Het is al dertig jaar geleden dat Fredje De Bruyne is overleden. Ik heb hem eenmaal geïnterviewd, dat was bij het begin van 1981. Het interview vond plaats dankzij de tussenkomst van José De Cauwer die dat jaar debuteerde als assistent-sportdirecteur bij Fred, die zelf toen zijn derde jaar inging als sportdirecteur, deze keer bij Daf Trucks. Het interview had trouwens plaats in de Antwerpse vestiging van de sponsor en bovenstaande foto werd genomen door een medewerker van de firma. (*)

92 fred de bruyne

Fred De Bruyne voorstellen is zeker een overbodige zaak. Iedereen kent deze briljante wielrenner (tot tweemaal toe winnaar van de Desgrange-Colombo, een soort voorloper van de Super-Prestige of de Wereldbeker), al was het maar van het televisiescherm waar hij gedurende jaren de kijker vertrouwd maakte met termen als voetriempjes aanhalen (waar is de tijd! RDS), zakken leegmaken en uit de wind zetten. Toen Fred in ietwat troebele omstandigheden aan de deur werd gezet (even in herinnering brengen: hij werd verplicht ook andere sporten te brengen en toen hij dat dan eenmaal deed, kreeg hij te horen dat het niet goed was, RDS), dook hij terug op in de wielerpelotons, deze keer als sportdirecteur. Na een eerder ongelukkig debuut bij Flandria, leidt hij sedert 1979 de bij uitstek jonge ploeg van Daf Trucks leiden.
In 1981 krijgt hij hiervoor de assistentie van José De Cauwer. Oorspronkelijk aangeworven als renner in dienst van de nieuwe kopman Hennie Kuiper, zullen de rollen uiteindelijk omgekeerd worden en zal José aan het stuur van de tweede wagen plaatsnemen als adjunct-sportdirecteur. Ook De Cauwer moeten wij niet meer voorstellen want vóór en nà de Tour 1977 hadden wij in De Rode Vaan een uitvoerig gesprek met hem.
We moeten hier wel onmiddellijk aan toevoegen dat Hennie Kuiper niet de enige kopman en aanwinst is voor de ploeg, ook Roger De Vlaeminck werd ingehuurd. Omdat de capaciteiten van deze beide renners duidelijk op een verschillend terrein liggen (resp. het rondewerk en de klassiekers), wierp ik Fred onmiddellijk voor de voeten dat deze aanwervingspolitiek toch niet mocht worden gezien in het licht van een terugkeer naar het twee-kopmannen-systeem dat in 1978 zo katastrofaal is afgelopen en dan nog wel vooral voor Roger De Vlaeminck zelf (hij moest de overwinning in Parijs-Roubaix aan “medekopman” Francesco Moser laten, RDS). Ook Fred moet toch immers zijn buik vol hebben van de historie met Maertens-Pollentier-Demeyer?

Fred De Bruyne: Je hebt zelf het antwoord al gegeven: ze liggen helemaal uit mekaar. Roger De Vlaeminck is méér klassiek renner dan Hennie Kuiper. En dat mag worden gezegd, wat al een hele verbetering is, want vroeger kon ik dat niet zeggen, want dan was de ene al jaloers op de andere. Bijgevolg heeft Hennie Kuiper minder verantwoordelijkheid en kan dus beter de kaart De Vlaeminck helpen uitspelen. Anderzijds is de afspraak met De Vlaeminck zeer duidelijk geweest. Ik heb gezegd: Roger, voor de Tour de France héb ik al een ploeg. Daar moet je dus niet van wakker liggen. (Pauze) Pas op, dat wil nog niet zeggen dat hij niet meegaat, hé! Want het is toch wel een eigenaardig type, onze Roger. Zo zegt hij me zelf, heel spontaan: “Als Kuiper mij in de klassiekers kan helpen dan zou ik hem misschien kunnen helpen tot in Zolder.” (voor alle duidelijkheid: Roger De Vlaeminck heeft dat jaar de Tour niet gereden. Kuiper werd pas 30ste op bijna een uur van winnaar Bernard Hinault.) Roger De Vlaeminck heeft ook gevraagd om de Ronde van Zwitserland te mogen rijden…
– Tussen haakjes, wordt het zijn laatste seizoen?
José De Cauwer:
Als je hem nù hoort praten, zeker niet!
F.D.B.: Hij heeft mij gisteren nog gebeld. Hij zegt: “Heb je gelezen wie er Milaan-San Remo gaat winnen?”
J.D.C.: Wie gaat er winnen misschien?
F.D.B.: Heb je ’t niet gelezen? Freddy Maertens! Lomme Driessens heeft de winnaar van Milaan-San Remo 1981 voorgesteld. Hij gaat hem weer doen winnen. Hij gaat hem weer aan de top brengen. Hij gat weer dit en hij gaat weer dat. En Roger (die toen pas gebroken had met Driessens bij Boule d’Or, RDS) leest dat en zegt: “Als ze nog wat meer op mijn tenen gaan tarten, gaan ze wat voor hebben!” (lacht) Dat is niet mogelijk, hé, dat Freddy Maertens terugkomt! Ik wil over Freddy niet veel meer zeggen, maar als die weer komt, dan kan ik ook nog opnieuw beginnen en ik ben 50 jaar. (Tegen José) Dat is toch waar? Dan moet gij toch ook niet ophouden met koersen?
J.D.C.: Ik vraag me nu al af of ik wel de juiste beslissing heb genomen. Gij hebt me een mooie loer gedraaid, gij! (Ze lachen. Maar ze zullen niet blijven lachen. Inderdaad, Freddy Maertens heeft Milaan-San Remo niet gewonnen – die was voor Fons De Wolf, vóór Roger De Vlaeminck… – maar op het einde van het seizoen is hij wel wereldkampioen geworden!)

21 fred de bruyne

F.D.B.: Maar goed, toen ik, omgekeerd, De Vlaeminck heb aangeworven, heb ik naar Kuiper gebeld met de vraag: “Wat denk je ervan?” “Ongelooflijk,” antwoordde hij.
– Ik neem je op je woord. Inderdaad, “ongelooflijk”. Ik kan mij immers pertinent negatieve uitspraken van Kuiper over De Vlaeminck herinneren. Misschien kan José daar iets meer over vertellen. Hij heeft tenslotte jaren met Hennie de kamer gedeeld.
J.D.C.:
Er is reeds vroeger sprake geweest van samen te rijden bij een andere ploeg. Dat was zo maar een opwelling. Dan ga je je echter onvermijdelijk de vraag stellen: zou dat wel kunnen? Den dan kom je tot de conclusie: eigenlijk wel, waarom niet? Vanaf dat moment kom je automatisch meer in contact met elkaar, men praat meer samen, men lacht, kortom stilaan groeit de overtuiging dat het ideaal zou zijn. Klassiekers b.v., allemaal goed en wel, Roger De Vlaeminck gaat in een uitgelezen positie naar de meet komen, maar als Kuiper ooit een klassieker zal winnen, zal het ook nu zijn. Niet contra De Vlaeminck, zeker niet. Dat mag je van Kuiper nooit verwachten en dat verwacht ik van Roger ook niet, zeker niet met iemand als Kuiper tegenover hem, want voor een goed huwelijk moet je altijd een zachte en een strenge hebben. Ze zijn alletwee niet slecht, maar ze hebben wel een heel ander karakter. Dat komt dus goed bijeen. Terug naar die klassiekers: als Kuiper gaat, heb je twee kansen, of je lààt hem gaan, of je gaat hem halen maar in je wiel neem je De Vlaeminck mee, die je te grazen neemt op de meet. Dat is nu natuurlijk wel geredeneerd in functie van een dominantie tot en mét, maar het zou kunnen.
F.D.B.: Vooral, je mag niet vergeten, we hebben nóg coureurs, hé! Een William Tackaert, een René Martens, iemand waarover weinig wordt gesproken maar die een gat van twee minuten kan dichtrijden (René Martens zou in 1982 de Ronde van Vlaanderen winnen, in 1981 is het echter de beurt aan… Hennie Kuiper!) Trouwens ook in de cols: Guy Nulens, Hendrik De Vos, die reden vorig jaar mee van voren. Voor wie? Voor wat? Nù zullen ze weten waarom!
– Over die “anderen” gesproken… Als we de Flandria-periode buiten beschouwing laten, heb je eigenlijk steeds gewerkt aan een trage, gestadige uitbouw van een jonge ploeg. Nu komen daar twee vreemde luizen binnen, zou ik bijna zeggen. Hoe kadert dat dan in je eigen politiek?

23 fred de bruyne

F.D.B.: Als wij bij Daf begonnen zijn, was het eerst zeer bescheiden, met jonge coureurs, gloednieuw, leren, aanpassen, noem maar op. Maar dan wist ik goed dat, als we later willen gaan doorspelen op een hoger niveau, het al zou moeten lukken dat er één bij was die onmiddellijk dat niveau zou bereiken. Aan die ploeg diende dus te worden geschaafd: er moesten er uit, er moesten er bij. Maar het derde jaar moet je toch in een hogere afdeling gaan spelen. Ik heb het al vaak vergeleken met school lopen: lagere school, middelbaar, hoger onderwijs. De leerkrachten in die respectievelijke instellingen zijn niet dezelfde. Dat wil zeggen als wij nu op een hoger niveau, ik zou bijna zeggen op universitair niveau, aan wielrennen willen gaan doen, dan moeten er ook mensen bij zijn die op dat niveau nog kunnen meespreken en demonstreren hoe het moet. Ik geloof dan ook dat het voor heel onze ploeg en vooral voor de jongeren een zeer gunstige wending is. Uit gesprekken met hen blijkt zeer duidelijk dat ze nu pas beginnen te beseffen dat ze écht renner zijn, een soort bewijs dat ze geslaagd zijn in een ingangsexamen naar hogerop. We zijn dus eigenlijk niet van ons oorspronkelijk idee afgestapt, maar wij hebben de jongeren de kans gegeven zich op te werken. En zij moeten het nu gaan waarmaken, want we kunnen ons niet veroorloven een kweekschool te blijven. Dan zouden we ze immers steeds afleveren na twee, drie jaar en dan zouden andere ploegen er de vruchten van dragen.
– Verandert dan de functie van een Schepers, een Tackaert, binnen de ploeg?
F.D.B.:
Bij Tackaert ligt dat misschien iets anders omdat hij een typische spurter is.
– De Vlaeminck ook…
F.D.B.:
Ja, maar dit gaat voor William juist een voordeel betekenen. Als hij samen met De Vlaeminck vooruit is, kunnen wij immers twee kaarten uitspelen. Het geval van Eddy Schepers met Kuiper ligt echter helemaal anders. Tegen hem heb ik gezegd: kijk, jongen, je hebt al twee jaar je kans gehad, volgend jaar ga je moeten bewijzen dat je op dàt niveau kunt meewerken en meehelpen om je kansen te bewaren om in de ploeg te blijven. Dat heb ik hier in deze kamer tegen hem gezegd. Ik zei: je weet toch dat je aan je laatste jaar bij ons bezig bent, als het is zoals het vorige? En hij heeft geantwoord: daar ben ik mij van bewust. Bij ons is er immers geen plaats meer voor leerlingen, tenzij dan de nieuwe. En we hébben er opnieuw twee: Luc Colijn en Adri Van der Poel. Twee jongskes waarin ik geloof. Maar die moeten een paar jaar kunnen meegaan in het zog van de ploeg. Ook Tackaert moet er dit jaar staan. Dat wil echter natuurlijk niet zeggen dat De Vlaeminck voor hem de spurt moet gaan aantrekken. Zo niet. Hij krijgt nu de kans om in de afwerking van zijn opgroeien naar de top zichzelf te ontwikkelen. Ik vind, in het huidige wielrennen, zoals het nu gaat, is er geen plaats mee voor mannen die zeggen: ik heb een contract, dus wel zullen wel zien. Er is geen plaats meer voor gemakzucht.

25 fred de bruyne

– Anderzijds heb je je steeds afgezet tegen een overladen programma…
F.D.B.:
Juist. Wat voor mij telt, is de periode van de klassiekers tot en met de Ronde van Frankrijk. En dat geldt niet alleen voor ónze ploeg. Ook anderen denken er zo over. Vandaar dat ik de najaarssuccessen van Fons De Wolf en Daniël Willems wel relativeer, zonder ze nu precies ook te kleineren.
– Opmerkelijk is de achteruitgang van de populariteit van de wielersport. Om een concreet voorbeeld te geven: voor de ritaankomsten van de Ronde van Frankrijk lopen de cafés niet meer vol…
F.D.B.:
De tijd van de nationale ploegen is voorbij. Dàt was een vorm van populariteit, maar dat past nu helemaal niet meer in de constructie van het wielrennen anno 1981. Van den andere kant denk ik dat het zou volstaan dat iemand “zich rechtzet”. Want, je weet het, de massa wil iemand verdedigen. Waarom was Raymond Poulidor zo populair? Precies omdat hij altijd de tweede was. In België zitten we natuurlijk in het post-Merckx tijdperk. Met Eddy Merckx leefden we in een hoogconjunctuur. Maar kun jij me zeggen welke Belg in de voorbije Ronde van Frankrijk echt indruk heeft gemaakt?
J.D.C.: Daarentegen in Nederland, daar zijn de criteria nog nooit zo druk bezocht geweest.
F.D.B.: Natuurlijk, want dààr draait het nu op volle toeren met een Zoetemelk, Raas, Kneteman, maar ook Lubberding, Van der Velde, noem maar op. Daarom geef ik je op een briefje dat als er hier in België opnieuw iemand zijn kop boven water steekt, dat de mensen terug zullen gaan kijken.
J.D.C.: En dan renners waar de mensen in geloven. Niet zoals Willems en De Wolf, die worden groot geschreven, groot gemààkt.

25 fred de bruyne

F.D.B.: Dat gebeurt inderdaad veel te veel. En niet dat ik iets heb tegen die renners. Integendeel, ik zeg dat eigenlijk uit liefde voor hen. Ik geef mijn eigen jonge renners nog onder hun voeten. Ik foeter hen uit voor halve gasten, die hun stiel nog moeten leren. Ikzelf won ooit eens drie étappes in de Tour de France. Wel, toen begon ik pas te denken dat er misschien, misschien wel een goed renner in mij zou schuilen. Maar nu wint er één de grote prijs van Scherpenheuvel en hij komt al vragen: hoeveel kan ik méér krijgen? En pas op, hé, ik heb niets tegen coureurs, want ik kan je verzekeren, hier bij ons zitten ze goed. Dat betaalt goed, dan kan José getuigen.
J.D.C.: De coureurs toch… (hilariteit)
F.D.B.:
Da’s juist, maar wij zien ook minder af. Maar ik durf nog altijd tegen een renner zeggen – en hij mag dan al wat gewonnen hebben – je moet nog àlles bewijzen. Want die overwinningen, daar kan geluk mee gemoeid geweest zijn. Denk aan Jo Maas. Die overwinning in Brussel. Hij heeft nooit de revolver kunnen terugvinden waarmee hij toen heeft geschoten. En dan durft hij nog zeggen dat ze op zijn handen trapten, telkens hij die revolver wou nemen… Maar ja, het brengt niet veel op dat ik dat zeg tegen mijn renners, want dan staan er toch altijd andere ploegen klaar om hun hoofd zot te praten. Ik kan zeggen dat ik daar nooit heb aan meegedaan. Ik ben vijftien jaar op televisie geweest en ik heb nooit iemand bewierookt! Zelfs over Merckx durfde ik mijn gedacht zeggen, ook al kreeg ik dan een hoop brieven van supporters op mijn kop.
– Ik wil tot slot precies dààrop nog een terugkomen, namelijk op de relatie tussen het vedettariaat en de populariteit van de wielersport. Ik hoor je graag het voorbeeld aanhalen van Poulidor, van de underdog, maar denk je niet dat het precies de suprematie van Merckx is geweest die in the long run schadelijk was voor het wielrennen? Jijzelf werd toch vaak met het probleem geconfronteerd dat je gedurende één uur enkel Merckx op het scherm zag.
F.D.B.:
Van zijn grote tot zijn kleine teen heb ik hem dan moeten beschrijven. Natuurlijk, daarmee zal hij dus een zeker kwaad hebben gesticht. Maar anderzijds, Merckx gaf waar voor zijn geld. Men noemde hem de kannibaal en dat was juist, het was een beest op zijn velo! Daarom leverde hij ook zo’n grote prestaties. Merckx heeft nooit gezegd: ik heb al genoeg gewonnen. Dat is de sport, hé! Als er zo’n peloton voorbijrijdt tegen dertig per uur… Maar als er afgezien wordt, dan is er weer belangstelling. Dat is zoals op het voetbal: als ze mekaars poten maar afstampen. Sport is toch de uitlaatklep voor de maatschappij? (lacht)

Referentie
Ronny De Schepper, “Geen plaats meer voor gemakzucht”, De Rode Vaan nr.48 van 1980

(*) Verzorger bij deze ploeg was niemand minder dan Willy Voet! “Laatst was ik uitgenodigd in Eindhoven, waar de Daf-ploeg van 25 jaar geleden nog eens bijeenkwam. Ze hadden misschien gedacht dat ik niet zou komen, maar ik ben toch gegaan. De deur zwaait open, ik kom binnen – en het feestgedruis valt stil. José De Cauwer heeft toen het ijs gebroken: ‘Verdomme Willy, goed dat je gekomen bent.’ Met José heb ik altijd goed kunnen opschieten.” (Humo, 2/1/2007)

9 gedachtes over “Fred De Bruyne (1930-1994)

  1. Fredje

    Met het Petje van
    Mercier-BP-Hutchinson,
    zo hing hij bij ons onder de radio.
    Nadat hij in1956
    Milaan San Remo won.

    We luisterden toen nog naar de radio
    die gedurig aan ‘de koers’ uitzond.
    “En de renners moeten nu nog 35km rijden!”
    En toen zong Bobbejaan Schoepen,
    ‘Ik zie zo gere mijn duivenkot.’

    Tijdens de Ronde van Vlaanderen ’57
    supporterden mijn oudere broer en ik
    in Geraardsbergen aan de Oude Steenweg:
    “Alé De Bruyne, alé Fredje, gaas geven ee”
    riep iedereen deze snellocomotief toe.

    En Fredje wist van gas geven, want hij won
    dit keer, en drie keer de Doyenne, ook nog
    drie etappen in de Tour, en nog veel meer!…
    Maar als de kasten volstonden met bekers,
    werd Fred een collega van de radiosprekers.

    Daarna kwam Fred als koersreporter op tv,
    ik herinner mij zijn polo a la Dana Paola,’
    (in feite een Lacoste.)
    Al was toen nog alles in witzwart,
    – Fred De Bruyne
    duidde de koersen weelderig in kleur! –

    Karel De Pelsemaeker

    Geliked door 1 persoon

  2. Ik werkte van 1979 tot1981 samen met Fred als chauffeur van de wielerbus .Hoewel we niet altijd op 1 lijn zaten zei Fred toch eens ” je bent mijn rechterhand ,, Het was een mooie tijd met hem.
    Ik zal vandaag op de grote prijs bij de inhuldiging aanwezig zijn.

    Geliked door 1 persoon

    1. Ik was de chauffeur van de rennersbus van Daf Trucks gedurende 3 jaar. Fred was mijn baas en sportdirecteur.
      Ik heb twee jaar geleden zijn graf bezocht in Zuid-Frankrijk.
      Mooie herinneringen aan die tijd.

      Geliked door 1 persoon

  3. In juli bezocht ik het graf van Fred in Seillans. Graag had ik vernomen of zijn vrouw Lidy nog in leven is en waar ze momenteel verblijft. Tijdens mijn bezoek aan Seillans sprak ik met mensen die hem daar gekend hebben en zij beweren dat zijn huis is verkocht en Lidy in België zou verblijven. Is dat correct? Dank voor een antwoordje.

    Geliked door 1 persoon

    1. Ik was de chauffeur van de rennersbus gedurende 3 jaar. Ik heb in seillan geweest in 2016. De plaatselijke bewoners hebben toen niets over de eventuele dood van Li gezegd. Maar zijn zoon peter moet toch kunnen antwoorden op uw vragen. Onlangs had ik nog een gesprek met decouwer maar hij heeft daar ook niets over gezegt..
      In 2017 heb ik foto’s opgevraagd van mijn periode bij DAF. Maar met weinig succes. Ik heb toen mijn interesse een beetje verloren. Moest u nog info nodig hebben wil ik ze graag doormailen. 1978 ,1979 en 1980 gtj Bob Goris

      Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.