Het is vandaag 130 jaar geleden dat het proces is begonnen dat de Ierse schrijver Oscar Wilde uiteindelijk ten val zou brengen en hem na een gevangenisstraf zelfs vroegtijdig de dood zou injagen. Ik moet trouwens al onmiddellijk beginnen met mijn titel “begin van het proces tegen Oscar Wilde” te relativeren.
Het was immers Oscar Wilde zelf die het vuur aan de lont had gestoken door de markies van Queensberry een proces aan te doen voor laster nadat deze hem ervan had beschuldigd homoseksuele betrekkingen te hebben met zijn zoon. On this day legt uit hoe het dan verder ging: “Op advies van zijn advocaten had Wilde zojuist een strafzaak wegens smaad ingetrokken tegen de markies van Queensberry, die hem publiekelijk had beschuldigd van sodomie – een ernstig strafbaar feit. Queensberry’s advocaat had gezegd dat hij van plan was een stoet jonge mannen met wie Wilde seksuele contacten had gehad, naar de getuigenbank te roepen. Nadat Wilde de zaak had geseponeerd, stuurde de advocaat kopieën van de verklaringen van deze jonge mannen naar de hoofdofficier van justitie. Als gevolg hiervan verscheen een inspecteur van Scotland Yard voor magistraat John Bridge om een arrestatiebevel tegen Wilde aan te vragen. Bridge verdaagde de zitting met anderhalf uur, kennelijk om Wilde de tijd te geven om met de laatste trein naar het vasteland uit Engeland te ontsnappen, zoals de vrienden van de toneelschrijver hadden aangedrongen. Maar Wilde kon geen besluit nemen en wachtte uiteindelijk te lang.“
Het dient wel gezegd dat Queensberry zich eigenlijk niet om zijn zoon bekommerde. Hij was gescheiden en Alfred Douglas (Bosie zoals Wilde hem noemde) was bij zijn moeder gebleven, die soms nog door zijn vader (eigenlijk een liederlijk figuur) werd lastiggevallen. Queensberry verkeerde in sportieve milieus (herinner u dat hij ook diegene is die de regels voor een boksmatch vastlegde), terwijl Bosie als homo natuurlijk meer “artistiek” was aangelegd. Bosie had dan ook een hekel aan hem, zelfs los van de problemen die hij heeft veroorzaakt wat Wilde betreft. Op basis van “De profundis”, de lange brief die Wilde schreef in de gevangenis in Reading, wordt Douglas verweten eigenlijk niet te geven om Wilde (deze versie vindt men ook terug in de film met Stephen Fry), maar volgens anderen gaat het hier om een enorm misverstand dat door Bosie’s rivaal, Robert Ross, handig werd uitgebuit (Bosie mocht Wilde namelijk niet bezoeken en dat is juist wat deze laatste hem het meeste verwijt). Later is Bosie overigens met een dichteres getrouwd.
Na zijn vrijlating ging Wilde (onder de naam Sebastian Melmoth) in Dieppe wonen, van waaruit hij bij mooi weer de Britse kust kon zien liggen. In de gevangenis was de chronische oorontsteking waarvan hij altijd al last had gehad en waarvan hij vreesde dat hij er doof en krankzinnig door zou worden, zeer verslecht. Uiteindelijk zou hij er ook aan sterven. Maar niet onmiddellijk. En zo maakte hij nog een periode van bittere armoede door. Door het verblijf in de gevangenis uiteraard – men mag dit niet echt als een soort van concentratiekamp voorstellen (*), hij had wel degelijk een paar “goede” bewakers, maar wellicht dienden die wel te worden omgekocht en natuurlijk kwam er aan de andere kant geen geld binnen – maar anders zou hij door zijn verhouding met Bosie ook failliet gegaan zijn. Alhoewel deze van zijn ouders een riante toelage kreeg van 250 pond, werkte hij zich steeds in de schulden, vooral door zijn speelzucht. En dan moest Wilde geld ophoesten natuurlijk. Maar Wilde bekloeg zich er vooral over dat Bosie zoveel aandacht opeiste dat hij nauwelijks nog aan werken (schrijven dus) toekwam. En zonder schrijven kwam er ook geen geld binnen natuurlijk.
In Dieppe kreeg Wilde nog een toelage van zijn vrouw Constance, maar toen hij zich met Bosie had verzoend en ze samen in Napels gingen wonen, stopte ze hiermee. Uiteindelijk zou Wilde opnieuw met Bosie breken en zich in Parijs vestigen. A.S.Byatt geeft in “The children’s book” (p.271) een hallucinante beschrijving van hoe hij er toen uitzag. Het was zelfs zo erg dat men zou kunnen stellen dat het goed was dat hij korte tijd later (30/11/1900) overleed. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet op Père Lachaise.
Daarmee was de hele historie echter nog niet afgelopen, want nog in 1918, toen de afloop van de Eerste Wereldoorlog nog helemaal niet zeker was, schreef het Lagerhuislid Pemberton-Billing de slechte moraal bij de troepen (denk aan de haast willekeurige executies wegens “desertie”) toe aan “pacifistische homofielen” die elkaar zouden ontmoeten tijdens voorstellingen van “Salomé”.
Dat was ook een nevenaspect van de inspanningen van Robert Ross om de literaire erfenis van Wilde levendig te houden. Zo had hij in 1918 het “verzameld werk” gepubliceerd, zij het met een “ingekorte” versie van “De profundis” om de verwijzingen naar het proces zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Tevergeefs dus.
Ronny De Schepper
(*) Volgens On this day wél: “Wildes zware werk bestond onder meer uit het betreden van een gigantische tredmolen, een apparaat waarop gevangenen naast elkaar liepen, gescheiden door verticale tussenschotten, meestal acht uur lang. Onvermijdelijk bezweken hun benen onder deze saaie ellende en vielen de gevangenen, wat leidde tot een hogere straf voor het opgeven van hun taak. Ook moesten oude touwen uit elkaar worden gehaald om er eikenhout uit te halen, een vezel die gebruikt wordt in de scheepsbouw. Het moeizaam met de hand uit elkaar halen van gebruikt touw veroorzaakte permanente vlekken op de vingers en bloedingen, en veroorzaakte peesontstekingen en zenuwbeschadigingen. Deze taken moesten in stilte worden uitgevoerd. Communicatie tussen gevangenen was niet toegestaan – niet tijdens de maaltijden, niet tijdens de oefeningen (waarbij ze in cirkels liepen met maskers op) en niet na het uitgaan van de lichten.“