De Griekse componist en politicus Mikis Theodorakis is gisteren overleden op 96-jarige leeftijd.
Op 14 oktober 2018 was het dertig jaar geleden dat Mikis Theodorakis in Aalst is opgetreden en ik ben fier te mogen zeggen dat ik daarin een rol heb gespeeld. Een jaar eerder was hij immers te gast in de Brugse Beurshalle en ik had concert-organisator Jo Van Driessche onder de arm genomen om Mikis Theodorakis op een rustig moment te knippen voor een kort interview. En om toch niet helemaal onverrichterzake huiswaarts te moeten keren (het fantastische concert dan niet meegerekend natuurlijk: de finale met vurige versies van zijn politieke liederen als “To mesimeri” was werkelijk onvergetelijk), had ik vooraf reeds een gesprek gehad met zanger Petros Pandis. Maar dan, net vóór het concert een aanvang zou nemen, komt tourmanager Leon Lamal met zijn wagen de Brugse Beurshalle binnengereden en Theodorakis zelf stapt uit, hevig gesticulerend tegen zijn vrouw en tegen Maria Farantouri en de jonge Aliki Kayaloglou die hem vergezellen. Ook andere muzikanten die komen aangeslenterd duwt hij de reden van zijn opwinding onder de neus. Maar… is dat niet de brief van de Aalsterse Mikisclub die ik hem daarnet via Lamal had laten bezorgen? Het er dan toch maar op gewaagd natuurlijk, de recorder op “on”.
Mikis begint met in zijn eigen typische Franse patois commentaar te geven op de Aalsterse uitnodiging om in 1988 de viering van 20 jaar Mikisclub mee te maken…
“VROEGER WAS IK POLITIEKER, NU DOE IK AAN POLITIEK”
Mikis Theodorakis: Je suis très ému, ik ben zeer ontroerd. Ik wist niet dat er zo’n cultureel centrum bestond. Ik vind dan ook dat men vanaf nu reeds aan een tournee voor april-mei 1988 mag beginnen werken. In Aalst zou ik dan een populair programma kunnen brengen, bijvoorbeeld de “Canto General”. Maar men zou van de gelegenheid gebruik kunnen maken om ook andere muziek van mij te brengen. Bijvoorbeeld het concerto voor gitaar en stem dat in februari in Luik in première gaat met Guy Lukowski en Maria Farantouri. Ter gelegenheid van Europalia is hier ook reeds mijn orkestsuite uitgevoerd. In België kent men mij dus onder alle facetten. Leon zou er dus kunnen voor zorgen dat die in die periode allemaal aan bod komen. Ikzelf ben gerust bereid om hier veertien of twintig dagen, ja zelfs een maand, te blijven. En dan nodig ik bijvoorbeeld de Zweedse, Griekse of Amerikaanse koren uit waarmee ik reeds heb samengewerkt en die niets kosten, tenzij de vervoersonkosten, aangezien het amateurs zijn. Daarmee zouden we dan misschien mijn Byzantijnse mis kunnen doen of mijn Requiem of zelfs mijn kamermuziek. Er is zo’n grote variëteit.
– Zeg dat wel, zelfs de Beatles hebben op 16 juli 1963 voor de BBC een song van jou opgenomen (*) en Maria Callas zong “Zorba” voor Onassis…
M.T.: Muziek is één en ondeelbaar. Ik hou zoveel van Bach als van The Beatles. Misschien componeer ik zelfs ooit nog wel eens electronische muziek. Wat echter belangrijker is, is de vraag voor wie men componeert. Op de eerste plaats componeer ik natuurlijk voor mezelf, omdat ik er de aandrang toe voel, maar toch ben ik al onmiddellijk zeer sterk gericht op de collectiviteit. Ik zet me dan ook af tegen elitaire muziek. Er is geen muziekvorm die op zich elitair is, maar de omstandigheden kunnen dit veroorzaken. Zo ben ik op een zeker moment bewust afgestapt van het schrijven van symfonieën en ben me op het maken van liederen gaan toeleggen. Op die manier wilde ik het publiek als het ware opvoeden en ik mag zeggen dat ik daarin ben geslaagd.
Dat wordt o.a. bewezen door mijn volksoratorium “Axion esti” (“Wees waardig”), op tekst van Griekse dichter Odysseus Elytis. Dat is een mengeling van een klassieke muziekvorm (het oratorium) met Griekse elementen, zowel populaire als meer traditionele (de zogenaamde demotische zangen). Zeker geen gemakkelijk stuk, maar toch is dit mijn grootste succes, ook wat platenverkoop betreft.
De komst van de kolonels maakte echter een abrupt einde aan deze evolutie, soms zelfs letterlijk: ze trokken de conservatoria binnen en vernietigden daar alles wat ze onder handen kregen, instrumenten, partituren… Hun bedoeling was de populaire Griekse muziek (wij gaven concerten tot zelfs voor veertig duizend mensen) te vervangen door het Amerikaanse star-system omdat dit de multinationals ten goede kwam. Het gevolg was echter dat het “leger” van componisten, muzikanten enz. dat reeds voor 80% “links” kon worden genoemd, nog versterking kreeg. Ze zijn dan ook nooit in hun plan geslaagd.
Wat mijn eigen muziek betreft, met de jaren is de inhoud van mijn liederen inderdaad veranderd, maar het lyrisme is gebleven. Dat is de constante, daar draait het allemaal om. Daarom heb ik ook deze tournee opgezet, die nu eens niet rond één bepaalde cyclus draait, maar waarin ik een selectie van 77 liederen uit mijn totale oeuvre van een paar duizend breng. Die plaat die onlangs bij CBS is uitgekomen (**) kan dan ook enkel maar als een voorproefje worden beschouwd van de cassette met vier live-elpees die een beter overzicht moet geven van onze tournee. En wees gerust, volgend jaar maak ik nog wel een nieuwe selectie van 77 nummers en het jaar daarop weer één en zo verder tot op het einde van mijn dagen.
– Men kan dan ook nauwelijks beweren dat u het moe wordt. Maar bent u in zekere zin toch niet de politiek een beetje moe? Heeft dat lyrisme niet de plaats ingenomen van de combattiviteit van vroeger? En is het daarom dat u ontslag heeft genomen uit de Griekse communistische partij?
M.T.: Ik heb geen ontslag genomen als partijlid, enkel als parlementslid. En dan nog omdat het niet te verenigen was met mijn werk als componist, misschien dat ik mij later opnieuw verkiesbaar stel. Neen, mijn waarde, ik ben reeds van in 1942 lid van de partij en dat zal ook zo blijven, hoop ik. Het is dus net het tegenovergestelde. Dit ogenblik van reflectie, van terugplooien op jezelf is gewoon om opnieuw op krachten te komen. De grootste kracht om je te engageren vind je immers in jezelf en het lyrisme, net als de poëzie trouwens, helpt je daarbij om jezelf te leren kennen.
– Het aloude Griekse paradigma: “Gnoti seauton”, ken uzelf …
M.T.: Precies. De mens die zichzelf kent is klaar tot de strijd. Het is waar, soms dwingen uiterlijke omstandigheden je je uit te putten voor de anderen, maar dan moet je zoals de Griekse goden eens afdalen naar de aarde om weer op krachten te komen. Toen ik de eerste keer, nu al twee jaar geleden, mijn ontslag aankondigde, stak er een storm van protest op. Niemand wilde dat geloven, laat staan aanvaarden. Maar zes maanden geleden heb ik dan uiteindelijk de knoop doorgehakt en ik kan u verzekeren, dat ik op dat moment pas echt opnieuw politiek ben geëngageerd. Daarvoor was ik een politieker, zoals alle anderen. Ik draaide mee in de politieke mallemolen. Maar nu heb ik mijn vrijheid herwonnen, dankzij mijn muziek en mijn concerten, en ik ben met verdubbelde ijver aan het werk gegaan. Zo zijn we op dit moment aan het repeteren voor mijn eerste opera die in januari in Athene zal worden gecreëerd en die als thema de eeuwenoude tegenstelling tussen poëzie en technologie zal hebben, of tussen poëzie en vulgair materialisme als u dat verkiest.
“DIE GOUDEN PLAAT IN TURKIJE IS EEN POLITIEK FEIT”
– De première van die opera mag dan nog in Athene plaatshebben, boze tongen zullen uit uw langdurig verblijf in het buitenland allicht afleiden dat u aan het Griekse volk blijkbaar geen boodschap meer heeft?
M.T.: Niets is minder waar. Het Griekse volk inspireert me meer dan ooit. Maar mijn lichameijke aanwezigheid is daarvoor niet vereist. In mijn geest en in mijn hart ben ik er echter wel vaak mee begaan. Neem nu de problemen rond onze relatie met Turkije. Dat is in Griekenland taboe als gespreksonderwerp. Zelfs onder de socialistische regering van Papandreoe. Hij heeft de fakkel van het nationalisme overgenomen van extreem-rechts en de communisten laten hem stilzwijgend begaan. Men durft er niet tegen ingaan. Niemand durft er tegen ingaan. Men is bang als verrader te worden beschouwd.
Toch ben ik zelf een paar maanden geleden naar Istanbul gegaan om er een gouden plaat in ontvangst te nemen. Werk van mij werd immers in het Turks vertaald en op twee maanden tijd werden er 200.000 exemplaren van verkocht. Dat is niet enkel een muzikaal en commercieel succes, maar vooral een politieke goedkeuring van mijn strijd tegen het nationalisme. Het maken en kopen van die plaat is in Turkije een politieke daad. Het Turkse volk wordt op dit ogenblik verdrukt en uitgebuit en toch voert men er in Griekenland een hetze tegen. Samen met de twee grootste Turkse dichters heb ik dan ook onlangs een oproep tot beide volkeren gedaan om zich te verzoenen, om samen te werken in een erkenning van elk zijn eigen souvereiniteit.
In Griekenland heeft deze oproep heel wat stof doen opwaaien. De kranten stonden er vol van, er waren publieke debatten… Er is ook een comité van dertig democraten opgerichten bestaande uit vijftien Grieken en vijftien Turken. Dat comité heeft er onder meer voor gezorgd dat in Athene een concert van Turkse muziek zal plaatshebben. Dat is werkelijk nog nooit gebeurd!
Sommige mensen beweren wel dat ik met mijn actie het bewind van Evren ondersteun, maar dat is een delicate zaak. Ik kan alleen maar zeggen dat zélfs Turkse politieke gevangenen mij hebben aangespoord dit te doen.
Hetzelfde voor Israël, waar ik deze tournee heb geopend. Mijn linkse vrienden vonden dat ik dat niet mocht doen, maar anderzijds was ik voor extreem-rechts daar ter plaatse ook niet welkom, onder meer omdat ik de hymne van de Palestijnen heb gecomponeerd. Maar met dat concert wilde ik de woordvoerder zijn van de Israëlieten die vrede willen, die in vreedzame coëxistentie willen leven met de Palestijnen, met de erkenning van elkaars waardigheid en gelijkheid.
Ik ben me er natuurlijk wel van bewust dat een dergelijke politieke opstelling risico’s met zich meebrengt. Zo ben ik in Parijs onder vier ogen gaan praten met terroristen, met gijzelnemers. En ik heb hun vlakaf gezegd dat zij met hun daden enkel het zionisme en het kapitalisme steunen. Zij moeten hun gijzelaars onmiddellijk vrijlaten en hun methoden veranderen, zoniet brengen zij schade toe aan het Palestijnse volk. Je ziet, ik ben nog volop met politiek bezig, maar dan politiek in functie van de vrede, van de vrijheid.
– En ook in functie van het milieu, als ik dat goed heb begrepen, want u verspreidt tijdens uw concerten een anti-nucleaire oproep…
M.T.: Het is een oproep tot een Europees referendum over kernenergie. Tijdens de ramp in Tsjernobyl was ik juist op een festival met duizenden jongeren en daarom is die idee bij mij gegroeid. In het belang van de toekomstige generaties moet zo’n referendum er komen. Met daaraan voorafgaand een uitgebreide informatiecampagne waarin ook de voorstanders hun zeg mogen hebben natuurlijk. Maar vooral wetenschappers moeten worden gehoord, opdat de omvang van het gevaar goed zou worden beseft tegenover de omvang van de winsten. In de beide Duitslanden heb ik voor deze oproep reeds meer dan vijftigduizend handtekeningen opgehaald.
Dat alles zal ik ook ter sprake brengen op het congres over vredescultuur waaraan ik mijn medewerking verleen. Want de cultuur moet niet alleen de vrede ten goede komen, maar ook het milieu, de werkomstandigheden enz. Ik versta bijvoorbeeld niet waarom men de werkloosheid niet oplost door arbeidsduurvermindering. Al die werkloosheidsuitkeringen dat kost toch ook geld! Van zodra ik François (Mitterand) nog eens zie, zal ik hem daarover eens aanspreken. Want het is toch godgeklaagd dat er enerzijds zoveel werkloosheid is en anderzijds de arbeiders te moe zijn om ’s avonds nog naar muziek te luisteren. Ja, tenzij dan naar rockmuziek natuurlijk.
Daarom moet vredescultuur ook een alternatief zijn voor het maatschappijmodel dat men de jongeren voorhoudt en waarin zij uiteindelijk alleen nog een uitweg vinden via druggebruik. Het zou immers ondertussen toch al lang geweten zijn dat onze huidige consumptiemaatschappij de mens niet gelukkig maakt.
“HET GRIEKSE VOLK EN IK, DAT IS EEN LOVE-STORY”
– Een laatste vraagje. Het boek dat de Australische Gail Holst (“Theodorakis, myth and politics in Greek music”) over u heeft geschreven in 1978 eindigt met een uitspraak van u die als volgt gaat: “Ik weet niet of er nog mensen zijn die echt naar mijn muziek luisteren”. Dat zinnetje heeft me gefrappeerd. Stelt u zich acht jaar later nog altijd deze vraag, vooral dan als ik deze enthousiaste menigte zie?
M.T.: Nou, het was een sterk gecontesteerd boek, nietwaar. Dat Australische meisje was zeer geïnteresseerd in Griekse muziek en vooral dan in die van mij, zodanig zelfs dat ze Grieks had geleerd en ook klavecimbel. Toen ze dan naar Griekenland is gekomen om dat boek te schrijven, heb ik ze in mijn groep opgenomen en kon ze op die manier de concerten meemaken. Dat was in de tijd van de fameuze overwinningsconcerten in 1975, toen we in voetbalstadions met soms 70.000 toeschouwers speelden. Ze heeft dan die geweldige euforie meegemaakt. Maar nadien kwam de ommekeer. Zowel van links als van rechts werd ik aangevallen, daarover bestond een soort van nationale unanimiteit. Zodus, twee jaar daarna maakte ze kennis met de andere kant van de medaille en zij heeft die tegenstelling eigenlijk zeer slecht kunnen verwerken. En toen ze dan eindelijk aan haar boek begon, lag het enthousiasme reeds lang achter de rug en had het plaatsgemaakt voor een diep pessimisme.
Dit gezegd zijnde, staan er toch heel wat waardevolle zaken in dat boek. Ze kent bijvoorbeeld heel goed de Griekse muziek en heeft de mijne zeer degelijk geanalyseerd. Maar die andere kant van mijn persoonlijkheid, daar heeft ze helemaal niets van begrepen. Misschien kan je daarvoor beter terecht bij het boek dat de Luxemburger Guy Wagner over mij heeft geschreven. Die man is tamelijk wetenschappelijk te werk gegaan. Het heeft hem dan ook tien jaar gekost om het werk te schrijven. Zelf heb ik het helaas nog niet gelezen, want het is in het Duits en voorlopig werd het nog niet vertaald.
Hoe dan ook, het beste is nog dat ik zelf mijn verhaal zal schrijven, want de anderen kennen toch altijd maar een gedeelte van mij. In Griekenland is het eerste deel reeds verschenen, het tweede in onderweg. Ik heb het de titel “De weg van de aartsengel” meegegeven en dat refereert aan een kleine byzantijnse ikoon die ik in mijn jeugd bezat en waaraan ik nog steeds met vertedering terugdenk. Ik beeld me in dat dit de aartsengel Michael voorstelde en dat die me heeft begeleid tijdens mijn jeugd. Dat die mij raad heeft ingefluisterd als ik voor belangrijke beslissingen stond. Waarom werd ik muzikant bijvoorbeeld? En waarom maak ik dit soort muziek en geen andere? Met andere woorden, in die autobiografie ben ik op zoek naar mezelf. Maar dan niet “à la recherche du temps perdu” maar “à la recherche du temps futur”. In de lente zal trouwens de Franse vertaling bij Flammarion verschijnen. Dat moet je dan maar eens lezen en dan zal je me beter begrijpen. Bijvoorbeeld die vraag over mijn verhouding tot het Griekse volk, dat zal u dan wel duidelijk worden. Die geschiedenis van het Griekse volk en mij, dat is een ware love-story. En zoals in alle echte liefdesgeschiedenissen is de logica daar helemaal zoek. Je houdt van iemand en dan gaat die weg en liefde verandert in haat. Haat en liefde zijn dus twee facetten van hetzelfde gegeven.
Voor de dictatuur bijvoorbeeld was er reeds die fantastische liefde. Maar dan wordt mijn werk verboden en ikzelf gevangen gezet, zodat mijn muziek wel in de koelkast werd gestopt, maar ikzelf min of meer tot een mythe uitgroeide. Dat is natuurlijk goed en wel, maar zo is er toch een generatiekloof van zeven jaar ontstaan dat de mensen mijn muziek niet hebben kunnen horen. Ze droegen me op handen als verdrukte componist, maar tegelijk kenden ze mijn composities niet. Als dan de bevrijding kwam, deelde ik natuurlijk wel in die euforie – op twee maanden tijd werden twee miljoen platen van mij verkocht, kun je je voorstellen? – maar kort daarop barstte er reeds kritiek los. Zo erg zelfs dat ik geen openbare concerten meer durfde te geven. Niet dat er geen volk zou op afgekomen zijn, dat niet, maar ik wilde niet dat men me zou zien in een gedeformeerde spiegel, begrijp je?
En dat is precies waar de regering van de PASOK (de socialisten van Papandreoe, RDS) heeft gedaan: zij heeft mijn muziek vervormd, vooral via radio en televisie. Van mijn duizenden liederen worden er maar een vijftigtal gespeeld. Hier in België kent men mijn oeuvre beter dan in Griekenland! Daarom dat ik een tijdje afstand heb genomen van Griekenland en die autobiografie heb geschreven. Maar wanneer deze wereldtournee achter de rug is, kom ik terug. Met mijn opera en met mijn andere muziek. En ik hoop dat ik deze keer het publiek zal kunnen veroveren, dat het eindelijk zal kunnen kennismaken met de échte Mikis Theodorakis!
Ronny De Schepper
(met heel veel dank aan Jo Van Driessche)
(*) De song waarover het gaat is “The Honeymoon Song”. Terug te vinden in het doosje The Beatles “Live at the BBC”. Het is nummer 28 op disc 1. In het infoboekje lees je op bladzijde 28 als auteurs : Theodorakis-Sansom. Het betreft het thema van de film Honeymoon uit 1959. Werd ook nog gezongen door Mary Hopkin. En de vocale versie (n.a.v. de film?) kwam uit in ’59, gezongen door Marino Marini and his Quartet. (Met dank aan Jean-Pierre Goossens en Johan de Belie)
(**) Wat die langspeler “All time greatest hits” aangaat: heeft Theodorakis ooit wel “hits” gehad? “Zorba de Griek”, natuurlijk, maar dat vinden we op deze elpee niet weer, evenmin als andere filmmuziek zoals die van “Z”. Mijn persoonlijke lievelingsnummers, “To mesimeri” en “Imaste dio” uit “Songs for Andreas” vinden we hier ook niet weer, misschien omdat het politiek geïnspireerde liederen zijn en Theodorakis niet enkel de Griekse KP maar ook het politieke engagement tout court een beetje de rug heeft toegekeerd.
Voor mij zal Mikis Theodorakis immers onvergetelijk blijven zoals hij te zien was op het eerste concert in het “bevrijde” Athene. Frans Boenders mag dan al beweren dat hij het verzet meer kwaad gedaan heeft dan goed (onder andere omdat hij tijdens zijn gevangenschap bevriend raakte met beulen als Vasilis Lambrou en dus een voorkeursbehandeling kreeg), uit het enthousiasme van het publiek bleek duidelijk het tegenovergestelde.
Theodorakis was in contact gekomen met het marxisme toen hij in 1941 voor de eerste keer de doos werd ingedraaid wegens het afranselen van een Italiaans officier (Griekenland was toen bezet door Mussolini). Hij zou nog kennis maken met de tralies wegens acties tegen de nazi’s, de Engelsen en tenslotte de Amerikanen. Op het moment van de putsch (21 april 1967) was Mikis parlementslid. Hij voerde onmiddellijk oppositie en in augustus had men hem dan ook al bij z’n lurven. Hij werd verbannen naar diverse plaatsen in Griekenland (in Vrachati componeerde hij “Chansons pour Andréas” op eigen teksten naar aanleiding van het doodmartelen van zijn vriend Andreas Lentakis) en later – na bemiddeling van Jean-Jacques Servan-Schreiber – naar Frankrijk.
Een beetje gechargeerd tracht men het voor te stellen alsof énkel de muziek van Theodorakis het volk zou aangesproken hebben en dat zijn rivaal, Manos Hadjikadis, voor de bourgeois zou geschreven hebben. Men steunt hierbij vooral op het feit dat Hadjidakis de commerciële Nana Mouscouri als lievelingszangeres had (Mikis de overweldigende Maria Farantouri) en dat hij in zijn orkest ook instrumenten “vreemd aan de Griekse cultuur” had (maar ook Mikis gebruikte basgitaar en drums).
Melina Mercouri neemt echter de verdediging van Hadjidakis op zich en Melina kan men – zeker sinds ze Jules Dassin, de enige regisseur die op de zwarte lijst van McCarthy stond die wellicht inderdààd communist was, had ontmoet – moeilijk “rechts” noemen. Zij wijst erop dat haar plaat “Nooit op zondag” (muziek van Manos) uit de juke-boxen gehaald werd en wie ze thuis draaide kreeg de politie op z’n dak. Bovendien werd Hadjidakis onlangs ontslagen bij de Griekse TV, wat volgens Mercouri een bewijs is dat het nog steeds dezelfde rechtse figuren zijn die het voor het zeggen hebben in Griekenland.
Referentie
Ronny De Schepper, “Ik zal Griekenland heroveren”, De Rode Vaan nr.48 van 27 november 1986
Dank voor de mooie artikel!
LikeGeliked door 1 persoon
leeft maria Farantouri nog
LikeLike
Jazeker. Ze is 73.
LikeLike