Van 16 tot 28 september vond in de Minardschouwburg weer het Festival van het Amateurtheater plaats. De inzet is de “Gentse Mokke”-trofee voor de beste productie van het jaar. De geselecteerde theaters waren Klokke met “Bloed en Liefde” van Godfried Bomans, het Multatulitheater met “De Naam”, De WAANzin met “Wachtend op Godot” van Samuel Beckett, La Barraca met “Seks in Sakhalinsk”, De Leiezonen met “Winter onder de tafel” en Krakeel met “Eclipsed”. De prijs ging uiteindelijk naar dit laatste theater. Bovendien kreeg Eva Temmerman de prijs voor de beste vrouwelijke hoofdrol.

Theater Krakeel ontstond in 1983 omdat een aantal mensen toneel wilden spelen na hun academie‑opleiding en omdat er een toneelzaaltje boven de Florakring in Gentbrugge vrij kwam. Boeiend en uitdagend met theater bezig willen zijn, liet jaar na jaar zijn sporen na.
Naast vier toneelproducties per seizoen, organiseert Krakeel ook podiumkunstenfestivals die twee maal per seizoen plaats vinden en die telkens vijf verschillende voorstellingen beslaan gaande van vrijdag tot en met zondagavond. Vanaf seizoen 2000‑2001 biedt Krakeel ook ruimte aan geïnteresseerden die er een opvoering willen brengen.
Het artistiek beleid van Theater Krakeel is niet vies om een klassieker of een publiekstrekker te brengen maar wil deze dan wel iets eigenzinnig zien, op de één of de andere manier. « Typisch Krakeel » hoort men vaak vanuit het publiek.
De beperkte scéne‑ruimte in Krakeel werd reeds ingekleurd met (een selectieve keuze): “Het ei” van Félicien Marceau, de openingsproductie in 1983, “Wrok om vroeger” van John Osborne, “De Worgengel”, een creatie van Johan De Boose, toen nog een jonge Gentse theatermaker en “Striptease e.a verhalen” van Slawomir Mrozek, waarmee ze de eerste prijs behaalden op het eenakterfestival van K.N.T.V. Brussel.
Dan volgde “Mevrouw Gauguin” van Helen Cooper, een Belgische creatie. Helen Cooper kwam vanuit Londen kijken: “De regisseur en de spelers hebben feilloos en met perfecte timing de essentie van het stuk geraakt, zonder te verzanden in de overvloed van details in mijn origineel script,” vertelde ze aan de krant.
“Pass the butler” van Eric Idle werd in een regie van Marc De Bodt gebracht in het Tolhuis tijdens de Gentse Feesten van 1991 (20/7 om precies te zijn). Het is een typisch Monty Python-product (in vertaling van Rudy Vandendaele, al heeft Geert Stadeus ook een vertaling gemaakt), dat niet met de nodige vaart werd gebracht, waardoor de pointes doorgaans de mist ingingen.
Met “De goede dokter” van Neil Simon behaalden ze de eerste prijs in het Tornooi der Lage Landen in Elsloo (NL) en 2e prijs in het Renaat Ravijtstornooi. Met “De Schmurz” van Boris Vian werden ze opgenomen in de eerste categorie in de provinciale klasseringswedstrijd, terwijl ze met “Rinoceros” van Eugène Ionesco alweer de eerste prijs in het Tornooi der Lage Landen in Elsloo wegkaapten. “Jacques en zijn meester” leverde dan weer een bijzondere tweede plaats op het Koninklijk Landjuweel in Mortsel in 1993.
Op 5 november 1993 zag ik in zaal Flora “De nacht der tribaden”van Per Olov Enquist in een regie van Paul Ooghe. Rik Lievens leverde als August Strindberg een voor een amateur toch wel merkwaardige prestatie (al kon men zich wel afvragen of hij het einde van de reeks zou halen, gezien het feit dat hij zich ook fysisch erg bleek op te winden, te oordelen aan zijn hoogrode kleur en de gespannen aders in zijn nek). Hij werd goed omringd door Annie Vermassen als zijn vrouw Siri en Marieke Stubbe als haar minnares Marie-Caroline David. Reginald Wietendaele was minder dan de anderen, maar aangezien hij een komplete sul moet uitbeelden, verhoogt dat juist een beetje de charme van de rol. Jean Vanden Thoren was met zijn kortstondige verschijning als fotograaf de typische kleurrijke, maar totaal overbodige inlassing van een amateurgezelschap dat zoveel mogelijk mensen aan bod wil laten komen. Het decor van bierkratten was een idee van Paul Ooghe zelf.
Daarna werd de monoloog “De Mythe” van Freek De Jonge dusdanig bewerkt dat de scène één grote waterplas vormde. Een voorbode van “De Storm” van William Shakespeare, wat hen opnieuw een plaats in de eerste categorie in de provinciale klasseringswedstrijd opleverde.
Daarna volgde eerst “Who’s afraid of Virginia Woolf” (in een regie van Geert Willems) en daarna “Huwelijksspel”, allebei van Edward Albee. Dit laatste stuk werd in het Gents gespeeld en dat was voor Krakeel een primeur.
In 1997 startte Krakeel met een jongerenwerking. Het enthousiasme van deze groep resulteerde in een aantal voorstellingen: “Molière à la carte”, “Gewoon water”, “Boys‑time”, “Romeo en Julia” en “Nachtschade”.
Met “De vliegen” van Sartre in een regie van Marleen Vermeir veroverde Krakeel in 1998 het felbegeerde Koninklijk Landjuweel.
In februari 2000 zag ik Thea Deege als Colette aan het werk in Theater Krakeel. Hier had het Sabbattinitheater, waarvan zij de artistieke leiding heeft, nu onderdak gevonden na de breuk met het echtpaar Wim Verbanck-Solange Coppens dat het Burgcentrum verhuurde.
Wie amateurtheater nog altijd verwart met de zoveelste versie van “Slisse en Cesar” moest op het einde van het jaar 2000 zeker naar “Les Liaisons Dangereuses” bij Theater Krakeel gaan kijken. De meesten kennen dit stuk vooral uit de filmversie, maar velen hebben ook de opvoering in het NTG gezien of zelfs de gezongen versie in de Vlaamse Opera. Het is het zoveelste bewijs dat gedreven amateurs nauwelijks hoeven onder te doen voor professionelen. Meer zelfs, wat de uitspraak van het Nederlands betreft mogen alle beroepsgezelschappen – en ik zeg wel degelijk: àlle – eens hun licht komen opsteken bij dit theater uit Gentbrugge. Ik heb al zoveel keer “nie” en “goe” gehoord in toneelstukken die zogezegd in het Algemeen Nederlands worden gespeeld (dat betekent dus in een minderheid van de gevallen, want meestal kiezen professionelen radicaal voor een of ander dialect) dat het een verademing was onze taal eens behoorlijk te horen uitspreken. Akkoord, het feit dat het stuk zich in het verleden en in een adellijk milieu afspeelt, helpt voorkomen dat we met bordkartonnen karakters te maken hebben, maar toch.
Het werk van Christopher Hampton gaat uiteraard terug op de briefroman die Choderlos de Laclos in 1782 publiceerde, de periode dat de Franse aristocratie op haar decadente hoogtepunt was net voordat ze door de revolutie van 1789 ten val zou worden gebracht. Toch bezit de roman een tijdloze kwaliteit wegens z’n universele thema: het gaat over de fijnste subtiliteiten van de interpersoonlijke relaties of eerder over het stukmaken daarvan. Vriendschap en liefde; vertrouwen en begrip: dat alles tegenover verraad, haat en de wraak die de gekwetste gevoelens moet vergoeden, daar draait de ingenieuze plot van ‘Liaisons’ om. Universeel‑menselijke gegevens die alle generaties blijven fascineren.
Christopher Hampton adapteerde de roman voor het theater in 1988 en amper een jaar later werd zijn bewerking reeds verfilmd door Stephen Frears (‘Valmont’ van Milos Forman uit hetzelfde jaar was op een eigen, afwijkend scenario gebaseerd). Wordt in de film(s) het époque-karakter beklemtoond, dan worden zo goed als alle theaterzettingen gemoderniseerd. Zo ook door Marleen Vermeir bij Theater Krakeel. “Het onderwerp is tijdloos, vandaar” is de korte maar duidelijke argumentering.
Niet dat aan de historiciteit geen aandacht besteed zou worden: bij mijn weten heeft vóór Marleen Vermeir geen enkele regisseur het lumineuze idee (of: de noodzakelijke muzikale achtergrond) gehad om dit stuk te ondersteunen met muziek uit ‘Lakmé’ van Delibes. Die opera werd voor het eerst opgevoerd in Parijs, honderd jaar na het verschijnen van de brieven van Delaclos en behandelt en hij behandelt dezelfde thema ‘s: passie en (de daarmee samengaande) wreedheid.
Markiezin Merteuil zet haar ex‑minnaar Graaf Valmont in als werktuig voor haar onbedwingbare lust om mensen ten gronde te richten. De jonge Cécile de Volange wordt door Valmont verleid en zwanger gemaakt. Zelfs de immer deugdzame Madame de Tourvel geeft zich, na een slopend psychologisch spel, gewonnen voor de avances van Valmont..
Regisseur Vermeir maakt (natuurlijk) een persoonlijke keuze uit de verschillende interpretaties die er rond dit thema geweven zijn, maar sluit zich bij geen enkele eenduidig aan ‑ al is haar keuze voor de eindscène wel duidelijk die van de film: “We spelen al in een tijdloos kader; dan nog eens een open einde geven zou niets meer zijn dan jezelf herhalen.”
In deze productie houdt regisseur Vermeir amper een paar van haar ‘klassieke waarden’ onder de Krakeel‑acteurs over en plaatst ze vooral de jonge garde volop in de schijnwerpers ‑ Krakeel heeft alle redenen om fier te zijn. Hiermee heeft Theater Krakeel dan ook het bij het amateurtheater fel begeerde Koninklijk Landjuweel gewonnen.
Dat jaar vond de nationale finale plaats in de Mozaïek in Kortessem (Limburg). De andere finalisten waren PACT uit Aalst, het Hasselts Toneel, Toneel Heverlee, Kunst en Vreugde uit Hooglede en het thuis spelend Gorse Toneelgezelschap uit Kortessem.
Buiten de hoofdprijs ging het Gentbrugse gezelschap ook met de Ast Fontaine-prijs voor de beste uitspraak lopen. Ikzelf had reeds aangestipt dat zelfs beroepsgezelschappen hieraan een puntje konden zuigen en het is dan ook heel terecht dat Krakeel hiervoor werd gelauwerd.
Amateurtheaters die op het vlak van repertoire wel eens gewaagde keuzes maken, durven deze politiek ook doortrekken naar de creativiteit van de eigen medewerkers. Zo heeft Theater Krakeel uit Gentbrugge gedurende twee jaar zitten broeden over een stuk met personages, verhalen en vooral de taal van het Oude en Nieuwe Testament. Bij de première voorzag men toen al het nodige gekrakeel over de wijze waarop men met die stof is omgegaan. Krakeel heeft als het ware de bijbel “gekraakt” en zich de inhoud op een heel aparte manier eigengemaakt. Misschien zijn ze wel “Een kruis te ver” gegaan, zoals de titel reeds suggereert. Het is niet de bedoeling de spot te drijven met het geloof, stellen ze uitdrukkelijk, maar er wordt blijkbaar flink wat gerelativeerd (zeg maar: er wordt wat afgelachen), zodat Krakeel zelf vraagt dat mensen die daar niet tegen bestand zijn, zouden wegblijven. Om het met hun eigen woorden te zeggen: hij die zonder handen is, werpe de eerste steen!
Amateurtheaters grijpen vaak naar platte kluchten om een gemakkelijk succes te behalen. Amateurtheaters die hoger mikken en die toch eens een komedie willen brengen, doen dit dan met subtieler werk. Maar dit is ook veel moeilijker. Dat mochten we onlangs nog ondervinden bij “Het belang van Ernst” van Oscar Wilde door het Multatuliteater. Hier waren duidelijk mensen aan het werk die nog maar pas op de planken stonden en de timing en karakterisering stond dan ook nog helemaal niet op punt.
Theater Krakeel, dat wél over een stevig spelerspotentieel beschikt, mikte nóg hoger met “Een kruis te ver”, een zelf geschreven satire op de bijbel. Naar verluidt ging er twee jaar voorbereiding aan vooraf, maar toch is men nog te snel in première gegaan. Een stuk is immers pas af als het echt àf is en niet omdat men van oordeel is dat de voorbereiding nu wel lang genoeg heeft geduurd (niet voor niets is “God van Morgen” in Arca bijvoorbeeld een week uitgesteld). Daardoor bleven een aantal grappen gewoon in de herhaling steken. Toegegeven, men moet dan wel weten dat de apostelen ook in “Jesus Christ Superstar” écht zat worden of dat “De Spaanse Inquisitie” een verwijzing is naar Monty Python, maar precies dit laatste geeft aan dat “alles beter kan” zoals Mark Uytterhoeven zou zeggen. Als Christus bij Krakeel aan het kruis hangt en men voelt dat er een liedje zit aan te komen, is dat niet het voor de hand liggende “Always look on the bright side of life”, maar wel het verrassende “We’ll meet again”. Dàt was Krakeel op zijn best. Maar zo was het helaas niet de hele tijd.

Ronny De Schepper

Theater Krakeel, Theaterstraat 33, 9050 Gentbrugge, 09/228.21.63.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.