The Football Association was formed in the Freemasons‘ Tavern on Great Queen Street, London (*) on 26 October 1863. Volgens On this day was dit de dag dat soccer van rugby werd gescheiden.

Een andere verklaring: in each public school the game was formalised according to local conditions; but when the schoolboys reached university, chaos ensued when the players used different rules, so members of Cambridge University devised and published a set of Cambridge Rules in 1848 which was widely adopted.
Another set of rules, the Sheffield Rules, was used by a number of clubs in the North of England from the 1850s. Eleven London football clubs and schools representatives met in 26 October 1863 to agree common rules. Central to the creation of the Football Association and modern football was Ebenezer Cobb Morley. He was a founding member of the Football Association in 1863. In 1862, as captain of the Mortlake-based club, he wrote to Bell’s Life newspaper proposing a governing body for the sport that led to the first meeting at The Freemasons‘ Tavern that created the FA. He was the FA’s first secretary (1863–66) and its second president (1867–74) and drafted the Laws of the Game generally called the “London Rules” at his home in Barnes, London. As a player, he played in the first ever match in 1863.
11 England_v_Scotland_(1872)Ten years, one month and four days later the first-ever international football match took place. It was contested by the national teams of Scotland and England. The match took place on 30 November 1872 at West of Scotland Cricket Club’s ground at Hamilton Crescent in Partick, Scotland. The match finished in a 0–0 draw and was watched by 4,000 spectators. The first encounter between teams representing England and Scotland took place already on 5 March 1870 at The Oval, London, but all players selected for the Scottish side in this game (and in four more afterwards) were from the London area.
Dit alles vindt men in het standaardwerk van Percy M.Young, “A History of British Football” (uitg. London, Arrow Books, 1968, 320 blz.). Ik gebruik het voor enkele cursieve mijmeringen vanuit buitenspelpositie.
Tijdens de Han-dynastie (van twee eeuwen vóór tot enkele jaren nà Christus) kenden de Chinezen Tsu Chu, een soort van voetbalspel. Al dan niet door dit spel beïnvloed vinden we in Japan in de zesde eeuw na Christus Kemari weer.
In het westen beschrijft Antiphanes een balspel in de marge van de atletische, poëtische en dramatische festivals die in het oude Griekenland plaatsvonden. De Romeinen namen dit spel over, weliswaar in een ruwere, zeg maar “bloediger”, vorm en doopten het Harpastum. Het was één van die zaken die de veroverde volkeren (of ze nu Galliërs of Kelten waren) in dank overnamen. In het jaar 217 zou er in Ashbourne (Derby) zelfs reeds een internationale wedstrijd plaatsgehad hebben: de lokale Britten tegen een ploeg samengesteld uit Romeinse legioensoldaten. Het was volgens kroniekschrijvers het begin van een jaarlijks terugkerende festiviteit, al schrijven anderen het ontstaan toe aan een wedstrijd tussen Denen en Angelsaksen, waarbij de Denen als verliezers ook de “bal” moesten leveren, namelijk het hoofd van één van de spelers.
Men moet daarbij natuurlijk niet denken aan de huidige spelregels. Ontsproten aan een vruchtbaarheidsritueel werden twee “heilige” plaatsen oorspronkelijk als “doel” uitgekozen (een boom of een beek bijvoorbeeld), later werden dat dan de poorten van de kerk. Zo werd de wedstrijd tussen Ashbourne en Compton gespeeld van kerk naar kerk, door de weiden en door het “stadscentrum” (waarbij het de bewoners werd aangeraden hun vensters te sluiten).
Misschien wegens het heidense karakter, misschien ook wegens het vele geweld dat het spel met zich meebracht, werd “the Derby football game” (zoals het toen al werd genoemd) herhaalde malen (meestal tevergeefs) verboden door burgerlijke en kerkelijke overheid. Toch waren er ook geestelijken die het voetbal een goed hart toedroegen. Vandaar dat als “geboortedatum” van het spel soms 25 november 1425 wordt vermeld, aangezien toen het feest van de Heilige Catherina in de abdij van Bicester (Oxfordshire) met een voetbalwedstrijd werd gevierd.
Alhoewel er een oude ballade bestaat (“Sir Hugh or the Jew’s Daughter” over een sterspeler die zijn bal door het raam van een jood schopt, als diens dochter hem uitdaagt de bal te komen halen, komt er vroegtijdig een einde aan een beloftevolle loopbaan) die het heeft over “four and twenty bonny boys” die het tegen elkaar opnamen (2 x 12 m.a.w.), moet men die zeker niet als algemene regel overnemen. Meestal namen gewoon àlle jongelingen van de twee dorpen deel, terwijl hun vaders en de stadsbestuurders te paard de wedstrijd volgden en hun pupillen aanmoedigden.
Alhoewel men mag aannemen dat de deelnemers elkaar kenden en dus wisten wie bij welke ploeg hoorden, werd al vlug (zelfs Chaucer spreekt daarover in “The Knightes Tale” uit zijn “Canterbury Tales”) voor het gemak een kleur toegekend aan iedere ploeg (bij Chaucer bijvoorbeeld rood tegen wit).
De concentratie in het graafschap Derby leeft uiteraard nog voort in de huidige benaming “derby” voor een wedstrijd tussen twee ploegen uit dezelfde streek. Maar als men dan ten tijde van de grote ontdekkingsreizen dit Harpastum wilde “uitvoeren” naar het Amerikaanse continent, bleken de indianen reeds een vergelijkbaar balspel te kennen. Zo zie je maar…
In Italië, meer bepaald in Firenze, was tijdens de renaissance ondertussen het calcio tot grote populariteit opgeklommen. Merkwaardig hier is de verbondenheid met de cultuur. Zo was de stichter van de opera van Firenze, Giovanni Bardi, ook een autoriteit op het vlak van voetbal met een werk als “Discorsa sopra il gioco del calcio fiorentino” (1580).
Hoe raar het ook mag lijken: het grootste verschil met Engeland is dat de Italianen veel gedisciplineerder speelden (er waren m.a.w. meer regels, zoals de beperking van het aantal spelers tot 27 per ploeg met zelfs specifieke functies voor iedere speler – de 15-5-4-3 opstelling legt duidelijk de nadruk op aanvallend spel – en de invoering van een scheidsrechter). Naast het feit dat in principe enkel edellieden het spel mochten beoefenen, had dit wellicht ook te maken met het tijdsverschil. We mogen met andere woorden aannemen dat rond die tijd ook in Engeland meer regels werden ingevoerd. Zo is er in het pastorale gedicht “The Honour of Valour” van Nicholas Breton uit 1605 voor het eerst sprake van een “goale”, al komt de eer toe aan ene Richard Stanyhurst om het woord in die betekenis voor het eerst te gebruiken in een niet-literaire tekst (in 1577). Opmerkelijk daarbij is dat zowel Breton als Stanyhurst in Oxford hadden gestudeerd en dat een goal dus misschien daar zijn ontstaan vindt. Zoals men kon verwachten werd er in die tijd ook al af en toe gespeeld tegen de aartsrivalen van Cambridge (o.m. Oliver Cromwell maakte daar op een bepaald moment deel uit van het team), waarbij men wel telkens tot een overeenkomst over de spelregels moest komen, want die waren op beide universiteiten verschillend.
In Schotland, Cornwall en Normandië werd een ander belangrijk treffen georganiseerd, namelijk een wedstrijd tussen vrijgezellen en getrouwde mannen. Occasioneel wordt zelfs melding gemaakt van een vrouwelijke variante, vrouwenvoetbal was in die tijd trouwens minder uitzonderlijk dan men zou denken, zoals onder meer blijkt uit de “Dialogue between two shepherds” van Sir Philip Sidney. Maar goed, aan de wedstrijd tussen vrijgezellen en gehuwden wordt gerefereerd in de satire “Sir Gyles Goosecap” van George Chapman, helemaal bij het begin van de zeventiende eeuw. Aangezien Sir Gyles denkt dat de gehuwden zullen winnen, besluit hij nog vlug voor de wedstrijd tot den huwelijksen staat toe te treden. “The best reason for marriage that I ever heard, Sir Gyles” is de reactie die hij hierop te horen krijgt…
Al mochten toen nog vrijuit de handen worden gebruikt, toch werd er reeds gespeeld met “un balon de cuir, gros comme la tête et rempli de vent” (Henri Misson de Valbourg, “Mémoires et Observations faites par un Voyageur en Angleterre”, 1698). De duur van de wedstrijden lag ook nog niet vast. Tot in de negentiende eeuw kwamen er wedstrijden voor die dagenlang duurden. Met de nodige onderbrekingen om te eten en te rusten natuurlijk. Niet zozeer op vaste tijdstippen, dan wel telkens na een doelpunt.
Toch was het in diezelfde negentiende eeuw dat de eerste reglementen op schrift werden gesteld. Als allereerste waren er op 7 september 1846 “the laws of football as played at Rugby School”. Onnodig eraan toe te voegen dat het hier het spel betrof dat we nu nog altijd kennen als “rugby”. Alhoewel, zoals gezegd, in “the Derby football game” men de bal ook met de hand mocht aanraken, dan was het lopen met de bal wel iets nieuws (de innovatie wordt in 1823 toegeschreven aan William Webb Ellis, 1807-1872). Tot dan toe gebruikte men de handen enkel om de bal te vangen en dan weg te trappen. Verder trachtte men het ruwe spel zoveel mogelijk tegen te gaan (de manieren om spelers vast te grijpen of te doen vallen werden in regels vastgelegd), maar ook dan kon een wedstrijd bij gelijk spel nog tot vijf namiddagen duren!
Alhoewel rugby door de pedagogische principes van Dr.Thomas Arnold vrij vlug populair werd, vooral in scholen en aan universiteiten, bleven een aantal voetballiefhebbers gefrustreerd achter omdat het “dribblen” op die manier dreigde verloren te gaan. En dat vonden zij nu net het mooie van de voetbalsport. De aanhangers hiervan waren vooral in Eton te vinden, waar men reeds sedert 1841 wedstrijden speelde met ploegen van elf man (**), gesuperviseerd (vanaf 1846) door een scheidsrechter (vanachter een tafeltje, er werd enkel aan hem “gerefereerd” als de twee captains het niet eens konden worden, vandaar “referee”) en twee wat wij nu lijnrechters noemen, maar die in eerste instantie moesten beslissen over de toekenning van een doelpunt, aangezien er nog geen dwarslat en netten aan de doelpalen bevestigd waren. Deze wedstrijdleiders moesten de goedkeuring van beide ploegen wegdragen.
Ondertussen was op 26 oktober 1863 reeds “The Football Association” gesticht in The Freemason’s Tavern in Londen door vertegenwoordigers van verschillende ploegen, maar aangezien de universiteiten niet waren uitgenodigd, zouden er nog een tiental jaren verschillende reglementen circuleren. Vooral het feit dat lopen met de bal in de hand uiteindelijk toch zou toegelaten worden (waarbij de sport amper zou verschillen van rugby), zou een consensus lange tijd verhinderen.
De meeste scholen hielden dus nog vast aan hun eigen reglement. Zo zou er reeds in 1848 (dus amper twee jaar na “The Laws of Rugby”) in Harrow een reglement zijn opgesteld met subtiliteiten als de “toss”, de “throw-in” en “offside”, maar dat is niet tot ons gekomen. Wel een herwerking uit 1856. Hier herkennen we o.a. de “kick off” door de tegenpartij na het scoren van een doelpunt, de vlaggetjes om de vier hoeken van het veld af te bakenen en vooral (als onderscheid met rugby) strengere regels wat het hinderen van de tegenstander betreft. Daarnaast blijft er natuurlijk het onderscheid wat het lopen met de bal betreft, maar het vangen met de hand was er nog altijd bij, zij het enkel vóór de bal de grond raakte en dan mocht men er zich slechts “three yards” mee verplaatsen.
Deze regels waren vooral opgesteld om een interuniversitaire competitie op te zetten. Anderzijds waren in datzelfde jaar 1863, meer bepaald op 16 november, de regels van Uppingham School gepubliceerd. En hier vinden we dan voor het eerst de vastgelegde duur van anderhalf uur. Buiten de onmiddellijke beperking tegenover “een namiddag” is het vooral opvallend dat in geval van gelijk spel de wedstrijd wel zal worden overgespeeld, maar niet noodzakelijk ’s anderendaags. Op 15 december 1865 krijgen we overigens al de eerste melding van een betwistbaar doelpunt gemaakt “twee minuten over tijd”.
Ondertussen hadden Harrow en Eton in november 1862 een wedstrijd tegen elkaar gespeeld, waarin voor het eerst de bal niet met de handen mocht worden aangeraakt. Van een goalkeeper is echter nog geen sprake. Een jaar later worden aan de universiteit van Cambridge alweer andere regels opgesteld, waarbij handspel met een “free kick” wordt bestraft.
In het Noorden van Engeland was ondertussen een eigen liga opgericht, geleid door Sheffield. Dat kwam niet zozeer voort uit dissidentie, als wel uit het feit dat men in Londen verzuimd had de vertegenwoordiging uit het Noorden uit te nodigen op de stichtingsvergadering, zelfs al hadden die daar zelf op aangedrongen. Drie jaar later, in 1866 dus, kwam er dan toch een samensmelting, waarbij de eis van Sheffield om de doelpalen met een lint te verbinden werd overgenomen. Eigenlijk vroegen ze zelfs reeds onmiddellijk een dwarslat, maar die werd pas verplicht op een conferentie in Manchester op 6 december 1882.
Op diezelfde conferentie werden ook de reglementen van de Engelse en de Schotse liga op één lijn gebracht. Dat betekende vooral het einde van de “balgooiers”. In Engeland was het namelijk toegestaan de bal met één hand weer in het spel te gooien. Sommige spelers waren hierin zozeer gespecialiseerd dat zij de bal op bijna eender welke plaats van het veld konden doen terecht komen. In Schotland werd dit tegengegaan door de ingooi met beide handen.
Het is merkwaardig (ofwel heb ik erover gekeken) maar Percy Young brengt nergens de functie van een goalkeeper ter sprake tot hij plotseling op p.151 (!) opmerkt dat ene Grant “achieved distinction as a goalkeeper”. Terecht als men weet dat hij tussen 1867 en 1872 geen enkel doelpunt moest incasseren. Maar of hij er anders uitzag dan de andere spelers en de bal wel met de hand mocht spelen, staat er niet bij.
In 1870 speelde overigens voor het eerst een Schotse selectie tegen een Engelse. Engeland won met 1-0. De beste ploegen van beide landsdelen (resp. Queen’s Park en The Wanderers) wilden tegen elkaar uitkomen, maar nog vooraleer dit in een vriendschappelijk treffen kon gebeuren, werden ze tegen elkaar uitgeloot in de eerste bekercompetitie in 1872. De wedstrijd eindigde op een gelijk spel en er waren niet voldoende fondsen voorhanden om de Schotten nog een tijdje in Londen te houden, dus gingen The Wanderers naar de finale, waar ze de getipte favorieten, de legerploeg The Royal Engineers (tot dan toe ongeslagen) versloegen met 1-0.
Dat de competitie werd gedomineerd door een legerploeg was de eerste aanval op het pure amateurisme, want het spreekt vanzelf dat de andere ploegen met lede ogen aanzagen dat de “soldaten” van de betreffende ploeg weinig anders moesten doen dan trainen. Zo begonnen zij ook hun spelers te betalen als die hun werk moesten verlaten om te trainen of te spelen.
Natuurlijk is Young enkel geïnteresseerd in de geschiedenis van het Britse voetbal (het hoofdstuk over de calcio uitgezonderd), zodat het moeilijk in te schatten is hoe het spel evolueerde in andere landen. Dat de Engelse suprematie in de sport echter zou te danken zijn aan het feit dat de spoorwegen er het best werden uitgebouwd, daar heeft hij m.i. wel een punt, zoals de geschiedenis van de mannen van Queen’s Park mutatis mutandis illustreert.
De evolutie van de sport was op nog een andere manier verbonden aan de sociale realiteit. De agrarische Schotland kende in de jaren zeventig van de negentiende eeuw harde tijden en vele Schotten zakten dan ook af naar het industriële noorden van Engeland. Tegelijk bloeide daar zoals gezegd (denk aan Sheffield) de voetbalsport, terwijl veel van die Schotten in eigen land ook goed tegen de bal konden trappen. De Schotse immigranten werden dan ook graag in de lokale teams opgenomen. Er ontstond natuurlijk een opbod om de beste spelers te lokken en zo kan men zich wel inbeelden dat na verloop van tijd de Schotten nog uitsluitend omwille van hun voetbalkwaliteiten werden gelokt. Het beroepsvoetbal was geboren, zij het met beperkingen die nog tot in 1961 zullen doorwerken (toen werd het maximumloon opgeheven).
In 1883 werd Accrington nog uitgesloten uit de competitie omdat ze zich hadden laten betrappen op het betalen van een transfersom aan ene Beresford en in de jaren daarop volgden er nog een paar, maar omdat bijna alle andere het ook deden, maar handiger, moest er na verloop van tijd wel een einde komen aan deze hypocriete toestand. Een gekende truuk was bijvoorbeeld dat een rijke maecenas van de club de spelers in zijn bedrijf “tewerkstelde”.
Eigenlijk was het een laatste stuiptrekking van het Ancien Régime. Het was immers de adel die er vooral op stond het “amateurisme” te bewaren. Niet moeilijk natuurlijk, voor hen was àlles amateurisme. Daartegenover stonden dus de kapitalisten, die graag met hun nieuw verworven rijkdom uitpakten (de handigsten zouden het zelfs aanwenden om nóg rijker te worden), hierbij gesteund door de arbeidersklasse die ofwel rechtstreeks voordeel had bij de regeling (je kost verdienen met voetbal was alvast leuker dan in de mijnen te gaan werken, om maar iets te zeggen), ofwel gewoon als ontspanning de mooiste matchen wilden zien. En professionals zijn daarin nu eenmaal beter dan amateurs. Dat de toegangsgelden wegens dat professionalisme de hoogte ingingen moesten ze er natuurlijk bijnemen…
Deze laatste overweging (het mooiste voetbal) lag ook aan de oorsprong om op 8 september 1888 te starten met een ligakampioenschap. Als alle ploegen in de amateuristische opvatting over sport over dezelfde kam werden geschoren, gebeurde het vaak dat een topploeg werd uitgeloot tegen een kleinere ploeg, waar helemaal geen volk op afkwam. Daarom besloten de twaalf beste ploegen zich te verenigen in een liga en onder elkaar een competitie te betwisten, die dat eerste seizoen overigens met grote voorsprong werd gewonnen door Preston North End.
En dan is het tijd om over te springen naar het continent, meer bepaald naar Frankrijk. In 1904 wordt daar immers de wereldvoetbalbond Fifa opgericht, o.a. door Robert Guérin, journalist bij “Le Matin”, die tot 1906 ook de eerste voorzitter zou zijn. Reeds van in 1905 droomt deze van een wereldomvattend tornooi tussen de kampioenen van de diverse landen, een verre voorloper van de Europabekercompetitie dus, maar die geen enthousiasme kon opwekken en daarom ook nooit werd in de praktijk gebracht.
Ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Antwerpen in 1920 steekt het idee van een “wereldcompetitie” opnieuw de kop op, vooral dankzij de nieuwe Fifa-voorzitter Jules Rimet en Henri Delaunay, secretaris-generaal van de Franse voetbalbond. Pas in 1926 werd er echter een concreet voorstel ingediend, wat op 26 mei 1928 tijdens een congres n.a.v. de Olympische Spelen in Amsterdam werd goedgekeurd. Al van in 1925 was Uruguay aan het lobbyen om de organisatie van de eerste Wereldbeker toegewezen te krijgen. Nochtans waren ook Hongarije, Italië, Nederland, Spanje en Zweden kandidaat. Toen die echter merkten dat zij niets tegen het Zuid-Amerikaanse blok (geleid door de Argentijn Bosca-Varela) konden inbrengen (Uruguay wilde ermee ook de honderdste verjaardag van het land vieren), trokken die zich terug. Niet enkel als kandidaat-organisatoren, maar ook als deelnemers. Daardoor namen slechts vier Europese landen deel: uiteraard Frankrijk, verder Roemenië en Joegoslavië en… België. De reden voor het wegblijven was uiteraard de lange verplaatsing (twee weken met de boot). Tenzij in het geval van de landen die samen Groot-Brittannië vormen: daar was een twist over het profstatuut van hun spelers aan voorafgegaan. Alhoewel het IOC voor de Spelen in Amsterdam een vergoeding had toegestaan voor de deelnemende voetballers (zogezegd omdat ze door afwezigheid op het werk loonverlies leden), toch mochten de Engelsen en de Schotten hun profspelers niet opstellen en vandaar. Ook de Belgische sterspeler Raymond Braine van Beerschot mocht trouwens niet deelnemen, omdat hij een café openhield en zoiets was streng verboden door de voetbalbond, tenzij men het café had geërfd en dat was duidelijk niet het geval, want zijn broer Pierre mocht wél mee. Dat Olympische tornooi was overigens, net als in 1924, door Uruguay gewonnen, die ook de eerste Wereldbeker wonnen door buurland Argentinië op 30 juli 1930 met 4-2 te verslaan.
Op deze eerste Wereldbeker wonnen de Belgen geen enkele wedstrijd en werden o.m. met zware 3-0 cijfers afgetroefd door… de Verenigde Staten. Deze nederlaag wordt echter al wat duidelijker als men weet dat de ploeg van de V.S. was samengesteld met Britse en Schotse ex-profs.

Ronny De Schepper

(*) Let op: op het internet circuleert ook deze foto van een pub in Covent Garden als stichtingsplaats van de Football Association, maar dat is dus niet juist!

Knipsel
(**) Volgens Michel Dhooghe is men tot dit aantal gekomen omdat de eerste matchen gespeeld werden tussen de verschillende slaapzalen van diverse colleges. Op zo’n slaapzaal sliepen tien leerlingen en één surveillant. Een “guardian” volgens Dhooghe en die zou dan ook de “guardian” van het doel zijn geworden. Ik ben het hiermee niet eens, want in het Frans spreekt men weliswaar van “un gardien du but”, maar in het Engels is het wel degelijk een “goalkeeper”. Volgens de meeste theorieën is het gewoon gegroeid uit een defensieve speler, waarvoor men uiteindelijk besliste dat hij (binnen een bepaalde terrein) ook zijn handen mocht gebruiken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.