Gudrun Pausewang, een Duitse schrijfster van vooral kinder- en tienerboeken, zou vandaag 95 jaar geworden zijn, maar ik zie nu dat ze reeds op 23 januari 2020 is overleden.
De auteur is me eigenlijk totaal onbekend, buiten het feit dat ik ze eens aantrof in een reclamecatalogus gerangschikt naast Heinz Konsalik en Mario Simmel. Dat kan dan misschien wel waar zijn voor haar literatuur voor volwassenen, haar jeugdboeken staan mijlenver verwijderd van dit kleverige heimatromantisme. Integendeel haar afstandelijk gehouden realisme (wat meteen insluit dat ze evenmin op de moraliseertoer gaat) is een van de grote aantrekkingspolen.
Een van haar bekendste boeken is « En straks komt Emilio », uitstekend uit het Duits vertaald door Saskia Huisman en Marie-Louise Verbakel, alleen is de transpositie van Berlijn (?) naar « een Nederlandse stad » (Amsterdam?) niet zo geslaagd. Ergens blijft het werk door en door Duits. En waarom niet trouwens ?
De problematiek is immers universeel : onze houding tegenover gastarbeiders. Pausewangs uitgangspunt lijkt gezochter dan het overkomt : een jongetje, Martin, leeft met zijn moeder in een barak met als buren vier Spanjaarden. Martin heeft zijn vader nooit gekend (ook voor zijn moeder is deze overigens zo goed als een onbekende gebleven), heeft geen vriendjes (wordt uitgelachen om zijn wijd uitstaande oren) en leert slecht op school. Martin is echter geen rebel, hij aanvaardt gelaten zijn lot en hoopt op betere tijden samen met zijn enige vriend, de oude Anton van het autokerkhof.
Kun je je een avontuurlijker omgeving voorstellen om wildwest- en gangsterverhalen te verzinnen ? « Martin liep dwars over het autokerkhof. Rechts en links van hem lagen hoge bergen oude auto’s en onderdelen. Helemaal achterin de hoek kroop hij tussen een paar verroeste vrachtwagens door en daar stond zijn auto, een rode Opel Kadett, die hij gezellig had ingericht. Er hing ook een kalender, net als bij Anton in zijn keetje en de achterbank was net zo comfortabel als zijn sofa, of misschien zelfs nog wel fijner. Hij had van alle auto’s de mooiste uitgezocht. Dat vond Anton ook.» (Gudrun Pausewang, En straks komt Emilio, uitgeverij Lotus, blz. 14).
Martin zoekt ook meer contact met zijn moeder maar door haar werk in een restaurant is dit welhaast onmogelijk. Uiteindelijk is het via een poezenfamilie dat Martin in contact zal komen met de Spanjaarden en zal leren dat zijn omgeving hierop bevooroordeeld reageert. Wanneer die vooroordelen (via een verjaardagsfeest) uiteindelijk van de baan zijn, blijft er van racisme niet veel meer over. Tenzij bij verbitterde oude tantes, maar die zijn op andere gebieden even vervelend en verstard (cfr. de pantoffels die hij krijgt om het huis niet vuil te maken).
Wat de leeftijd betreft wordt dit boek aanbevolen voor 9- en 10-jarigen. Wij zouden deze aanbeveling echter willen uitbreiden tot alle leeftijden. Zelden werd het mechanisme van het racisme op een (h)eerlijker en zuiverder manier ontrafeld.
Tot slot nog dit : de « Emilio » uit de titel is niet één van de vier Spanjaarden. De titel is integendeel erg poëtisch. Maar daarvoor moet je natuurlijk weten wie Emilio wél is. En om dat te weten moet je het boek maar lezen. Je zal het je niet beklagen.
Referenties
Ronny De Schepper, De gastarbeiders en onze kinderen, De Rode Vaan nr.2 van 1982
Gudrun Pausewang, En straks komt Emilio, Uitgeverij Lotus, 127 blz.