Twintig jaar geleden verscheen de laatste aflevering van “De Hoogste Tijd”, het kwartaaltijdschrift van de Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid. Op maandag 5 oktober 1998 schreef ik dan ook volgende tekst in naam van de hoofdredactrice. Op het internet is er helaas geen voorbeeld van terug te vinden en zelf heb ik ook geen nummers meer bij de hand (ze liggen op onze boekenzolder in Dendermonde), zodat ik het logo van een café uit Eindhoven heb overgenomen. Dat lijkt immers erg sterk op dat van het blad, alleen het lettertype verschilt.
Verzamelaars van “bijzondere uitgaven” wezen gewaarschuwd: deze aflevering van “De Hoogste Tijd” is het bewaren waard. Het is immers het laatste nummer van dit kwartaalschrift van CSC-koepel.
De reden – u had het al geraden – is van financiële aard. De tijd dat sociaal-culturele organisaties met min of meer prestigieuze uitgaven konden uitpakken, ligt blijkbaar achter de rug. Dat leiden wij alvast af uit de dalende belangstelling voor “De Hoogste Tijd”, ondanks het feit dat zowel de inhoud van het blad, als de vorm ervan tot op het laatste op positieve kritieken kon rekenen.
Op een bepaald moment moet de kwaliteit het echter toch afleggen tegen kwantitatieve factoren. Zo kan men zich afvragen of de geleverde inspanning nog wel in verhouding staat tot het resultaat.
Een ander gevolg was dat, terwijl “De Hoogste Tijd” vroeger “zelfbedruipend” was, het kostenprentje op dit ogenblik de financieel reeds erg beknotte werking van de koepel nog bedreigt.
Uiteraard is de koepel decretaal verplicht om een blad uit te geven. Wij beschikken echter nog over een tweede blad, “Periodiek Verschijnsel”, dat op zich reeds aan de decretale eisen voldoet. Bovendien wij dat blad nu opwaarderen door meer plaats in te ruimen voor verslaggeving over de koepelwerking, terwijl tevens meer aandacht zal worden besteed de vormgeving van “Periodiek Verschijnsel”.
Daarom verschijnt er nu dus nog één nummer van “De Hoogste Tijd” (om een jaargang vol te maken), nadien wordt “Periodiek Verschijnsel” het enige blad van de CSC.
In tegenstelling tot vorige jaren vragen wij u ter gelegenheid van dit herfstnummer dus niet om uw abonnement te verlengen, zij het dat mensen die de koepel willen blijven steunen, steeds een abonnement kunnen nemen – tegen dezelfde voorwaarden – op “Periodiek Verschijnsel”.
Zoals gezegd, zal “Periodiek Verschijnsel” evenwel geen artikels van algemeen-culturele aard bevatten, maar wel zeer specifiek op de sector gericht zijn. Vandaar trouwens dat het principieel gratis wordt bezorgd aan alle personeelsleden van de organisaties aangesloten bij de koepel.
Ik wil deze gelegenheid dan ook aangrijpen om al onze trouwe abonnees te bedanken, evenals alle redacteurs die steeds gratis hun medewerking hebben verleend aan ons blad, zonder dat dit ooit enige weerslag heeft gehad op de kwaliteit van hun bijdragen.
Maar heel in het bijzonder wil ik Jan Mestdagh danken, die gedurende tien jaar mijn rechterhand is geweest en die toch wel de geestelijke vader van “De Hoogste Tijd” mag worden genoemd.
Jan wordt op dit moment door enige fysieke kwalen geplaagd, waardoor hij voor lange tijd afwezig is.
Alhoewel het verdwijnen van “De Hoogste Tijd” daarmee niet rechtstreeks in verband staat – aangezien Ronny De Schepper reeds bijna vijftien jaar een onafscheidelijk tweespan met Jan vormt (vóór “De Hoogste Tijd” waren ze beiden verantwoordelijk voor de cultuurrubriek van “De Rode Vaan”), zou deze ongetwijfeld de geest van Jan in het blad levendig hebben gehouden – leek het ons toch een mooi symbolisch gebaar om “De Hoogste Tijd” precies op dergelijk moment te laten ophouden met bestaan.
Als huldeblijk vindt u in dit blad dan ook nog een uitgebreid interview van Jan met beeldend kunstenaar Peter Jonckheere, aangezien de plastische kunsten, naast de poëzie, de speciale belangstelling van Jan wegdroegen.
Maar naast deze “elitaire” kunstvormen had Jan als goede socialist ook steeds oog voor “populaire” kunstuitingen, zoals b.v. voor het zangtalent van iemand als Frank Sinatra. Daarom zou ik willen eindigen met de woorden van deze Amerikaanse huis- en tuinfilosoof en dit laatste nummer als volgt de wereld in te sturen: “One for my baby, and one for the road.”