“Dutch cinema has a poor reputation, especially from within the Netherlands. Ask the average Dutch person about a film from his fatherland and he will respond: ‘I don’t watch Dutch movies’. Outside of the Netherlands reception of our flicks seems somewhat more positive, but no one will argue we’re competing at the top. This has two main reasons. Primarily the poor acting. We do not have a professional acting school and most actors come from theatre, which simply is entirely different from movie acting. Secondly, there is hardly any budget.” Dit schrijft een zekere “Noddahead” op de Internet Movie Database n.a.v. “Ventoux” van Nicole van Kilsdonk uit 2015 (*) en zoals men uit de tekst kan afleiden, is hij (of zij?) zelf een Nederlander.

Alhoewel ikzelf nog niet zo heel lang geleden met veel belangstelling op televisie de reeks over de geschiedenis van de Nederlandse film, zoals gepresenteerd door Jeroen Krabbé, heb gevolgd, stelt mijn eigen bijdrage over onze Noorderburen niet veel voor. De eerste Nederlandse film die ik ken ging in première op 27 maart 1936 en werd zowaar in Duitsland gedraaid! Het gaat over “’t Was één april” met Johan Kaart in de hoofdrol, maar belangrijker was de regisseur. Dat was immers Hans Detlef Sierck, die later in Hollywood grote sier zou maken als Douglas Sirk. Het is een verfilming van de Duitse film April, April! (1935), die ook werd geregisseerd door Detlef Sierck.

De heer Vlasman heeft onlangs promotie gemaakt van bakker tot macaronifabrikant. Hij en zijn vrouw willen dolgraag tot de bovenklasse behoren en kunnen hun geluk niet op als wordt aangekondigd dat een rijke baron hen een bezoek zal brengen. Ze weten niet dat vrienden dit hebben georganiseerd als 1 aprilgrap. Deze grap loopt uit de hand als een echte baron de familie Vlasman bezoekt. Deze wordt met alle mogelijke strijkages (vleierij) ontvangen.

In de Duitse versie was de baron een prins. Sierck kwam voor deze film niet naar Nederland. Al zijn scènes werden in Duitsland opgenomen. De scènes in Nederland werden opgenomen door regisseur Jacques van Tol. Tegenwoordig wordt vermoed dat de film verloren is gegaan. Er zijn tot op heden geen kopieën gevonden. De Duitse versie is er nog wel en moet worden beschouwd als nazi-propaganda. De filmmaatschappij UFA stond destijds volledig onder controle van Joseph Goebbels. Van Bijleveld, Kaart, van Bennekom en Tholen speelden kleine rollen in de Duitse versie.

De laatste film die Sierck op het vasteland draaide, was trouwens eveneens in Nederland, namelijk “Boefje” (zie bovenstaande foto die ik heb gekozen omdat er van “’t Was één april” geen enkele afbeelding is terug te vinden). Op dat moment had Sierck al een schrijven van Joseph Goebbels naast zich neergelegd, waarin deze hem aanmaande om terug te keren naar “der Heimat”. Tegelijk had hij echter ook een brief ontvangen van Warner Brothers, die wilden dat hij naar Hollywood zou komen om daar een remake te draaien van zijn film “Zu neuen Ufern”. En zo scheepte Sierck in op de laatste boot die uit Nederland naar de Verenigde Staten zou vertrekken, de Statendam.
Ook na de oorlog werden er nog Nederlandse films in Duitsland gedraaid. Zo was er in 1955 “Ciske de Rat” van Wolfgang Staudte.
Anderzijds was ook de Franse regisseur Edmond T.Gréville (1906-1966) in Nederland actief. Daar draaide hij samen met Johan De Meester in 1938 “Veertig jaren”. Tien jaar later zou hij het op zijn eentje nog eens overdoen met “Niet tevergeefs”.
In 1939 werd de oudste speelfilm over Sjors en Sjimmie geregisseerd door J.Th.A. van der Wal, “Sjors van de Rebellenclub met vacantie”. Eigenlijk is het een film over Sjors alleen, want Sjimmie (eerst nog Jimmy) duikt pas op na de oorlog, zowel in het stripverhaal als in de volgende films, geregisseerd door Henk van der Linden: Sjors van de Rebellenclub (1955), Sjors en Sjimmie op het Pirateneiland (1962), Sjors en Sjimmie en de Gorilla (1966), Sjors en Sjimmie in het Land der Reuzen (1968), Sjors en Sjimmie en de Toverring (1971), Sjors en Sjimmie en de Rebellen (1972) en Sjors en Sjimmie en het Zwaard van Krijn (1977). Sjimmie werd door Frans Piët getekend als een cliché-‘negerjongetje’ met dikke lippen, die qua intelligentie erg voor Sjors onderdoet, en krom praat in een soort van indianentaal (“Sjimmie niet weten wat hij doen moeten”). Aanvankelijk had hij kroeshaar, maar omdat de tekenaar dat te bewerkelijk vond, kreeg hij een kaal hoofd met een paar losse haren. Dit bracht na verloop van tijd uiteraard problemen met zich mee en toen het tijdschrift Sjors eind jaren zestig werd gemoderniseerd, ging de striptekenaar Jan Kruis Sjors en Sjimmie maken, en kregen de figuren een meer eigentijds uiterlijk. In 1970 nam Jan Steeman de strip over, die deze stijl voortzette. Niemand minder dan Theo van Gogh liep dan met een idee voor een film rond, met Paul de Leeuw en Eric van Sauers als titelhelden. Gebrek aan geldschieters en een verschil van mening over welk type komedie (gitzwart, of toch wat luchtiger en dus geschikter voor alle leeftijden) het verhaal moest worden, zijn redenen waarom het uiteindelijk niet van de grond is gekomen.
Maar als ikzelf aan oudere Nederlandse films denk, dan zijn dat meestal documentaires. Zo draaide Bert Haanstra “Alleman” in 1963, maar het is Johan Van der Keuken die meer het sociaal engagement van Ivens heeft geërfd.
And now for something completely different, maar wel een genre waarvoor de Nederlandse film bij ons het meest bekend is: in 1967 was er “Ibiza, zon en zonde”, een film van Roeland Kerbosch met Leonie de Roos, Aart Staartjes, Lemin Engel, Ischa Meijer en ook nog met Bouke Poelstra. Een cameraman en een regisseur van een tv-ploegje worden op Ibiza vermoord omdat zij toevallig een hasjiesj-smokkel hebben gefotografeerd. De regisseur beleeft tevoren nog enkele blote avontuurtjes met een blond meisje (zij zal hem tenslotte neerschieten) en een donker type, resp. Leonie de Roos en Lemin Engel.
Met “Mira of de teleurgang van de Waterhoek” wordt een belangrijke pagina geschreven in de geschiedenis van de Nederlandse film. Het is de eerste grote coproductie met Vlaanderen (regisseur Fons Rademakers; scenario Hugo Claus), wat tegelijk ook inhoudt dat hoofdvertolkster Willeke van Ammelrooy wordt gedubd door Mia Van Roy, terwijl niemand minder dan Freek De Jonghe een belangrijke bijrol vertolkt als Lampernisse. Willeke van Ammelrooy was in die tijd (na een tienerromance met Rutger Hauer) gehuwd met beeldhouwer Leendert Janzée, die even later zelfmoord zou plegen. Hun dochter Denise (toen zes) werd door Willeke zelf opgevoed. Later is ze afgestudeerd aan de filmacademie met een documentaire over haar vader.
In 1970 zorgt “Blue movie” van Wim Verstappen (1937-2004) en Pim de la Parra met Hugo Metsers voor een revolutie. Sommigen beweren immers dat hierin de eerste niet-gefakete penetratie in een “mainstream” film voorkomt, waarmee men het Japanse “Rijk der Zinnen” toch een aantal jaren zou voorafgaan.

Door toedoen van “Turks Fruit” van Paul Verhoeven ben ik zowaar een eerste keer getrouwd. Op 19 mei 1973 besloten Sonia en ik immers uit elkaar te gaan. Ik weet niet meer wiens idee het eigenlijk was, aangezien het van ons allebei bijna tegelijk uitging. We hadden geen ruzie of zo, maar ’t ging gewoonweg niet. Eigenlijk heel luciede, maar juist omdat we geen ruzie hadden, besloten we die avond toch naar de bioscoop in Antwerpen te gaan, zoals we reeds vooraf gepland hadden. We gingen in cinema Pathé naar “Turks Fruit” en blijkbaar waren we door die film zo aangegrepen dat we nog in de bioscoop zelf opnieuw zijn beginnen vrijen, wat er uiteindelijk toe zou leiden dat we toch nog getrouwd zijn. We kochten uiteraard ook het boek en de soundtrack en toen we later in Gentbrugge een optreden van Toots Thielemans bijwoonden, konden we hem met dit verhaal overhalen om “Dat mistig rooie dier” te spelen. Ik heb deze anekdote ook enkele jaren later aan Hugo Claus verteld en die vond dat best een grappig verhaal. “Dat moet ik aan Jan (Wolkers) doorvertellen,” zei hij.Niet iedereen was echter zo enthousiast over “Turks Fruit” want Pim de la Parra draaide datzelfde jaar met “Frank en Eva” nog een bewuste “anti-Turks Fruit-film”. In de titelrollen kregen we de op dat moment onvermijdelijke Hugo Metsers en Willeke Van Ammelrooy te zien, terwijl in een kleinere rol ook Sylvia Kristel van de partij is.
In haar beginperiode verscheen Willeke zowat in al haar films naakt. De grappigste naaktscène is ongetwijfeld die uit “Help, de dokter verzuipt!” (Nikolai van der Heyde, 1974): in achteraanzicht steekt haar kont immers fier boven het water, maar als de camera haar daarna in vooraanzicht neemt, bedekt het water wel haar schaamhaar. Raar water hebben ze daar in Holland. ’t Kan niet missen dat de dokter (net zoals de hele film) erin verzuipt!
Minder om te lachen was “Le journal érotique d’un bûcheron” van J.M.Pallardy waarvoor Willeke zich datzelfde jaar liet strikken in Frankrijk. Oordeel van de Katholieke Filmliga in Vlaanderen: “Negatief. Overduidelijk vulgair.”
Volgens “de boekskes” verwekte Hauer in die tijd bij de 19-jarige Willeke van Ammelrooy een kind, evenals bij zijn Zwitsers liefje Heidi Merz. Aangezien hij niet op kinderen gesteld was, dwong hij ze allebei tot abortus. Merz weigerde en kon hem zelfs overhalen van te trouwen. Het huwelijk hield drie maanden stand…
Kort daarna ontmoette Hauer zijn huidige vrouw Ineke ten Cate, die net als hijzelf uit Friesland afkomstig was (al hadden zijn ouders een eigen theatertje in Amsterdam), en “om haar niet vol te moeten stoppen met chemicaliën” liet hij zich steriliseren. Toen hij echter al flink in de veertig was, kreeg zijn dochter Ayscha (van Merz dus) een zoon Leandro en daarvan was Hauer zo weg dat hij alsnog besloot om samen met Ineke een kind te adopteren.
Rutger Hauer mag dan in zijn tienerjaren een echte rebel geweest zijn (weglopen van huis en school), door een opleiding bergbeklimmen heeft hij het karakter gevonden om opnieuw zijn leven in handen te nemen. Zo maakte hij alsnog de toneelschool af. En hij is er niet rouwig om: “Ik heb een veel betere opleiding genoten dan de meeste acteurs die het gemààkt hebben in Hollywood. Denk maar aan Robert de Niro: een superster, veel talent, maar zijn theoretische bagage stelt niet veel voor.”
And now for something completely different. In 1976 maakte Joris Ivens de succesvolle documentaire “Hoe Yukong de bergen verzette”, waarin hij de verdiensten van de Culturele Revolutie bezong.
In 1977 draait Guido Pieters zijn tweede film (na het onopgemerkte “Vaarwel” uit 1973) “Dokter Vlimmen” naar de gelijknamige bestseller van Anton Roothaert met Peter Faber en Roger van Hool. Over een veearts die kampt met de hypocrisie in een dorp. Die plattelandsromantiek is natuurlijk ook eigen aan de boeken van de Noor Knut Hamsun, die al met Nietzsche dweepte vooraleer de nazi’s Noorwegen bezetten (en hij zich “uiteraard” als een topcollaborateur ontpopte). Daarom is het des te merkwaardiger dat Paul de Lussanet (die al sinds 1962 als schilder in Parijs woonde) in 1978 de film “Mysteries” draaide naar een boek van Hamsun. “De hoofdfiguur Johan Nagel, die op zekere dag per reiskoets een kustplaatsje binnenkomt, waar zojuist een theologiestudent uit hartepijn zelfmoord heeft gepleegd, beantwoordt helemaal aan het Hamsun-ideaal van de uitzonderlijke (Uebermensch! RDS) wat raadselachtige man, die vooral de vrouwen op zijn weg wil peilen.” (De Volkskrant, 8 september 1978) Kortom, de geknipte rol voor Rutger Hauer, die “uiteraard” Sylvia Kristel op zijn weg vindt, maar ook Liesbeth List, Rita Tushingham en Andrea Ferreol…
“Dag dokter” van Ate de Jong met Billy Ward en André van den Heuvel handelt dan weer over een generatieconflict tussen een dokter en zijn schoonzoon, die eveneens geneesheer is. Dit was een film uit 1979, het jaar dat Guido Pieters zijn derde film draaide. “KORT AMERIKAANS is bijna het schoolvoorbeeld van de Nederlandse speelfilm uit het einde van de jaren zeventig. Een met veel publiciteit gelanceerde verfilming van een literaire bestseller. Ook typerend zijn de artistieke kwaliteiten: een aantal sterke kanten, vooral op het technische vlak, en aanzienlijk meer zwakke die voortvloeien uit de visie van de regisseur. Het is opvallend dat de sterke kanten van KORT AMERIKAANS dezelfde zijn als die van “Dokter Vlimmen”, Pieters’ eerste commerciële speelfilm: de muziek en de werkelijk heel goede fotografie. Door een speciale ontwikkelingstechniek heeft de hele film een soort onderbelichte antracietkleur, die nog de beste aanduiding geeft van de oorlogstijd.” (**)
“De bende van hiernaast” van Karst van der Meulen dateert uit 1980. Een jaar later debuteert Dimitri Frenkel Frank (1928-1988), bekend van “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” en “Hadimassa”, met een onnozele klucht “Hoge hakken, echte liefde”, die net zoals “De boezemvriend” (met André van Duin), een jaar later, zeer slecht wordt ontvangen. In 1985 krijgt zijn oorlogsdrama “De ijssalon” betere kritieken.
Maar eerst is er in 1981 nog “Een vlucht regenwulpen” van Ate De Jong. Ik heb het boek van Maarten ’t Hart zelf nog altijd niet gelezen, dus ik weet niet of De Jong met zijn “tragikomische” aanpak het werk geweld aan doet, maar als film wérkt het alleszins niet. Ik had dan nog liever gezien dat De Jong, ondanks het in se tragische thema, resoluut voor slapstick had gekozen (nu balanceert de film tussen de twee als een koorddanser die eerder méér dan niét van de koord valt), maar dan had hij wel voor een andere hoofdacteur moeten gaan, want Jeroen Krabbé heeft totaal geen “vis comica“.
In 1984 is er “Ciske de Rat” in een remake door Guido Pieters en “Een dagje naar het strand” van Theo Van Gogh naar de roman van Heere Heeresma.
In 1986 is er “Een vlucht regenwulpen” van Ate de Jong naar het boek van Maarten ’t Hart. Hierin speelt Jeroen Krabbé de 36-jarige celbioloog Maarten die heeft gedroomd dat hij nog maar zeven dagen te leven heeft, als hij niet binnen de week een vrouw vindt. En dat is niet simpel, zeker niet omwille van zijn streng-gereformeerde opvoeding, een ongelukkige jeugdliefde en een sterke moederband. Loes Luca, Claire Wauthion Boersma en Willeke Van Ammelrooy zijn de vrouwen, waarmee Maarten zijn leven alsnog probeert te redden. De moeder wordt gespeeld door Marijke Merckens, Henriëtte Tol is z’n zuster en verder herkennen we ook nog Huib Rooymans en Rijk de Gooyer. De muziek is van Laurens Van Rooyen.
Hans Hylkema draait in 1987 “Julia’s geheim”. In deze film wordt een Turks meisje (Funda Müdjde) uitgekozen om de rol van Julia te spelen in “Romeo en Julia”. Ze herkent parallellen met haar eigen leven, omdat haar vader haar heeft uitgehuwelijkt aan een jongen in Turkije.
Ben Verbong draaide “Het meisje met het rode haar” naar de gelijknamige roman van Theun De Vries. Een zeer merkwaardige film. Want ondanks het feit dat De Vries communist is, wil dit toch een hulde zijn aan Hannie Schaft, een zogenaamde verzetsstrijdster (vertolkt door Renée Soutendijk), die zondigt tegen zowat alle regels van het communistische verzet. Ze gaat verder met executies ook al is, in het licht van de bevrijding, de order gegeven van ermee te stoppen en wat meer is, als haar vriend Hugo (Peter Tuinman) bij een dergelijke aanslag wordt neergeschoten gaat ze persoonlijk wraak nemen, wat haar uiteindelijk zelf het leven kost. In deze film herkennen we verder nog Loes Luca als haar vriendin An, Johan Leysen als Frans, de leider van het verzet, Robert Delhez als Floor, een jonge verzetsstrijder, en Chris Lomme als mevrouw De Ruyter, een verraadster. De muziek is van een zekere Piovani en de kostuums van Yan Tax.
De Nederlandse film « Flodder » — die in 1987 uitgebracht werd — vonden wij nu niet precies een voorbeeld van fijne humor. Dit verhaal over « een arme familie die naar een rijke buurt » overgeplaatst wordt, vonden wij eerder een voorbeeld van uitdagende, provocerende, anarchistische « geestigheid ». Deze « hara-kiri »-gekheden sloegen echter wel aan bij een stel mensen die graag enkele uurtjes stout waren in de donkere bioscoopzaal en dan weer braafjes naar buiten stapten. Tweehonderd frank armer.
Nouchka van Brakel (1977 Het debuut; 1979 Een vrouw als Eva; 1982 Van de koele meren des doods) draaide in 1987 “Een maand later”, naar een eigen scenario (bijgestaan door Ate de Jong), gebaseerd op het boek van Jan Donkers. Kamera: Peter de Bont. Het huissloofje Elisabeth (Renée Soutendijk) ruilt voor een maand haar leven met de geëmancipeerde Monika (Monique van de Ven). Als journaliste moet deze het burgerlijke bestaan eigenlijk te kakken zetten, maar ze wordt verliefd op de heer des huizes en gaat zelfs van zijn typisch Hollandse kinderen houden!
De beste film van het jaar 1988 was “Spoorloos” van George Sluizer naar het boek “Het gouden ei” van Tim Krabbé. “Honneponnetje” daarentegen is een komisch en vooral erotisch bedoelde komedie van Ruud van Hemert uit 1988 over collegemeisje Nada van Nie dat na het lezen van een erotisch boek de wijde wereld intrekt en daar o.m. Marijke Merckens, Marc Hazewinkel, Coen Flink en Herbert Flack tegenkomt. Geen wonder dat dat een afknapper is!
In 1991 draaide de Nederlander Klaas Rusticus “Elias” met Brikke Smets, Jimmy de Koning, Lotte Pinoy, Bien De Moor en Viviane De Muynck. Dat jaar speelt Thom Hoffman in “De provincie”, een film van Jan Bosdriesz naar de gelijknamige roman van Jan Brokken. Hoffman speelt Frank de Roover, een jonge man, die net als zijn vrienden Peter (Pierre Bokma) en Gijs (Koos Spoormaker) verliefd is op Lilli (Tamar van den Dop). Zijzelf verkiest hem boven de drie, maar omdat hij op een bepaald moment verdwijnt (om in de stad aan journalistiek te gaan doen), trouwt ze met Peter. Als Frank de dag van het huwelijk toch komt opdagen, bedriegt ze Peter reeds onmiddellijk. Jaren later gaat Frank haar opnieuw opzoeken, nu ze toch niet meer bij Peter is, maar het is niet meer zoals vroeger.
Nadat de poging om in Hollywood door te breken met “Eve of destruction” was mislukt, draait Renée Soutendijk een jaar later (in 1992 dus) “Op afbetaling” van Frans Weisz met een scenario van Jan Blokker naar de roman van Simon Vestdijk (muziek: Theo Nijland). Ze speelt hierin Olga, de vrouw van de jonge advocaat Hendrik Grond (Gijs Scholten van Aschat), die in de jaren vijftig toevallig ontdekt dat zij hem bedriegt met een oudere collega Grewenstein (Coen Flink). Omdat niemand weet heeft van wat hij heeft gezien, kan hij de “vernedering” voor zichzelf houden. Hij besluit wraak te nemen, niet onmiddellijk, maar in termijnen, “op afbetaling”. Terwijl Olga aanvoelt dat haar man iets vermoedt en vecht om zijn liefde te herwinnen, kan Grond niet vergeten of vergeven: hij gaat door met zijn wraakplannen. Kortom, een onheilspellend drama met verder nog Annet Malherbe (Mien), Willem Nijholt (Krynie Woudema) en Wouter Steenbergen.
Dat “Suite 16” van Dominique Deruddere toch nog enige artistieke pretenties had, kan men nog het beste afleiden als men de film vergelijkt met “De flat” van Ben Verbong uit 1994 met Renée Soutendijk en Victor Löw. Een vreselijk voorspelbaar scenario en dat niet alleen omdat het een remake is van “Sliver”…
Geld van de Vlaamse Gemeenschap was er in 1995 voor “Antonia” van Marleen Gorris met Willeke van Ammelrooy, Jan Decleir en Els Dottermans (16,2 miljoen), net als “Blazen tot honderd” van de Nederlander Peter van Wijk naar de gelijknamige novelle van Geert van Beek. In de hoofdrollen de tieners Olivier Tuinier (“Het zakmes”) en Marie Vinck (“Moeder waarom leven wij”), ondersteund door routiniers Herbert Flack, Dora van der Groen en Hilde Van Mieghem.
Els Dottermans en Johanna Ter Steege zijn daarna rivalen in de Nederlandse film “Tot ziens”. Jean van de Velde van zijn kant verfilmde “All stars” met Anthonie Kamerling, Danny de Munck en Victor Löw. Jan Decleir speelt dan weer de hoofdrol in “Karakter”, de eerste langspeelfilm van de Nederlander Mike Van Diem, naar de roman van Bordewijk. Decleir wordt reeds in het begin van de film vermoord, maar dan volgt (gelukkig voor hem) een flashback, waaruit we de dader en zijn motieven leren kennen. Toch is het geen thriller, maar een karakterstudie (ha!) van een vader-zoon-relatie. Kladaradatsj is Vlaams coproducent en er werd o.m. ook in Antwerpen en Brussel gedraaid.
“The cold light of day” daarentegen is wel een voortreffelijke thriller van de Nederlander Rudolf van den Berg, gebaseerd op Friedrich Dürrenmatt, net als het oer-Hollandse naturalistische drama “De bende van Oss” van André Van Duren uit 2011. De film voert o.a. een wielrenner ten tonele die een profcontract in Italië probeert te versieren, maar zijn kansen verkwanselt omdat hij verzeild geraakt in de onderwereld van de misdaad die dit dorpje uit Noord-Brabant terroriseert. In de film heet hij Jan Kremer of Cremer, maar uiteraard bestaat er geen renner met die naam, ondanks het feit dat de film wordt aangekondigd als zijnde gebaseerd op historische feiten. Op Wikipedia staat echter vermeld dat de film weliswaar vertrekt van de legendarische “Bende” die al van op het einde van de 19de eeuw de wet stelde in het geboortedorp van Gert-Jan Theunisse, maar de film (die zich afspeelt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog) vertelt verder wel een totaal fictief verhaal.
Maar wie “thriller” zegt in Nederland, die zegt in de eerste plaats Dick Maas, die reeds zijn reputatie vestigde met “De lift” uit 1973. Even ging het nog de verkeerde kant uit met de “Flodder”-films, zowel voor de bioscoopzaal als voor televisie, maar met “Sint” (2010) en “Quiz” (2012) is hij helemaal terug.
“Borgman” van Alex Van Warmerdam uit 2013 daarentegen wordt ook als thriller aangekondigd, maar dan wel totaal ten onrechte. De film begint wel intrigerend met drie mannen die onder de grond leven (waaronder de titelfiguur, gespeeld door de Vlaming Jan Bijvoet) en die worden opgejaagd door o.a. een gewapende pastoor. Al vlug wordt men echter gewaar dat net als in de op dit vlak steeds aangehaalde serie “Lost” de vragen niet zullen worden opgelost. Akkoord, ik verlang natuurlijk geen “realistische” verklaring (dat zou trouwens onmogelijk zijn), maar de film moet toch binnen zijn eigen kader een verklaring geven, vind ik.
Dezelfde Unheimligkeit vindt men terug in “Afscheid van de maan” van Dick Tuinder uit 2014. Deze film speelt zich af in 1972 (de tot nu toe laatste bemande vlucht naar de maan) en geeft een goed beeld van de seksuele ontreddering die zich van velen meester maakte in dat tijdsgewricht en dan wellicht vooral nog in Nederland. Toch wordt de boog van het verhaal niet over heel de lijn doorgetrokken, omdat de regisseur een ietsje teveel aandacht heeft voor de arty farty van het geheel. Soms lijkt het wel alsof cadrages hem meer interesseren dan gevoelens…

Ronny De Schepper
(met dank aan Stephen Flockhart)

(*) Merkwaardig genoeg had zij enkele jaren eerder (in 2007) reeds een gelijkaardige film gedraaid, “Zadelpijn”. In deze film ging het over zes vrouwen (en één die voor de catering zorgde) die de Sancerre-heuvel bedwongen. Voor zover deze “heuvel” al echt bestaat, zou het in de Tour de France dan toch maar een colletje van vierde categorie of zo geweest zijn…
(**) NRC-Handelsblad, 12 oktober 1979

(Zeer) selectieve bibliografie
VAN DER HAM, Op het spoor van de cinema, Den Haag, Leopold, 1978.
XXX, De Nederlandse Film, Film en Televisie nr.208.
XXX, Tijdens de opnamen voel ik me een koning, interview met Pim de la Parra, De Waarheid, 12/7/1975.
XXX, Wan pipel, Film en Televisie nr.198, november 1973, p.34-35.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.