Het is vandaag al twintig jaar geleden dat Mark Braet is overleden. Ik moet deemoedig bekennen dat zijn dood mij destijds is ontgaan. Er zal in de media wel niet veel aandacht aan besteed geweest zijn, neem ik aan. Ik heb ook geen bijdrage over de poëzie van Mark Braet in mijn computer zitten, al had ik toch wel verwacht dat Jan Mestdagh of Johan de Belie een dichtbundel van hem moeten hebben besproken in de wekelijkse poëzierubriek van De Rode Vaan. Ik heb wel een recensie uit De Morgen, maar zonder auteur of datum, waarvoor mijn excuses…
Zoals Bart Vonck in zijn monografie schrijft is Mark Braet vaak omgeven door « sluiers van een mysterieus stilzwijgen of suggereren die hijzelf zeer nauwgezet weet uit te zetten » (p.5). Over dat laatste twijfel ik. Hij heeft meestal zo weinig tijd (alhoewel nu blijkbaar meer), dat hij voor wie hem kent voorbij schuift als een schim, ongrijpbaar. Hij verdwijnt soms voor hele perioden, duikt plots weer op. En vaak is hij de afwezige aanwezige, een vriendelijk lachende dromer.
Hij heeft, geloof ik, geen diploma. Daar zit de oorlog en een vroege politieke keuze voor iets tussen. Maar hij bezit een diploma van het leven. Hij straalt daarbij een aanstekelijk enthousiasme uit, die in het prachtige vers uit ‘Variaties op een gegeven thema’ (1956) weergegeven wordt :
» …op de wijzers van de zon gaan staan
en springen. » (p. 22)
Mark Braet maakte zijn debuut in 1950 met ’18 stappen in de storm’. Het leverde het benijdenswaardige compliment op van niemand minder dan Willem Elsschot, die toen schreef dat « deze jonge dichter met de knapheid van een meester uiting geeft aan zijn woede en verontwaardiging over het onheil dat zinloze oorlogen ons periodiek brengen ». In de bundel ‘Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België’, uitgegeven door Prof. Jan Dhondt e.a. bij Uitgeverij S.M. — Ontwikkeling (1960), kan men een passage vinden over de jongere communistische dichters die in het tijdschrift ‘Voorpost’ (waar Frans Buyens een van de stichters van was) aan het woord kwamen: Georges Van Acker, Vic Van Saarloos, Staf Rummens e.a. « De meest talentvolle van de groep » merkt dr. Emiel Willekens verder op, « is stellig de Bruggeling Mark Braet die een strijdbaar, ongekamd, mannelijk vers schrijft en in 1957 een groot deel van onze letterkundige wereld samenriep voor een actie tegen de atoombom. »
Bovenstaande kritiek geeft meteen twee thema’s aan die sterk het (vroege) werk van Mark Braet bepalen, nl. de oorlog, en de strijd en het verzet ertegen. Ze zijn zeer concreet aanwezig: het ouderlijke huis in Nieuwpoort wordt door bommen vernield.
Mark was dus een “kameraad” en als dusdanig heb ik hem vaak ontmoet, zowel in Brussel als in Gent. Ik vond hem altijd een goedlachs en sympathiek figuur. Ik heb zelfs nog eens bij hem gesolliciteerd, herinner ik me nu, namelijk bij de vriendschapsvereniging België – USSR, waarvan hij van 1970 tot en met 1986 nationaal secretaris was. Mijn sollicitatie situeert zich vlak voor mijn aanwerving bij De Rode Vaan in 1978. De reden waarom het niet doorging was trouwens dat ik die kans kreeg om bij de Vaan aan de slag te gaan en dat lag dan toch meer in mijn lijn. Vóór die tijd was Mark van 1963 tot 1970 politiek secretaris van de KPB, federatie West-Vlaanderen, en tevens lid van het centraal comité van de partij. Op Wikipedia leer ik verder nog dat hij na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie samen met Raoul Vanderstockt, Carlos Van Vooren en Johan Ghyselen stichtend lid en oprichter was van de nieuwe vriendschapsvereniging Spoetnik, die de vriendschap met alle democratische krachten in de landen van de voormalige Sovjet-Unie met vrijwilligers wenste voort te zetten. Zelf heb ik hem nog geïnterviewd “aan het lijntje” ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag:
“Op 7 juli wordt de auteur van « Achttien stappen in de regen », « Bagatellen », « Variaties op een gegeven thema », « Liefde mijn huis », « Alles 1 wereld », « Afscheid nemen », « Onbewoonbaar verklaard », « Een voltooide zomer » en « Liefde het meervoudig woord » zestig jaar. Mark Braet dus, bij onze lezers ongetwijfeld evenzeer bekend als partijmilitant dan als dichter. Al ligt deze drempel van wat men in West-Vlaanderen « een schonen levensavond » pleegt te noemen nog wel een eindje af, dan waren wij er toch nu reeds bij om Mark te feliciteren, aangezien hem op 22 juni een « liber amicorum » wordt aangereikt in ’t Leerhuys in Brugge. De gevierde brengt ons echter in verwarring door als het ware uit de lucht te komen vallen.
Mark Braet : Wat ? Ik zestig ? Waar haal je dat uit ? Dat is een mythe ! Ik voel me veertig !
— Dat kan ik geloven, maar laten we toch maar de puntjes op de i plaatsen: volgens de burgerlijke stand is het toch juist, of niet ?
M.B. : Het is helaas juist. Maar eigenlijk voel ik me amper veertig. Amper.
— U vindt het dus, als ik dat zo hoor, niet zo’n prettige verjaardag ?
M.B. : Je moet nu eenmaal zoiets onder de ogen durven zien. Willen of niet, maar ik treed nu de winter van mijn leven binnen, om het met een dichterlijke uitdrukking te stellen. De lente, de zomer en de herfst zijn dus blijkbaar voorbij, niettegenstaande ik op 7 juli geboren ben in de namiddag om 14 u, dus in de stralende zon. Dat voor de mensen die van horoscopen houden.
— En hoe ziet u zelf die « winter » ?
M.B. : Ik zou een aantal dingen willen voltooien waarmee ik al lang bezig ben.
— Zoals ?
M.B. : Wel, ik ben bezig aan… het is geen roman, het is een collage van allerlei dingen uit mijn leven of die er verband mee houden. En dat zou ik willen voltooien.
— En u hééft inderdaad wellicht een boeiend leven achter de rug, want ik neem aan dat de combinatie dichter-communistisch politicus in onze contreien en zeker in West-Vlaanderen, een ongewone combinatie is ?
M.B. : Dat is een ongewone combinatie, maar ook een zeer moeilijke, want ze is me niet altijd in dank afgenomen. Dat heeft mij b.v., voor zover men daar veel belang kan aan hechten, de Arkprijs van het Vrije Woord gekost. Men streefde immers altijd naar een consensus en één lid van de jury was van oordeel dat het « vrije woord » en communist zijn onmogelijk kon samengaan.
— En in welke periode situeerde zich dat dan ?
M.B. : Ja, dat was nog een beetje een uitloper van de Koude Oorlog. De naam van het jurylid ken ik niet, maar dat het zo gegaan is, weet ik van mijn goede vriend Willem Pée die toen ook in die jury zat.
— Ondertussen is daar blijkbaar wel wat verandering in gekomen, want ik merk dat voor uw « liber amicorum » b.v. ook André Demedts een bijdrage zal leveren ?
M.B. (verbaasd): Ha ? Dat is vriendelijk van hem. Maar goed, het blijkt dat dit een initiatief is van een zekere John Heuzel, de man die « Kruispunt » nieuw aanzien heeft gegeven en bredere wegen heeft opgestuurd. U weet, « Kruispunt » is ook één van mijn kinderen, verwekt in een tentje nabij Perpignan in de jaren vijftig.
— Ha zo ?
M.B. : Wel ja, ik stond daar met mijn tentje in die weide en ik dacht aan een tijdschrift, dat naar mijn mening geen politiek tijdschrift mocht zijn, maar een kruispunt van gedachten, van stijlen enz. Het is trouwens Willem Elsschot die het eerste nummer heeft ondersteund met een begeleidende tekst. En ik durf toch wel zeggen : « Kruispunt » is toch het eerste tijdschrift geweest waarin een zekere Bernlef, die nu toch al een beetje beter bekend is, heeft gepubliceerd. We streefden er immers toen reeds naar om daar ook mensen uit het buitenland bij te betrekken. En nu zijn die doelstellingen dus overgenomen door John Heuzel die blijkbaar de grote promotor is geweest van dat « liber amicorum » en ik zal me daar dan maar moeten bij neerleggen, hé. Ik lees hier zopas ook in « De Standaard » dat er in Brugge iets zal plaats hebben…
In afwachting wilden wij nu al via de telefoon symbolisch een bloemetje aanbieden, waarop Mark gevat zei : « Als ’t maar een rood bloemetje is ! » Want als trouwe lezer van deze rubriek beseft hij blijkbaar dat wij ons iedere week een punthoofd zoeken naar een passende pointe om mee af te sluiten.
Referentie
Jan Draad, Mark Braet aan het lijntje, De Rode Vaan nr.24 van 1985
Ik zie dat jij het hebt over Mark Braet. Inderdaad, in de RV van 14.11.86 besprak ik zijn bundel ‘Verdriet waarop men danst’ en in datzelfde nummer vermeldde ik hem blijkbaar nog in een artikel over het Nerudafonds.
LikeGeliked door 1 persoon