Michel Wuyts begon vijf jaar geleden weer over Bahamontes die destijds één minuut bonificatie zou hebben gekregen op een klim. Hij heeft dit verhaal ook reeds tijdens de Tour verteld. Volgens mij is dit een absolute “urban legend”.
Ik geef toe, ik was nog maar goed tien jaar in die tijd, maar ik herinner me wel dat AAN DE AANKOMST er resp. één minuut en een halve minuut werd uitgedeeld aan de eerste en de tweede. Ondanks het feit dat ik een Van Looy-supporter was (ben), durf ik zelfs toe te geven dat enkel daardoor Rik top tien kon rijden in 1963. Maar één minuut boven op een col? Ik geloof er niks van.
Volgens Wuyts zou Baha immers telkens voor die bonusminuut hebben gereden en dan het peloton hebben opgewacht. Buiten het feit dat dit geen enkele zin heeft (waarom zou je een bonus willen binnenhalen als je nadien toch je voorsprong vrijwillig opoffert?) zie ik hier het verband met de fameuze ijskreem-legende. Je weet wel, de steeds aangehaalde anekdote van Bahamontes die een ijskreem ging eten boven op een col. Dat gebeurde (àls het al gebeurde) één keer. En uiteraard heeft het niets met boni te maken.
Zoals zo vaak ging ik met mijn probleem te rade bij Jan De Smet, die mij op zijn beurt verwees naar het e-book “Tour de France: regels en statistieken” van Piet Van den Akker. Hierin lezen we: “Tussen 1934 en 1952 waren er ook tijdsbonussen voor renners die als eerste boven kwamen op een berg. Hieronder de details. In 1933 waren er in de Giro tijdsbonussen te verdienen aan de top van een berg. Er werd voorgesteld om dat in de Tour van 1933 ook te doen, maar Desgrange wilde daar niet aan. Het jaar erop ging hij wel overstag; in 1934 was er een bonificatie voor de eerste renner die boven was, die gelijk was aan de voorsprong op de volgende renner, met een maximum van twee minuten; ook in 1935 en 1936 was dat zo. In 1937 werd dat maximum vier minuten, maar blijkbaar was dat te veel, want in 1938 was het nog maar 75 seconden, en kreeg de eerste renner daarbovenop een bonus van 1 minuut onafhankelijk van zijn voorsprong. In 1939 was de bonus een minuut, maar werd deze alleen uitgedeeld als de voorsprong op de volgende renner groot genoeg was; minimaal één of twee minuten, afhankelijk van de berg. Na de Tweede Wereldoorlog was er in 1947 geen bonus op een berg, maar in 1948 weer wel. Op een berg van de eerste klasse kreeg de eerste renner een minuut bonus en de tweede een halve minuut; bij een berg van de tweede klasse was dat een halve minuut en 15 seconden. In 1949 bleef de bonus op een berg van de eerste categorie hetzelfde, maar werd de bonus bij de tweede categorie verhoogd naar 40 en 20 seconden, en kreeg de eerste renner op een berg van de derde categorie ook 20 seconden bonus. In 1950, 1951 en 1952 kregen de eerste renners op een berg van de eerste categorie 40 en 20 seconden bonus, en op de tweede categorie kreeg de eerste renner 20 seconden bonus. Hierna werden de bergbonificaties afgeschaft; in de buitenlandse pers werd dat gezien als een chauvinistische maatregel omdat buitenlandse renners (Coppi, Kübler en Koblet) veel van deze bonificaties profiteerden, terwijl Franse renners (vooral Bobet) dit niet konden.”
Waarop Jan verder gaat: “Opmerkelijk is echter dat Bahamontes pas in de TdF verscheen in 1954 en vervolgens van 1956-1960 en 1962-1965. M.a.w. hij reed nooit in een periode dat er bonificaties waren op de top van een berg. De werkelijke reden was dat er wel punten voor het bergklassement te verdienen waren. Dus Bahamontes spurtte naar de top, verzamelde de bergpunten en wachtte vervolgens zijn achtervolgers op omdat hij een zeer slechte (individuele) daler was en toch sowieso ingelopen werd tijdens de afdaling. Het verhaal van de ijscrème zou kloppen alhoewel er, heel eigenaardig, geen enkele foto van bestaat. Er zijn ook verschillende versies over welke berg het zou gaan. Dus mogelijks toch een legende en Bahamontes kennende, door hem zeker gecultiveerd.”
Ronny De Schepper