De Naamse acteur Benoit Poelvoorde viert vandaag zijn 55ste verjaardag…
Hij raakte op zeventienjarige leeftijd in de ban van het theater; in zijn toneelspel viel hij op door zijn a-typische vertolkingen. Bestemd voor een carrière als tekenaar, blonk hij ook uit in de fotografie. Gedurende zijn studies sloot hij vriendschap met Rémy Belvaux en André Bonzel; met beide bracht hij de korte film “Pas de C4 pour Daniel-Daniel” tot stand.
Vier jaren later, in 1992, keerde het trio terug met een succesproductie, de lange film “C’est arrivé près de chez vous”. Poelvoorde was co-regisseur en speelde zelf de hoofdrol. Deze cynische en ‘zwarte film’, met weinig middelen gemaakt, werd al snel een cultfilm. Hij kreeg zelfs de Cavensprijs van de Belgische filmcritici vóór “Daens”, wat o.a. Maggy De Pooter terecht boos maakte. “C’est arrivé” kreeg eveneens de Caméra d’Or voor de beste debuutfilm in Cannes en werd ook genomineerd voor de Félix van de jonge Europese film van het jaar. Kortom, het was een hele sensatie in Frankrijk, maar het deed me plezier dat alleen de goeie ouwe “L’Humanité” zich hiertegen verzette. Allé, en “Le Monde” ook.
Vervolgens trad Poelvoorde op in het theater waar hij in “Modèle déposé” van Bruno Belvaux, broer van Rémy, speelde. Daarna ging hij voor de tv werken met twee humoristische projecten: “Jamais au grand jamais” (sketchserie, uitgezonden in 1996) en “Carnets de monsieur Manatane”.
Vanaf 1997 kreeg hij succes bij het grote publiek dankzij o.a. zijn rol in “Les randonneurs” van Philippe Harel. “Les randonneurs is a comedy about a group of 5 thirtyish people (lovers or ex-lovers, as it is fashionable in the latest trend of French comedies) hiking their way in the (not so) wild Corsica to meet their own self. This is more City slickers than Deliverance, though, so don’t expect anything more dangerous than a hungry wild boar. It’s typically the kind of movie which is held together by its actors, led by Man bite dog’s serial killer Benoit Poelvoorde, here the would-be charismatic leader of the group, actually a self-important, but pathetic, idiot. Also noticeable is Karin Viard, who is doing a great job as the temperamental whiner of the group. Of course, the movies’ situations and characters are even more enjoyable if you’ve been on hiking trips yourself, because you’re likely to recognize them.” (Gilles Tran op de Internet Movie Database)
Het leuke aan “Le vélo de Ghislain Lambert”, een andere film van Philippe Harel, maar dan uit 2001, is dat een aantal ware anekdoten er naadloos in worden verwerkt, zoals de praktijken van Marc Zeepcentrale; Pierre Brambilla die z’n fiets in z’n tuin begraaft; Jean Robic die met een hamer op z’n hoofd klopt; het jachtongeval van Gilbert Duclos-Lassalle en, wellicht het dichtst op de huid van de titelfiguur zittend, de “stunt” van Emile Bodart in Bordeaux-Parijs (*). Minder leuk is dat deze film wellicht zeer waarheidsgetrouw is wat het leven van “les petits coureurs” betreft (niet voor niets was Pierre Tosi “conseiller technique”; er is zelfs een rolletje weggelegd voor Koen De Koker!). Eigenlijk is dit een uitwerking in een fictiefilm van het thema dat het onderwerp is van de documentaire “Dossard” (1986) van Alain Marcoen, waarbij deze zich concentreerde op de “petit coureur” Guy Janiszewski.
In 2002 werd Poelvoorde de Jean Gabinprijs toegekend. Dat zal dan wel niet voor “Boulet” van Alain Berbérian, ook al vormt Benoit Poelvoorde in deze actiekomedie een redelijk geslaagd duo à la Pierre Richard/Gérard Depardieu met Gérard Lanvin.
In 2004 was Benoit Poelvoorde lid van de jury van het filmfestival van Cannes, voorgezeten door de bekende Amerikaanse acteur en regisseur Quentin Tarantino die verklaarde dat hij gefascineerd was door de film “C’est arrivé près de chez vous”. Zelf was hij te zien in “Podium” van Yann Moix, een intelligente komedie, waarin Benoît Poelvoorde een zekere Bernard Frédéric speelt, een saaie bankbediende, die echter opleeft als hij in het weekend kan schitteren als tribute-act van Claude François.
Een vergelijkbare rol speelt hij een jaar later in “Du jour au lendemain” van Philippe Le Guay. Ook hierin is hij immers een kleurloze bankbediende, die van de ene dag op de andere (du jour au lendemain) van een loser verandert in een succesnummer. Alhoewel er geen pasklare verklaring voor wordt gegeven, zijn de veranderingen toch aanvaardbaar, zodat je met belangstelling uitkijkt naar het vervolg van de film. Helaas gaat het dan helemaal de verkeerde richting uit. Het personage van Poelvoorde blijkt de weelde niet te kunnen dragen en wil terug naar zijn staat van kleurloosheid. Toch zal hij als kleurloos figuur erin slagen zijn echtgenote (Constance Dollé) te herwinnen, die hem juist had verlaten wegens zijn kleurloosheid, maar op haar beslissing was teruggekomen in zijn manische periode. Totaal onlogisch dus en het bewijs dat scenarist en regisseur tegen die tijd volledig de pedalen kwijt waren.
Toen in 2005 de verkiezing van De Grootste Belg werd georganiseerd, eindigde Poelvoorde op nr. 7 in de Waalse lijst. In de Vlaamse versie eindigde hij echter pas op nr. 400, ver buiten de officiële nominatielijst. En dat zal er zeker en vast niet beter op worden door “Du jour au lendemain” van Philippe Le Guay uit 2006. Het eerste en tweede bedrijf, als ik die toneeltermen mag gebruiken, vallen nog mee omdat ze de titel illustreren. Poelvoorde speelt een typische loser die in alles tegenslag heeft, gaande van kleinigheden zoals problemen met zijn koffiezetapparaat tot belangrijke aangelegenheden als zijn vrouw die hem bedriegt of zijn baas die op zijn kap zit. En dan, van de ene dag op de andere, wordt alles anders. Er is geen overkoepelende verklaring voor, maar elk onderdeel apart heeft wel een reden die de ommekeer aanvaardbaar maakt. Maar dan gaat het mis. Poelvoorde wordt door het geluk overmand en zou liever hebben dat alles zoals vroeger was. Vanaf dan gaat hij zich onuitstaanbaar gedragen, in de hoop dat dan zijn vroegere ik terugkeert. Maar in eerste instantie houdt het niet op, integendeel zelfs. Dan gaat hij helemààl uit de bol en wordt hij opgenomen in een gesticht voor geesteszieken. Alhoewel ik nu al heel veel heb verklapt (90% van de film), blijft er nog wel de afloop over en hiervan kan ik ook reeds zeggen dat die ongeloofwaardig is.
Ook “Les deux mondes”, de zelfverklaarde komedie van Daniel Cohen uit 2007, is een tegenvaller. Daarin speelt Poelvoorde een onhandige en verlegen restaurateur, wiens leven overhoop wordt gehaald enerzijds door het feit dat zijn vrouw hem verlaat en anderzijds doordat hij in een parallel universum wordt “gezogen”. Daar wordt hij wel als een soort messias aanzien en daardoor krijgt hij meer zelfbewustzijn, wat hem ook in het “normale” leven van pas komt. Oorspronkelijk kan men zien dat de verglijdingen van het ene universum in het andere totaal willekeurig zijn, maar later geeft men de indruk dat hij dit onder controle heeft. Alleszins loopt de film zeer mank wat dit betreft. Maar ook de uitkomst (zijn vrouw keert naar hem terug, hij vraagt bedenktijd, maar uiteindelijk kiezen ze toch terug voor elkaar en hun kinderen) is zeer kunstmatig.
In 2009 is Poelvoorde schitterend als ambivalente minnaar van de jonge Coco Chanel (Audrey Tautou) in “Coco avant Chanel” van Anne Fontaine. Idem dito een jaar later in Les Émotifs anonymes, un film franco–belge réalisé par Jean-Pierre Améris. Angélique Delange (Isabelle Carré) est une chocolatière talentueuse, mais aussi une grande émotive, qui perd tous ses moyens dès qu’elle devient le centre des attentions. Pendant sept ans, elle a été maître chocolatier de Mercier, œuvrant dans l’ombre derrière l’identité fictive d’un ermite anonyme. À la mort de Mercier, sa recherche d’un nouvel emploi lui fait répondre à l’annonce de Jean-René Van den Hugde (Poelvoorde), patron d’une fabrique de chocolat au bord de la faillite. Leur passion commune pour le chocolat les rapproche rapidement et ils tombent amoureux, mais leur timidité maladive les empêche de se l’avouer. En effet, Jean-René est également un grand émotif, qui consulte un psychologue, alors qu’Angélique rencontre un groupe d’émotifs anonymes. Leur relation semble difficile, voire compromise, alors qu’ils ont tout pour réussir ensemble.
Een jaar later echter speelt Poelvoorde dan het soort klootzak dat hem beroemd maakte (genre “C’est arrivé…”) in “Mon pire cauchemar”, opnieuw van Anne Fontaine. Dat deze domme oerkracht een helende werking heeft op een koppel intellectuelen, is nog aannemelijk wat de man (André Dussolier) betreft, maar dat een weliswaar onuitstaanbare, maar intelligente vrouw als Isabelle Huppert uiteindelijk valt voor deze domme kloot, die eigenlijk ook nog een halve gangster is, is teveel gevraagd van de suspension of disbelief!
En twee jaar later wordt het nog erger in “Une histoire d’amour”, the first film directed by Hélène Filières, the female Corsican gang leader of the TV mini series “Mafiosa”. En toch is deze film inspired from actual events: the offbeat death of a famous banker, Edouard Stern, killed by his mistress with whom he had a sadomasochistic relationship.
Tot mijn stomme verbazing schrijft een zekere Diana Greve op de Internet Movie Database: “This movie could almost be an advertisement for the benefits of S&M. Almost.” Maar zelfs die tweede, relativerende, almost is er voor mij nog te veel aan. Integendeel, beoefenaars van bdsm zullen eerder beledigd zijn door het beeld dat hier van hen wordt geschetst. Het is weer het typische gepsychologiseer dat moet “bewijzen” hoe de hoofdrolspelers tot bdsm zijn gekomen: the lead male character (there are no names given) is angry, very angry and misanthropic. He cannot contain his disgust for humanity anywhere, or with anyone. The guy is seriously fucked up, and claims to have killed his father (who knows?). Despite his enormous wealth and political connections, he is a little boy, lost in the confusing world of adult relationships.
En Diana gaat verder: “At least two of the bondage/sex scenes are well done, and reveal a certain understanding of such practises. And, to be fair, Laetitia Casta looks real good in the latex, and mostly convincing as the reluctant dominatrix.” Ene Rowmorg treedt haar hierin bij: “She’s actually a major bitch and not likable at all, but she’s watchable, all right, and even if we never see the leading lady’s fine-looking breasts, the scene where we glimpse her buttocks is particular, but all too brief.” Als dit in feite de kern van de recensie is, dan weet je het wel, zeker?
Datzelfde jaar speelde Benoît Poelvoorde nog in “Le grand méchant loup”, geschreven en geregisseerd door Nicolas Charlet en Bruno Lavaine. Zoals de titel al aangeeft, gaat de film over de drie biggetjes. Niet letterlijk natuurlijk, maar over drie broers die zich zo niet als biggetjes dan toch als regelrechte varkens gedragen. Maar het wordt allemaal op een speelse manier gebracht zodat “biggetjes” toch een betere typering is dan “varkens”. Desondanks gedraagt geen enkele van de drie broers zich echt als “un homme responsable”. Samengevat zou men kunnen stellen “een echte vrouwenfilm”, alleen… er komt bij de makers geen vrouw aan te pas!
Zoals Guy Bellinger schrijft op de Internet Movie Database: “What is the point of a remake of Les 3 p’tits cochons, a Canadian film maybe, but spoken in the same language (French) and to do it only six years after it was released. Isn’t that called laziness? Or lack of inspiration? As for the potentialities of the situation (three immature brothers in their forties supposed to question themselves while their mother is dying), don’t even think about them. Yes, their mother’s death agony drives the three brothers to change their lives. But what is the result of their quest ? Well, here it goes: life is short, so while it is still time, let’s… get laid…, get laid…, get laid…! Obviously Nicolas & Bruno’s have no ambition to live up to Bergman or Dreyer but they do not manage to raise much laughs either.”
Helemaal niet grappig bedoeld was “Une place sur la terre” van Fabienne Godet in 2013. Hierin speelt Poelvoorde een aan lager wal geraakte fotograaf die zichzelf heruitvindt dankzij de liefde voor zijn suïcidale buurmeisje (Ariane Labed).
On Wednesday January the 7th, 2015, the very same day the Charlie Hebdo magazine slaughter occurred in Paris, the movie “La rançon de la gloire” by Xavier Beauvois was released in France. A movie speaking of… Charlie Chaplin. Sad coincidence. It’s the true tale of two petty fiends (Benoît Poelvoorde and Roschdy Zem) who decide to steal the Charlie Chaplin’s coffin in order to get a ransom. A mix up of comedy and drama and just because of that (being a mix) it’s not really succesful in either of the genres. Furthermore, it’s surprising that some members of the Chaplin family (Chaplin’s great looking grand daughter Dolores playing Chaplin’s daughter e.g.) are supporting this movie. Maybe because after all the film is a great homage to a great actor.
Datzelfde jaar speelde Poelvoorde een (overigens onuitstaanbare) God in “Le tout nouveau testament” van Jaco Van Dormael en een rijke zonderling die op zoek is naar een familie in het flauwe “Une famille à louer” van Jean-Pierre Améris. Poelvoorde retrouve ici le même type de personnage que celui qu’il interprétait aux côtés d’Isabelle Carré dans “Les Émotifs Anonymes”. De même Lucie et Auguste, les enfants de Violette (une éblouissante Virginie Efira), présentent les mêmes caractéristiques : Auguste (Calixte Broisin-Doutaz) est un enfant docile et curieux, quand Lucie (Pauline Serieys) est une adolescente rebelle, se disputant quotidiennement avec sa mère.
Blijkbaar zat hij een beetje vast in dat soort rollen want in 2017 speelt hij in “7 jours pas plus” van Hector Caballo Reyes een agressieve zonderling. Met zijn sparen van gruwelijke krantenknipsels lijkt hij een beetje op een agressievere versie van de man uit Boontjes “Menuet”. En als hij dan ongewild met een verdwaalde Indiër opgescheept zit, dan denk je weer aan die andere cynicus, Willem Elsschot, met zijn drie Pakistanen in “Het Dwaallicht”.
In 2018 speelt hij een atypisch rolletje in een ensemblefilm “Le grand bain” van Gilles Lellouche over een bende losers die het tot wereldkampioen synchroon zwemmen voor mannen brengen. Deze gunstige afloop is helaas voorspelbaar, maar gelukkig bevat de film zelf onderweg nog genoeg verrassingen om te blijven behagen.
Datzelfde jaar keert hij terug naar zijn vroegere werk (“Ghislain Lambert” b.v.) met “Raoul Taburin” van Pierre Godeau, soms ook wel als “Raoul Taburin a un secret” geafficheerd. En wat mag dat geheim dan wel zijn? Wel, dat hij als fietsenmaker nochtans niet in staat is om zelf op een fiets te rijden. Niks om van achterover te vallen dus. Het is dan ook een luchtig, poëtisch filmpje over zijn en schijnen.
Ook in 2019 zet hij in “Venise n’est pas en Italie” van Ivan Calbérac een typisch Poelvoorde-typetje neer. Buiten het feit dat hij wel erg is verdikt, valt er dan verder ook niet veel over te zeggen. C’est l’adaptation par Ivan Calbérac de son roman éponyme, sorti en 2015 et le titre du film reprend le titre d’une chanson interprétée par Serge Reggiani et écrite par Claude Lemesle et Christian Piget en 1977.
Ronny De Schepper
(*) Een andere “petit coureur”, Pierre Dewailly (1967-2000) uit Doornik, speelt een bijrolletje in ‘Le Velo de Ghislain Lambert’. Een jaar later reed hij zich met de auto dood op de plaats waar hij zijn eerste zege boekte bij de liefhebbers (Froidmont).