De Nederlandse schrijver Oek de Jong viert vandaag zijn zeventigste verjaardag (foto YouTube)

Oebele Klaas Anne (Oek) de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952 als zoon van voormalig staatssecretaris Klaas de Jong. Hij studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en debuteerde in 1975 met De onbeweeglijke Tze in het literair tijdschrift Hollands Maandblad. In 1977 verscheen De hemelvaart van Massimo, een verzameling korte verhalen waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs kreeg. In 1979 volgde zijn doorbraak met Opwaaiende zomerjurken, een roman die met de Ferdinand Bordewijk Prijs bekroond werd. 

De hoofdfiguur Edo, die bij de aanvang van de roman acht jaar is, kiest voor het leven. Hij zal zijn leven anders indelen omdat misschien nadien alles beter zou gaan.

Wanneer hij als 17-jarige in de zee wil vrijen met zijn tante weert zij hem af, maar nadien ziet hij ze toch weer. Desondanks heeft hij twijfels. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen de keuze van leven en dood, de radeloosheid van de chaotische wereld om hem heen. Niemand neemt hem serieus denkt hij. Hij voelt zich als een last voor de anderen. Niemand begrijpt hem. Hij mist een vaderfiguur.
Zijn vader is officier en journalist en wordt opnieuw opgeroepen door het leger. Zijn broertje en zusje gingen naar oom Marnix en tante Linde. Die leiden een goed, gezellig en zelfstandig leventje en Edo komt goed overeen met zijn tante. Zijn oom is echter een beetje jaloers, en er ontstaat een gespannen relatie tussen de drie personen. Edo wordt meer en meer verliefd op zijn tante en op een dag laat hij dat ook goed blijken. Hij denkt aan niets anders meer dan aan seks en aan haar blote lichaam. Hij durft niet goed meer met zijn oom praten, maar telkens hij met zijn tante praat is hij in de wolken. Toen Edo een briefje schreef aan zijn oom waarop stond “Simone naait niet alleen met Eddie, leer dat maar uit het hoofd” werden beiden agressief en Edo raakte zijn oom op zijn brilglazen.
Kortom, hij zoekt naar de zin van zijn bestaan en naar zijn plaats in de wereld. Voorlopig is hij meer bezig met zichzelf. Hij probeert dingen uit: masturbatie zowel als schrijven. Hij probeert een boek te schrijven over zijn korte bestaan voordat hij gaat varen. Eigenlijk probeert hij daarmee de aandacht te trekken van zijn moeder maar tevergeefs. Zijn vrienden Tennis en Mario zijn ook geen mannen van veel woorden. De dialogen beperken zich dus tot stramme gesprekken zoals met zijn tante.
Edo is ondertussen 24 jaar oud. Samen met zijn vriendin Nina is hij naar Egypte gereisd, op de terugreis leert hij een andere vrouw, Marta Lindert, kennen en al gauw is Nina afgeschreven. Op het einde zeilt hij in een bootje. Het kantelt om en hij denkt dat hij zal verdrinken maar dat is niet zo.
Het boek is zeer goed verstaanbaar maar de overschakeling naar vroegere gebeurtenissen strekken vaak nogal lang uit zodat je je daarop gaat concentreren en dan opeens komt het gewone verhaal terug. De titel wordt als volgt verklaard: toen Edo op een dag met zijn moeder en haar vriendin aan het fietsen waren waaiden de jurken van zijn moeder en haar vriendin in de wind. Edo speelt op dat moment met de gedachte dat hij in de wolken zit. Vergelijk de titel van het boek ook met de film “The seven year itch” met Marilyn Monroe en haar opwaaiende jurk (Roddy De Schepper).

Zes jaar later, in 1985, verscheen Cirkel in het Gras. Deze roman was in vergelijking met de bildungsroman Opwaaiende zomerjurken van een heel ander slag, veeleer een ideeënroman.

Hierna volgde tussen 1985 en 1995 een stillere periode, die De Jong in interviews een “donkere tijd” noemde. In deze tijd maakte hij onder andere deel uit van de “Platoclub” rond de schrijfster Andreas Burnier. Hij gaf in deze periode gastcolleges aan de universiteiten van onder andere Amsterdam (1986) en Leiden (1993) en gaf les in proza schrijven (onder meer aan de nog niet gedebuteerde Joost Zwagerman en Marcel Möring). Daarnaast begon hij aan zijn dagboek en deed vrijwilligerswerk met geestelijk gehandicapten.

In 1993 verscheen De inktvis, een kleine bundel novellen, die bij critici minder weerklank vond dan zijn eerder werk. In een essay Niet-handelen, niet-weten deed De Jong een poging zijn verhalen te verklaren. Het werd opgenomen in Een man die in de toekomst springt, een bundel essays en reisverhalen die tussen 1995 en 1997 geschreven werd: In 1998 won dit boek de Busken Huetprijs. De Jong was van 1998 tot 2000 redacteur van De Revisor.

De grote roman Hokwerda’s kind bracht hem in 2002 weer in de belangstelling en werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en de Gouden Uil. In 2012 verscheen de verhalenbundel Brief aan een jonge Atlas. Deze bundel bevat autografische verhalen die De Jong aan het begin van zijn schrijverschap schreef. In oktober van dat jaar 2012 verscheen Pier en oceaan, waaraan hij ruim acht jaar gewerkt had. Voor deze roman, die hij zelf zijn magnum opus noemde, kreeg hij de Ferdinand Bordewijk-prijs 2013, de Zeeuwse Boekenprijs en de Gouden Uil 2013. Vanaf 2015 werkte hij opnieuw aan een grote roman, die in september 2019 verscheen onder de titel Zwarte schuur. (Wikipedia)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.