“Van alle Galliërs zijn de Belgen het dapperst.” Een zinnetje van Julius Caesar dat we allemaal op school hebben geleerd en ongetwijfeld één van de weinige die we allemaal hebben onthouden. De vraag is of dit ook het geval zou zijn, indien we de zin in zijn geheel hadden gelezen. Want inderdaad, deze zin is niet af. Volledig luidt hij als volgt: “Van alle Galliërs zijn de Belgen het dapperst, omdat zij het verst weg wonen van de verfijning en de beschaving van ons land…”

Er wordt aangenomen dat de eerste wielerkoers werd betwist op 31 mei 1868 in het parc te Saint-Cloud nabij Parijs. Deze sportwedstrijd werd gewonnen door de veearts James Moore en had een lengte van 1200 m. Dat beweren Franse bronnen (*). Toch zou er reeds een koers op loopfietsen zijn geweest (Draisiennes) met 26 vertrekkers in 1819 over 10 km in de omgeving van Munchen (Beieren), maar in geen geval kunnen wij als Belgen aanvaarden dat bij ons de eerste wegkoers pas in 1891 werd gelopen. Of dat nu op Draisiennes, Velocipèdes, Hoge-Bi, tandem, driewielers, triplette, quadruplette, safeties, Humbers, met of zonder gangmaking, en allerlei andere tuigen die in een wielermuseum te zien zijn, gebeurde!
In het boek ‘Un siècle de vélo, des hommes et des machines’ door André Chapelle (**) wordt beschreven dat er in 1869 reeds eerste competities voor fietsers waren te Hoei. Ter gelegenheid van de Kermis zijn er op Promenade de l’Ile op 15 augustus wielerproeven. Na Ukkel (17 juni), Charleroi (5 juli), Gent (11 juli), Brussel (18,juli), wordt Huy alzo de vijfde plaats in België waar voor het eerst velocipedisten zich zouden meten. Nadien komt nog Luik (19 september) en te Sint Gillis (10 oktober).

’15 velosmen’ traden aan. Johnson won de snelheid, Foidart de langzame rit, Jongen de gentlemen, Therese Dens de proef voor vrouwen, en Johnson de hindernissenproef. De tickets om te kijken kostten 2 fr (tribune), 1fr (rechts) en 0,50 fr (links Quai Dautrebande). D.Johnson, medestichter van Véloce Club Bruxellois, won verschillende prijzen in 1869. Hij finishte op de 8ste plaats in de wedstrijd Parijs-Rouen van 7 november, die opnieuw werd gewonnen door James Moore.
Er verliepen drie uren tussen de eerste start en de prijsuitdeling. De volgende jaren gaan dezelfde koersen verder. In 1890 waren er ongeveer 3000 betalende toeschouwers, doch er waren nog veel mensen die er in slaagden gratis te komen kijken. Het feestelijke van de jaarlijkse wielermeetings over korte afstand liep met regelmaat verder tot in 1893 en toen kwam er een echte wegkoers: HUY- ANDENNE- NAMEN – HUY- AMAY – OMBRET – HUY met 32 deelnemers. Slechte wegen en teveel toeschouwers op de bruggen over de Maas waren de oorzaken voor heel wat pech voor de renners. Toch kon er een uitslag worden opgemaakt: 1. A. Delelienne (Bergen) , 2. Leon Chisogue (VCU) , 3. Eug. Jordens (ABC), 4. Jos Van Dievoort (ABC), 5. Rasquinet (LCU), 6. Minet (HCU), 7. Dernier (SCL), 8.Van Crombrugge (VCB), 9. P. Imans (LVB) , 10. A.Fairons (ACV).
CONCLUSIE : de eerste echte wegkoers vond te Hoei, oude wielerstad, plaats in 1893, terwijl reeds 24 jaar eerder er op de verharde lanen van het park langs de Maas, nabij het theater en het monument van Joseph Lebeau, werd gereden, voor zeer veel volk.

In de beginjaren van het wielrennen, toen de aanschaf van een fiets nog een voorrecht was voor de hogere klassen, waren de Belgische renners vooral Franstalig en vormden daarmee een perfecte afspiegeling van de Belgische samenleving als geheel. Maar al snel ontdekten jonge Vlaamse boeren en fabrieksarbeiders dat ze op deze manier hun sociale positie konden verbeteren. Nadat ze een primitief vehikel hadden gekocht om de reis naar hun werk te verkorten (ze moesten vaak wel acht kilometer sjokken, elke ochtend en elke avond), bleken ze in feite de professionele rijders te kunnen verslaan die ze onderweg tegenkwamen. Deze traditie zette zich voort tot de tijd van de laatste grote klimmer, Lucien Van Impe, die de Colombiaanse en Spaanse lichtgewichten kon weerstaan. Ook hij ontdekte zijn klimtalenten toen hij tijdens zijn krantenronde amateurrenners ver achter zich liet.
Vlak voor de Eerste Wereldoorlog werden de Flandriens immens populair in Vlaanderen… en gevreesd in Frankrijk, waar ze de beste renners versloegen in de “Tour de France”. In eerste instantie “gesponsord” door een plaatselijke graaf of baron (Franstalig natuurlijk maar gretig om de stemmen van het volk op politiek gebied te trekken), die hen een betere fiets bezorgde, werden de “Flandriens” al snel “gekocht” door Franse fietsconstructeurs vaak als “domestiques” voor mindere Franse rijders! Als je ze niet kunt verslaan…
Later, toen het wielrennen zo populair was geworden dat iedereen zich een racefiets kon veroorloven, vormden de Flandriens hun eigen teams en waren ze vrijwel onverslaanbaar. Eén van deze teams werd overigens geleid door de man die het woord “Flandrien” zou hebben uitgevonden: Karel Van Wijnendaele. Er wordt gezegd dat zijn artikelen over fietsen meer hebben bijgedragen aan de groei van de Vlaamse geletterdheid dan wat dan ook.
Vóór en onmiddellijk na WO II was er nog de specifieke liefhebbersreeks die de “werkenden” opving. De toenmalige liefhebbers waren een erg duale reeks. Enerzijds bevolkt door rijkemanszoontjes met puur olympische gedachten en anderzijds door werkende jongens uit de lagere sociale klasse. Zeg maar zij die er onmogelijk konden op thuis blijven. Da’s misschien een misvatting op vandaag, maar de meeste juniors (19-23) werkten niet voor WO II. Die leefden van en voor de koers… en werden door thuis of een mecenas onderhouden.
Voor en juist na WO II kan men met periodes ook resultaten voor “veteranen” terugvinden. Na WO I (1919 en vroege jaren 20) was die reeks populair als gevolg van de verheerlijking van de oudstrijders in die dagen. Veteranen waren vaak ex-profs of onafhankelijken of nieuwelingen die door 4 jaar oorlog te oud geworden waren voor bepaalde reguliere reeksen. De veteranen blijven sporadisch wedstrijden rijden tot kort na WO II.
Op dat moment (1947) worden juniores en (olympische) liefhebbers samengebracht in een nieuwe liefhebbersreeks vanaf 19 jaar. Het is als gevolg daarvan dat er weer stemmen opgaan om “werkenden en ouderen” met minder trainingsmogelijkheden, een aparte reeks te geven, de zogenaamde “coöperatieven”.
Op dat moment vinden een deel van de renners die werken trouwens reeds hun toevlucht bij de sportfederatie van het hotelpersoneel en aanverwante beroepen. Die federatie vormt geen alternatief voor de BWB en wil de bond ook niet bekampen, maar richt wedstrijden in die vergelijkbaar zijn met het toenmalige bedrijfsvoetbal en co.
Aanvang jaren 50 vinden we nog beide inrichtingsvormen, hotelfederatie en coöperatieven naast elkaar. Eind jaren 50 blijkt er een soort overvloei plaats te hebben. Er zijn nog enkele specifieke “hotelwedstrijden” maar het gros gaat over BWB koersen voor coöperatieven. In het merendeel van de gevallen is Brussel de uitvalsbasis, al komt men na 1955 ook in de andere provincies al eens een dergelijke wedstrijd tegen. Brabant blijft tot eind jaren 50 wel de toon zetten. Ook de beoefenaars van de toen nog populaire zogenaamde “wintersporten” zal men op de weg al eens eerder bij de coöperatieven tegen komen dan in de reguliere BWB reeksen.
In de jaren 60 wonnen de coöperatieven nog even aan populariteit. “Coöp” en Veteranen konden tot half jaren 70 bij gebrek aan eigen wedstrijd zelfs bij de liefhebbers aantreden.
De “Coop” werden vervolgens van aanvang tot medio jaren 70 “aangevallen” langs een viertal kanten: door de bond van de “Ambachten”, de Waalse bond Close, de ontluikende WAOD en ten slotte ook de heropstart van het BWB-segment Veteranen, waar vele coöperatieve renners perfect in pasten, omdat de meesten de reeks pas opzochten na 35 jaar, moment waarop de BWB verbod uitvaardigde om nog een liefhebberslicentie te krijgen.
Vervolgens kwamen een aantal jaren later de cyclosportieven op de proppen, op het moment dat de WAOD (Gentse-Waasland), de nieuwe VWB (Antwerpen-Rupel) en de Vrije Liefhebbers Bond (Hageland) aardig aan de BWB begonnen te knagen voor wat de 35+ ers betreft.
De algemene regel is dat BWB reeksen als COOP, VETERANEN, CYCLOSPORTIEVEN of nu AMATEURS en MASTERS telkens opduiken wanneer er in het “reguliere” BWB landschap grote mentaliteitswijzigingen plaatsvinden, waardoor de klassieke liefhebbersreeks, nu dus “Elite zonder Contract”, zich aan het herprofileren is. Plots wordt de reeks onaantrekkelijk voor bepaalde renners (echte amateurs die werken, minder getalenteerden, studerenden …). Als reactie daarop worden nevenbonden opgericht wat de BWB leden en wedstrijden kost. In de hoop daartegen een tegengewicht te vormen wordt dan een specifieke reeks opgericht. Dat is een steeds terugkerend fenomeen.

Ronny De Schepper
(met dank aan Wilfried Journée voor het prilste begin en Johan Van Win voor de periode na de Tweede Wereldoorlog)

(Zeer) selectieve bibliografie
(*) Jean Dury, La véridique histoire des Géants de la Route, 1973.
(**) André Chapelle, Un siècle de vélo, des hommes et des machines, 1995.

Een gedachte over “155 jaar geleden: de prilste geschiedenis van het wielrennen in België

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.