De Belgische cineast en stripscenarist Jan Bucquoy viert vandaag zijn 75ste verjaardag. Ik heb hem ontmoet in 1995, toen hij aan de kust de tweede aflevering van zijn filmepos “La vie sexuelle des Belges” aan het draaien was…

Een film van anderhalf uur over La vie sexuelle des Belges?” riep Barry Norman uit. “Wat doen ze dan die andere 89 minuten?” Nu ga ik niet beweren dat wij Belgen de grootste minnaars ter wereld zijn, maar als er 1 volk is dat op dat vlak beter zijn mond zou houden, dan zijn het toch wel de Engelsen zeker!
Maar goed, nog altijd geen kwaad woord over brave Barry, want zijn filmprogramma blijft het beste en het intelligentste dat er op de treurbuis te zien is. Heel wat anders dan de verkapte reklame van Star of zelfs Première zaliger. En zie, na zijn verplicht grapje gaf Norman toe dat “La vie sexuelle des Belges” van Jan Bucquoy een van de beste films was die hij recent had gezien. Hij werd daarin prompt bijgetreden door de Belgische filmcritici die Bucquoy, ooit nog door de BRT van de televisie geweerd, de André Cavens-prijs toekenden.
In “La vie sexuelle” zagen we Jan Bucquoy (maar dan gespeeld door Jean-Henri Compère) die, geboren in Harelbeke, weliswaar “Het Laatste Nieuws” leest en (tegen zijn zin) naar Will Tura luistert, maar toch Frans spreekt. Vreemd, maar afgezien van onze Noorderburen is niemand daarover gevallen. “De film is in twintig landen uitgebracht en overal goed onthaald, ook in de Verenigde Staten,” lacht Bucquoy. “Maar in de meeste landen loopt hij in de taal van het land: Duits, Spaans, Italiaans, noem maar op.”
De film werd helemaal met eigen middelen gedraaid en omdat Bucquoy op dat moment met zijn stripverhalen (o.a. “Het sexuele leven van Jan Bucquoy” in het Nederlands uitgegeven bij Loempia) beter bekend was in Frankrijk dan in België was het enige geld dat hem ter beschikking stond van Franse oorsprong. “Voor volwassen strips had je in Vlaanderen gewoon geen afzetgebied,” zegt Bucquoy.
We zitten samen op de dijk van Westende. Het is één van die broeiend hete dagen in augustus en de zeewind is een koel cliché. Waarom zijn we hier? Dat is het thema van de film, maar in tegenstelling tot de filosofische vraag waarop zelfs wijlen Leo Apostel geen antwoord kon geven, kan ik wel zeggen waarom wij hier in Westende zijn. Op het einde van de eerste film werd immers reeds een vervolg aangekondigd en dat wordt hier nu gedraaid. Het is dus niet zo dat dit tweede deel, “Camping Cosmos”, op het succes van de eerste wil teren. Nee, Jan Bucquoy had dit vervolg eigenlijk reeds in zijn hoofd. Alleen de centen ontbraken. Dat is nu geen probleem. Bucquoy zou oorspronkelijk zelfs geld krijgen van de Vlaamse gemeenschap. Maar bijlange niet zoveel als van de Franstaligen (18 miljoen tegenover 6,5 miljoen). “De film zit vol met Vlamingen,” zegt hij, “Arno, Antje Deboeck, Jan Decleir… En Herman Brusselmans natuurlijk, die er ook in de eerste film reeds bij was.” Decleir en Deboeck worden ook als hoofdrollen naar voren geschoven voor het volgende filmproject van Bucquoy, “Het mooie kotsende meisje”, de verfilming van “Ex-drummer” van alweer Herman Brusselmans. “Ik voel me wel thuis in het Frans, maar de behoefte om een film te maken in je eigen moedertaal is toch heel groot,” zegt Jan en hij barst uit in een hartverscheurende versie van “Kom van dat dak af”.
Maar zijn het in deze film niet eerder cameo-rolletjes?
“Ik werk altijd met kleine scenes, daarom heb ik ook heel veel acteurs. Zelfs de hoofdrol is heel verknipt en niet enkel figuurlijk. Eigenlijk gaat het over een hele kosmos van mensen die door elkaar wriemelen. Maar Brusselmans is veel in beeld.”
Inderdaad, madame Crapaud (Catherine Claes), die samen met haar man (Angelo Bison) Frituur Cosmos openhoudt, zal deze in de steek laten om er met Brusselmans vandoor te gaan. Maar het loopt slecht af want ze zullen beiden omkomen bij een motorongeval.
“Eén van de stellingen van de film is dat liefde de mensen mooier maakt,” zegt actrice Isabelle Legros. “De haren van madame Crapaud zijn eerst zeer vettig, maar haar verliefdheid maakt haar zo mooi dat ze zelfs tot miss Cosmos wordt verkozen. En een meisje dat scheel kijkt wordt op mijnheer Van den Put verliefd en plotseling staan haar ogen kaarsrecht.”
Mijnheer Van den Put (Jean-Paul Dermont) is de eigenaar van de camping en in de film is hij gehuwd met Eva “Lolo” Ferrari, een dame die geen airbag in de auto nodig heeft aangezien er tweemaal zes kilogram siliconen in haar borsten zijn ingeplant. Het is eigenlijk de bedoeling dat we een gesprek zouden hebben met mevrouw Ferrari, maar ze meet zich een beetje sterallures aan, je komt niet in de buurt. Gelukkig is er dus Isabelle om mij op te vangen. In de eerste film speelde ze de rol van de moeder en ergens in de film wordt er gezegd dat de fascinatie voor borsten bij Jan Bucquoy reeds in de wieg begon toen zijn moeder hem de borst gaf. “Ze had mooie borsten,” is een van de eerste zinnen in de film. De vrouw die deze mooie borsten in de film moet tonen staat hier nu voor me, maar in tegenstelling tot Lolo Ferrari die haar borsten onder ieders neus duwt, krijg ik deze niet te zien. “Mijn man is de klankman,” fluistert ze en luider, als hij naderbij komt: “Je ziet, het is een echte familiefilm!”
“Eigenlijk ben ik blij met jou te mogen optrekken i.p.v. met Eva Ferrari,” zeg ik, maar Isabelle neemt de verdediging van Ferrari op. “In de grond is ze best aardig,” (*) zegt ze. “Ze heeft humor, ze kan zichzelf relativeren. Ze heeft zelfs een plaatje gemaakt dat Airbag Generation heet. Het is haar man, een plastisch chirurg, die haar zo monsterlijk heeft misvormd. Niet alleen haar borsten, ook haar lippen zijn opgespoten. Had je dat nog niet gezien? Ze zijn zo dik dat haar mond altijd wat open staat. Het is alsof ze voortdurend iemand wil pijpen,” giechelt ze. Maar dan wordt ze weer ernstig als we Ferrari langs de rugzijde zien. “Zo is ze zelfs mooi,” zegt Isabelle. “Een beetje Brigitte Bardot-type. Hoe is het mogelijk dat men haar zoiets heeft aangedaan! Ze loopt nu al voorover gebogen, binnen een paar jaar zal haar ruggegraat het helemaal begeven.”
“Hoe oud is ze?”
vraag ik.
“Geen idee,” zegt Isabelle. “Ergens tussen 25 en 35. Ik heb ook op de mannen gelet tijdens de opnames. Jan begint met een travelling langs allemaal vrouwen die met naakte borsten op het strand liggen en dan stoot je plots op die monsterlijke bergen van Lolo. Zeer grappige scene overigens. Zoals zo vaak bij deze film moest ik me uit de buurt houden omdat ik het zou uitschateren. Maar goed, ik heb dus de mannen bekeken en naar hun commentaren geluisterd en die vinden dat helemaal niet opwindend.”
“Gelukkig maar.”

Mijnheer Van den Put is eigenlijk diegene die de camping nieuw leven wil inblazen met o.a. een zangwedstrijd, die wordt gepresenteerd door zanger Claude Semal, de baas van de vrije radio “Radio Cosmos”, waarbij de Vlaamse uitzendingen trouwens door Jan Bucquoy zelf in het Westvlaams worden gepresenteerd.
Daarnaast is er ook Noël Godin, alias Georges Le Gloupier, de taartengooier, die de letterkundige Pierre Mertens vertolkt. De film speelt zich af in 1986 en dan is er ook voor het eerst sprake van aids! En natuurlijk is “J’aime la vie” van Sandra Kim de hit van het ogenblik. Overal kun je dat horen. “En ik kan het niet uitstaan!” zucht Isabelle.
“Evenmin als in de eerste film weigerde Jan een Franse vedette aan te trekken, zoals men dat gewoonlijk doet,” zegt Isabelle. “Daar stond hij op dat de acteurs alleen maar Belgen zijn.” Later zal ze schoorvoetend toegeven dat zijzelf eigenlijk een Française is…
Isabelle speelt deze keer een actrice die met haar gezelschap op de camping “Moeder Courage” van Brecht komt vertolken in het kader van “de cultuur naar het volk brengen”. De affiche die het stuk aankondigt, is trouwens de foto uit de eerste film waarin Isabelle, als moeder, de kleine Bucquoy de borst geeft. “Dat soort knipogen is typisch voor Jan Bucquoy.” Uiteraard komt er geen kat naar kijken en dus wordt er maar een Miss Cosmos-verkiezing gehouden.
Jacques Calone, de vroegere “tenor mondain”, speelt onder zijn eigen naam iemand van het ministerie van cultuur, die zal worden opgevolgd door Jan Bucquoy. Het symbool van de recuperatie van een linkse oproerkraaier door de machthebbers. Calone verzamelt slipjes (een referentie aan het slipjesmuseum van Bucquoy dat enkele jaren geleden zoveel ophef maakte, aangezien hij ook aan koningin Fabiola een bijdrage had gevraagd) maar dan wel van poppen.
De finale van de film is een totaalspektakel, waarbij Jan Bucquoy, nog altijd gespeeld door Jean-Henri Compère, marxistische gedichten voordraagt terwijl er een bokskamp plaatsheeft tussen Jean-Pierre Coopman en Freddy De Kerpel. Scheidsrechter is Marcel Vantilt, alweer een Vlaming. De beide boksers kregen van de Belgische Boksbond geen toestemming voor deze kamp, zodat het de Kickboksorganisatie was die de nodige medische attesten afleverde voor de kunstschilder van 48 en de biljarttafelverkoper van 46. Na het geënsceneerd gevecht volgde toch nog een echte wedstrijd omdat De Kerpel altijd al heeft willen bewijzen dat hij de betere bokser was, ondanks het feit dat Coopman door zijn wedstrijd tegen Mohammed Ali meer in het nieuws kwam. De uitslag was echter onbeslist. “Maar ze zijn er wel hard tegenaan gegaan,” zegt Bucquoy.
Zoals hijzelf ongetwijfeld, nadat in januari ’96 bekend raakte dat de Vlaamse regering de toegezegde 6,5 miljoen subsidie (eigenlijk: voorschot – als er winst gemaakt wordt, delen ze daar zelfs in!) niet zou uitbetalen. Onmiddellijk was het “Eric Van Rompuy is een fascist” en “’t Is omdat ik communist ben”, maar daarbij ging Bucquoy wel voorbij aan het feit dat het trio Van Rompuy-De Meester-Martens het goedkeuringsbesluit eigenlijk reeds had getekend. Volgens Robbe De Hert was het dan ook SP-minister Vandenbossche die “met z’n zatte kloten” op de laatste ministerraad van het jaar zou hebben gezegd: “We gaan toch geen geld geven aan die vetzak met zijn madam met dikke tetten zeker?” Hoe dan ook, hiermee werd een precedent geschapen, want het was nog nooit gebeurd dat de Vlaamse regering in negatieve zin inging tegen het advies van de filmcommissie (omgekeerd heeft ze soms wél steun verleend aan projecten die een negatief advies meekregen). Jan Bucquoy vond dan ook dat de filmcommissie moet aftreden als ze nog een beetje kloten aan hun lijf hebben.
De film zal uiteindelijk toch worden afgemaakt dankzij een financiële inbreng van Jan Verheyen (Independent). Enkele maanden later werd Bucquoy trouwens in het gelijk gesteld door de Raad van State en moest de Vlaamse regering toch de 6,5 miljoen ophoesten.
Als Jan Bucquoy z’n schulden van “Camping Cosmos” kan afbetalen, belooft hij uiteindelijk z’n trilogie af te werken, deze keer met “een Engelse blik”. Vandaar de titel “The last temptation of the Belgians before they disappeared”. “België is begonnen met een opera en zal eindigen met een film,” voorspelt hij. (**)

Referentie
Ronny De Schepper, La vie sexuelle op Camping Cosmos, Steps magazine september 1995

(*) Ondertussen ligt Lolo Ferrari dus inderdaad reeds in de grond. Tenzij ze verast is natuurlijk.
(**) De film is er bij mijn weten als zodanig nooit gekomen. Er bestaat wel een “Vie sexuelle III” (en zelfs IV en V, geloof ik), maar die gaat over een totaal ander onderwerp. En België bestaat dus ook nog steeds. Voorlopig.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.