoordelen, bestaat die dus uit officiële vertegenwoordigers van de boksbonden. Daar ben je nu niet bepaald met open armen ontvangen. Je hebt slechts in laatste instantie een vergunning van de Luikse afdeling gekregen. Denk je dat dit een rol gaat spelen bij de jurering ?
I.H. : Neenee, wat echter wel een rol speelt dat is dat diejongen voor z’n eigen publiek bokst. Oorspronkelijk wilde ik tegen een Nederlander boksen, want dan had ik het publiek wel totaal voor mij gehad, vermoed ik.
— Na dit interview gaan toch vanuit alle hoeken des lands Ivan Heylen-fans toestromen ?
I.H. (lacht): Uiteraard ! Bovendien kom ik reeds een vijftal jaren naar de bokswedstrijden in lzegem, ze kennen mij daar dus. Het zal dus wel een eerlijke beslissing worden.
— Maar wat als het tegenslaat, als men b.v. je tanden uitslaat ? Foe foet dat dan in « Famen Foemen » ?
I.H.: Ik moet u ontgoochelen want een tandarts uit Zeveneken heeft een speciaal mondstuk ontworpen dat het absoluut onmogelijk maakt dat er tanden zouden worden uitgeklopt. Het zit zelfs zo muurvast dat je haast niet K.O. kan bij een tik op de kin. Daarbij, schrik heb ik niet. Mensen die op kerstdag gaan skiën hebben meer kans om een been te breken dan ik. Boksen is geen moordpartij, hé, het is eerder een dynamisch schaakspel.
Hopelijk ga je dan niet « schaakmat », Ivan. Veel succes, maar evenzeer ook voor je tegenstander die alweer Kurt heet.
Nog voor de hierboven beschreven boksmatch kan doorgaan, is Ivan Heylen — en met hem dit interview — k.o. gegaan. De Luikse afdeling van de Boksbond besliste immers op het laatste nippertje de vergunning van Heylen in te trekken. Voor de gezondheid van Ivan misschien wel een wijze beslissing, voor de nauwgezetheid van dit blad pijnlijk want nu leest u hierboven een interview over een boksmatch die blijkbaar nooit zal doorgaan… Volgend jaar beter… (naschrift van Lode De Pooter)
Referentie
Jan Draad, Ivan Heylen aan het lijntje, De Rode Vaan nr.52 van 1984
Ik heb met Ivan Heylen samengewerkt in 1973 bij Union Carbide in Zwijndrecht. Hij was daar laborant en ik werkte daar ook als laborant voor een interimkantoor. Hij had juist een hit gescoord met “De werkmens”. Hij zei me toen dat hij nog een grotere hit in voorbereiding had, “De wilde boerendochter”, en ’t was nog waar ook. Ik vond hem wel een “blagueur” (is dat correct geschreven?). Zo niet, “een stoefer”.
LikeLike